27-07-2014 t/m 10-08-2014
Op weg naar de Dordogne kamperen we halverwege één nacht in Sens. De kortste route is via Parijs, maar we zijn er met een boog omheen gegaan. De drukte rond de hoofdstad voelde vooraf aan als een haast niet te nemen barrière. Het is hoogseizoen, de Fransen krijgen vakantie en in het zuiden van Nederland is de bouwvak begonnen. Bovendien is het de laatste dag van de ‘Tour de France’, traditiegetrouw in Parijs. Onze tocht gaat daarom binnendoor via Reims, langs gedeeltelijk tolweg, langs gedeeltelijk ‘route national’. Soms maken we een omweg en volgen we kleinere wegen zodat de route afwijkt van het voorgenomen plan. Wat wil je ook met wegenkaarten die minstens tien jaar oud zijn? Een tomtom zou wel handig zijn nu navigatie in de auto bijna standaard is! Kriskras gaat het richting Dordogne. Het schiet niet op, maar dat geeft niet, want we hebben geen haast. Zo over de heuvels en velden zien we nog iets van Noord-Frankrijk. Tegen de avond komen we aan in Sens waar we een camping vinden. Het is niet toeristisch, niet druk en de overnachting is ook niet duur.
Sens ligt in het uiterste noordwesten van de regio Bourgondië, in het departement Yonne en aan de rivier Yonne. Sens is een oude stad, gesticht door de Kelten en later woonden er de Romeinen. Nu is het nog bekend vanwege zijn oude, indrukwekkende kathedraal. Even leuk om er langs te lopen. In de nacht regent het. De volgende dag rijden we met een nat ingepakte tent weer verder.
Langs rode lijnen op de kaart en over tolwegen rijden we naar het zuidwesten, naar de Dordogne. De tolwegen zijn dan wel prijzig, het gaat sneller, en nu ook gerichter. Bijna op de plaats van bestemming volgen we de ‘route national’. De lucht wordt donker en het begint hard te regenen. De natte weg, zwart in het onbekende rotsachtig bos, ziet er onheilspellend uit. Er staan evacuatieborden die je moet volgen in geval van zware regen en modderstromen. Als chauffeur denk ik aan de dreiging van natuurgeweld dat ieder moment kan plaatsvinden. Gelukkig niet. Het is een hevige bui, daarna klaart de hemel weer op.
In Souillac vinden we een geschikte plek aan de rivier de Dordogne met uitzicht op een mooie brug. Tijdens de tent opzetten begint het opnieuw stevig te waaien en te druppelen. Gelukkig hebben we de dagen erna goed weer. De temperatuur blijft boven de twintig graden. Af en toe valt er een beetje regen, maar een jas hebben we niet nodig.
De camping ligt langs de ‘route national’ en daardoor arriveren er in de avond veel passanten voor een tussenstop naar het zuiden. Overdag is het weer rustig. De plekken aan de rivier zijn permanent bezet met tenten, caravans en kampeerwagens. Op het grasveld bivakkeren Franse jongeren van de scouting, dan weer een Nederlandse groep fietsers. Elke dag komen er eenden en ganzen langs de tenten gelopen, soms erg vroeg met veel lawaai. Dan zijn er weer Franse kwajongens die met een katapult op de ganzen schieten. Het jachtinstinct is bij de Franse jeugd nog niet verdwenen, ze zullen niet zoals de Nederlanders lief de eendjes voeren.
Eend en gans is het voedingsproduct van deze streek. Overal zie je borden met Foie Gras, producten als paté en vlees van gans en eend. Er zijn vele winkels die voornamelijk deze producten verkopen, de schappen in de supermarkt staan er vol mee. De prijs is vele malen hoger dan een vertrouwd blikje paté. Tien tot vijftien euro voor een klein blikje. Eenmaal zie ik bij de Lidl een blik voor vier euro. Later zie ik precies hetzelfde blik in een speciaalzaak voor tien euro. Je zou zeggen dat streekproducten in de streek zelf goedkoper moeten zijn; hier gaat dat dus niet op.
Hetzelfde geldt voor een ander streekproduct: de walnoot. In de omgeving staan vele bomen, het is de notenstreek. Ook achter de camping is een grote boomgaard met vele rijen walnotenbomen. In het begin wist ik niet wat voor een soort boom het was met aan de takken telkens vlak bij elkaar twee groene vruchten. In eerste instantie dacht ik aan een perenboom. Ik zag een gevallen vrucht en pelde het omhulsel. Daar zaten dus walnoten in.
In de winkels en plaatselijke markten verkopen ze notenolie. Al honderden jaren worden in de Dordogne walnoten geperst tot olie. Dat de olie prijzig is is te begrijpen, maar zelfs in de supermarkt is een netje met walnoten veel duurder dan in Nederland.
Een ander streekproduct in de Dordogne is natuurlijk wijn, waarvan er genoeg flessen zijn die in tegenstelling tot eend en noot niet duur zijn. De eerste levensbehoefte van de Fransen moet natuurlijk goed betaalbaar zijn. Er zijn goed drinkbare huiswijnen van twee euro per fles, wellicht gezonder dan een duurdere frisdrank, mits natuurlijk met mate gedronken. Zelfs bier met een lager alcoholpercentage is relatief duurder dan huiswijn.
Aan de oevers van de Dordogne zijn door het gunstige zachte klimaat vele wijngaarden. In vaktaal kan men zeggen dat de smaak van wijn hier in het zuidwesten van Frankrijk soepel, fruitig en vooral plezierig is. Kortom de wijnen uit de Dordogne smaken naar wijn. Bekende namen zijn Bordeaux, Bergerac en in de Lot de wijnen van Cahors.
En als dat niet genoeg is dan zijn er nog altijd zonnebloemen in Frankrijk, zoals deze velden bij Souillac.
Souillac behoort tot de regio Midi-Pyrénées en departement Lot en ligt aan de rivier de Dordogne. Enkele kilometers naar het westen is de grens met het departement Dordogne in de regio Aquitanië.
Om het nog makkelijker te maken zijn er nog oude provincienamen of landstreken. De Lot met Souillac behoort tot de Quercy; het departement Dordogne tot een voormalig graafschap, de Périgord.
De rivier Dordogne stroomt vanaf de bergen in het Centraal Massief naar het westen richting Atlantische oceaan. Dat is te merken als ik probeer te zwemmen, het water is bar koud en de stroming is sterk. De rivier is hier wel honderd meter breed en vrij ondiep, 25 meter vanaf de oever komt het water tot mijn buik. Als ik tegen de stroom in probeer te zwemmen, ga ik achteruit. Het water is helder en vele kleine vissen zijn zichtbaar. De bodem is bedekt met stenen, met mijn slippers aan probeer ik naar de overkant te lopen. De stroming wordt onder water heviger waardoor het klittenband van mijn slippers loslaat. Door de krachtige stroom kan ik deze bijna niet meer vastmaken, zodra ik mijn voet optil of het bukkend probeer, dreig ik uit balans te geraken. Met moeite ga ik terug naar de kant. Ook al is het niet diep, ik neem niet de proef me met de stroom mee te laten sleuren of om naar de overkant te gaan.
De rivier is druk met kanovaarders, ook voor hen geldt dat de stroom één richting opgaat. Op de camping komen ook gasten in een kano aan. Ze kamperen langs de rivier om de volgende dag weer naar een volgende bestemming te gaan. Er komen ook groepen aan waarbij de kano’s later door een bus met aanhanger worden opgehaald.
Souillac is een goede stek om te verblijven. Langs de rivier kan je fijn wandelen, het dorp is niet te ver weg. Het oude centrum is mooi en klein, levendig met terrassen en geregeld is er een locale markt. Er zijn wat oude straten met leuke winkels en aan de buitenkant zijn er meerdere grotere supermarkten. Het is een goede uitvalsbasis om de streek te verkennen. Elf nachten blijven we hier om in een straal van vijftig kilometer alle kanten op te rijden.
Dit is een gezellige stad waar genoeg te zien is. Het ligt 30 kilometer ten westen van Souillac. De oude kern heeft nog een middeleeuws karakter, de huizen zijn gerestaureerd, de goudgele stenen geven een aangename sfeer. Het is druk met toeristen. Er zijn winkels, restaurants en gezellige smalle straten die soms steil omhoog gaan. Het stadje trekt muzikanten en kunstenaars aan. Rondom een plein staat het vol met mensen, er is een act van straattheater aan de gang. Een man is aan het jongleren en doet acrobatische toeren. Hij doet het goed, na afloop krijgt hij een groot applaus. Als hij rondgaat met een omgekeerde grote paraplu is deze even later goed gevuld met toegeworpen munten en ook een niet gering aantal briefjes van vijf en tien euro.
Omdat het gezellig is en er veel te zien is, bezoeken we Sarlat nog een keer.
Tien kilometer ten zuidoosten van Souillac ligt aan rivier de Dordogne het plaatsje Lacave met 100 meter vanaf de rivier de Grotten van Lacave. Met een smalle trein die via een eveneens smalle tunnel de rots ingaat worden we naar het beginpunt van de grotten gebracht. Vanaf hier wandelen we met een gids via trappen naar het grottenstelsel met meerdere toonzalen. Verbazingwekkend is de schoonheid van onze aarde zo ver onder de grond. Een stil watertje weerspiegelt de stalactieten en stalagmieten, waardoor de pracht dubbel zo groot lijkt. Ergens anders is de grot met UV-lampen verlicht, waardoor in de donkere ruimte alleen de druipende druppels een blauwe gloed reflecteren. Een supermooi beeld dat haast niet meer aards lijkt. Een bezoek aan deze kalksteengrotten is zeker een aanrader.
Vanaf Lacave tien kilometer verder naar het zuidoosten ligt Rocamadour. Deze stad is gebouwd op een rots. We parkeren de auto op een veld onderaan de berg en klimmen naar het zeer toeristische stadje met zijn nauwe straatjes. Het is een behoorlijk hoogteverschil en daarom is er ook de mogelijkheid met een treintje omhoog te gaan. Rocamadour is ook een bedevaartsplaats, na Lourdes de meest bezochte van Frankrijk. Bovenop de rots zijn de heiligdommen via uitgehouwen traptreden te bereiken. Er is ook een weg met een reeks van kapellen. Via de trap van 223 treden komen we boven op een pleintje bij de heilige gebouwen. Er worden gratis bekertjes water uitgedeeld wat een groots geschenk lijkt na deze klimtocht in de hitte. Er is nog een engelstalige rondleiding waarbij we in ruimtes komen die anders gesloten zijn. Daar zien we ook een uitvergrote foto die we herkennen, nl. een haven met de kerk van Camaret-sur-Mer, een plaats in Bretagne aan de westkust in het departement Finistere waar we vorig jaar op vakantie zijn geweest. Vanaf de camping hadden we zelfs uitzicht op de gebouwen van de foto. Het kerkje heeft connecties met Rocamadour en is genaamd: la Chapelle Notre Dame de Rocamadour. De verbroedering dateert uit 1183 toen een pastoor vanuit Camaret een pelgrimstocht naar Rocamadour maakte waarna de kapel is ontstaan. Dat we hier in Rocamadour die plek in Bretagne op de foto zien is toch wel apart.
Rocamadour is een oude stad. Pelgrims komen al vanaf de 9e eeuw hier naar toe.
De naam Rocamadour komt van: de rots van Sint-Amadour, een heilige die volgens een legende op deze plek een kluizenaarsbestaan leidde. In de kerk is nog een tombe van Sint-Amadour en een beeld van de zwarte madonna.
Vanuit Souillac veertig kilometer naar het noordwesten ligt Montignac. Hier vlakbij in de vallei van de Vézère liggen de grotten van Lascaux. In 1940 werd deze grot met een groot aantal rotswandschilderingen ontdekt. Het zijn prehistorische schilderingen van dieren als paarden, stieren, bizons, herten, neushoorns en rendieren. Dateringen wijzen uit dat ze ongeveer 17000 jaar geleden gemaakt zijn. Het is de rijkst beschilderde prehistorische grot die tot nu toe ontdekt is. De tekeningen met aardkleuren zijn goed bewaard gebleven en getuigen van een fenomenaal staaltje prehistorische kunst. De grot werd toegankelijk gemaakt voor het publiek en druk bezocht. De ruimte was nu niet meer zoals voorheen hermetisch van de buitenwereld afgesloten. Door de ademhaling van de mensen en meegebrachte sporenelementen begonnen bacteriën en schimmels de schilderingen op het kalksteen aan te tasten. In 1963 werd daarom de grot voor het publiek gesloten.
Daarvoor in de plaats werd een replica gebouwd die wel geschikt was voor een massale toeloop. De bouw startte in 1972 op 200 meter van de grot en was in 1984 gereed.
Wij bezoeken deze grot die Lascaux ll wordt genoemd. In Montignac hebben we entreekaarten gekocht. Vooraf dachten we dat dit een probleem zou zijn en dat er enorme wachttijden zouden zijn in het hoogseizoen. Binnen vijf minuten echter hebben we onze kaarten en nog geen uur later begint de rondleiding al met een Nederlandstalige gids. De rondleiding van ongeveer drie kwartier is erg indrukwekkend. We wanen ons even in een magisch dierenrijk. De grot is bijna een exacte kopie van het origineel, de afmetingen zijn met een afwijking van een paar milimeter nagenoeg hetzelfde. De schilderingen zijn precies nagemaakt met dezelfde soort pigmenten als destijds. Het is gissen hoe in de prehistorie de kunstwerken tot stand zijn gekomen. De gids zegt dat ze gemaakt moeten zijn door een select gezelschap van artistiekelingen en kunstenaars, en niet door de gewone man. Een beetje zoals Michelangelo, Botticelli en andere kunstenaars de Sixtijnse Kapel in het Vaticaan hebben geschilderd. De 17000 jaar oude rotsschilderingen spreken nu nog tot de verbeelding. Waarschijnlijk was het tekenen van deze dieren een ritueel voor de jacht. In de grotten zijn ook veel platte, komvormige stenen gevonden. De gids vertelt dat dit niet zomaar stenen zijn maar slim bedachte lampen. De stenen werden gevuld met rendiervet en vervolgens met vuur aangestoken. De lampen brandden en gaven wat licht in de duisternis om aan de creaties te kunnen werken. Of om de tot stand gekomen mythische ruimte te bekijken. De dieren zijn vaak uitgebeeld alsof ze in beweging zijn, en dat versterkt met het flakkerende licht, moet in de grot een mooi schouwspel zijn geweest.
Ook al is het niet de originele grot, maar 200 meter verder en 17000 jaar later, in deze replica kunnen we nog van de prehistorische kunst genieten.
Westwaarts langs de Dordogne
We rijden langs de Dordogne westwaarts en bezoeken een stel stadjes. Vanaf de weg in de verte valt Montfort al op. De aandacht wordt getrokken door het kasteel dat boven de kronkelende rivier uitspringt en een schitterend plaatje biedt van de vallei van de Dordogne. Het dorp Montfort is klein en een wandeling waard. Ook vanaf hier is het genieten van het uitzicht over de rivier en het landschap.
Verder naar het westen langs de rivier passeren we La Roque-Gageac. Dit dorp biedt een werkelijk schitterende aanblik door zijn grote goudkleurige rotsberg. Het karakteristieke langgerekte dorp bestaat voornamelijk uit een hoofdstraat met fraaie huizen die voor de hoge rotswand zijn gebouwd. Het is echter te druk om er te parkeren.
Verderop stoppen we in Beynac, een iets groter dorp dat evenals La Roque-Gageac tot de “Les Plus Beaux Villages de France” behoort. Het is overal betaald parkeren, maar bij toeval vinden we een parkeerplaats die nog niet af is en daardoor gratis. De huizen in het dorp zijn op de rots gebouwd en bovenaan staat een fraai kasteel. Er komt wel wat klimwerk aan te pas, maar het is zeker de moeite waard Beynac te bezoeken.
Tot slot rijden we naar Domme, even terug en aan de andere kant van de rivier. Het is een oude stad met ommuurde vesting boven op de berg. Hier lijken we niet te ontkomen aan betaald parkeren, maar als we de auto wegzetten, krijgen we een parkeerticket dat nog heel de dag geldig is van een vriendelijke Française die net weggaat. Iemand anders wil er ook al één aanbieden, maar twee kaartjes is echt teveel van het goede.
Domme hoort ook bij de mooiste Franse dorpen. Het heeft nog het middeleeuwse karakter met stadsmuren en stadspoorten. Boven op de berg is er door de hoge ligging een geweldig ver uitzicht over de vallei van de Dordogne.
Bij het verlaten van de parkeerplaats geven we onze dagkaart weer door aan een arriverend Nederlands gezin.
De volgende dag, na het middageten met de daarbij behorende rode wijntjes, snapt de parkeerwachter maar niet waarom de opbrengst van gisteren zo laag is.
Een klein dorp waar niet zo veel te beleven is, 15 kilometer naar het westen. Er is een bourg uit de 11e eeuw, een kerk en een paar mooie huizen. We zijn naar Carlux gekomen om een tuin te bezoeken. In het dorp bij het bord “Les Jardins de Cadiot” parkeren we de auto. De straten zien er zo smal uit dat we beter te voet kunnen gaan. Verder dan gedacht is het nog wel een half uur wandelen tot de tuinen. Een mooie wilde tuin waarvan de entree een beetje aan de hoge kant is. Tuinen zijn niet mijn ding dus Inge gaat alleen, terwijl ik ondertussen de auto ga ophalen. Ik geniet wel van de gratis planten in het wild, zoals langs de weg heerlijke bramen. Teruggekomen bij de ingang zet ik een makkelijke tuinstoel op en ga lezen. Het is rustig op de parkeerplaats, er is slechts een enkele tuinliefhebber die via een reclamefolder ook de weg heeft gevonden. Een paar minuten later vlucht ik de auto in voor een harde regenbui. Even later komt Inge gelukkig nog droog uit de schuilplaats van de tuin. Goed dat ik de auto al gehaald heb, dat scheelt een natte wandeling.
Zuidwaarts naar de Lot
Vanaf Souillac is het 65 kilometer recht naar het zuiden. Cahors is een grotere stad en tevens de hoofdstad van het departement Lot. De stad ligt in een meander van de rivier de Lot en is bijna volledig omgeven door water. In de tijd van de Romeinen is Cahors ontstaan en in de middeleeuwen een belangrijke stad in Europa geworden. Blikvanger is de Pont Valentré, een brug gebouwd in de 14e eeuw, die met haar drie torens hoog boven de rivier het symbool van de stad is. Het is fijn wandelen langs de rivier en de oude stad met middeleeuwse straatjes is levendig. Gelegen in de vallei, midden tussen de wijngaarden is Cahors natuurlijk ook bekend om zijn wijnen.
Oostwaarts: ‘Vallée de la Dordogne’
Martel 15 kilometer naar het oosten, een klein maar gezellig dorp. Het heeft een groot overdekt plein met daaromheen drukbezochte restaurants. Ook zoals bijna elk dorp een kerk, hier weer een mooi bouwwerk. We zijn onderweg naar:
Zoals de naam zegt mooie plaats aan de Dordogne. Het hoort bij de regio Limousin in het departement Corrèze. Beaulieu ligt op de rechteroever van de Dordogne en is bekend om zijn mooie Romaanse kerk en zijn voormalig Benedictijnenklooster. De oude stad ligt vlakbij de kerk. Het is een doolhof van smalle straatjes met oude huizen. Beaulieu-sur-Dordogne is ook voor velen een aankomstplaats wanneer men gaat kanovaren over de Dordogne.
Weer westwaarts
De belangrijkste stad in de Vallée de la Vézère in de streek Périgord Noir, departement Dordogne. Het ligt 50 kilometer ten westen van Souillac.
Les Eyzies wordt ook wel de hoofdstad van de prehistorie genoemd, vanwege de vele prehistorische vindplaatsen van grotten en abri’s.
Er is een zeer interessant gratis museum over de prehistorie, met hoogstaande technieken zoals reconstructies van prehistorische mensen als Neandertaler en Cro-magnon.
Vlakbij op de route naar Les Eyzies liggen de Grottes du Roc de Cazelle. Een indrukwekkende rotswand langs de weg doet ons automatisch stoppen. Het is een soort klif in de rotsen met vele rotswoningen. Nu is het een interessant openluchtmuseum van de bewoning van deze plek door de tijden heen. De rotswand is al sinds de prehistorie bewoond, tot voor kort, want het laatste oude rotshuis werd pas in 1966 gesloten. Diverse huizen zijn er nog te zien, terwijl diorama's laten zien hoe de mensen vroeger leefden.
Een beschutte plek onder de rotswand wordt een abri genoemd. In de rotsen zijn vormen uitgehakt en overal zitten gaten waarin ooit palen hebben gestoken. Tegen de rotswand aan werd een wand van takken, bladeren, stro en klei opgebouwd. De woningen bleven op deze manier koel in de zomer en in de winter was het er redelijk warm.
Vertrek noordwaarts
is een klein stadje in het noorden van de Dordogne, in de landstreek Périgord Vert.
We verlaten na elf overnachtingen Souillac met de bedoeling in Saint-Pardoux de tent te gaan opzetten. Het is ongeveer 130 kilometer rijden over de kleinere wegen, een rechte weg ernaartoe is er niet. We doen er bijna twee en een half uur over. Dat we deze plaats uitgekozen hebben is vanwege het feit dat een ver familielid, een nicht van mijn vader en later haar dochter, hier een kasteel hebben gehad. Of dat nu nog het geval is weten we niet. Wel heeft mijn vader het kasteel 33 jaar geleden tijdens een vakantie bezocht. Later refereerde hij er nog wel eens aan, als de vakantieverhalen ten ronde gingen, hoe mooi het daar in de Dordogne was. Vlak voor onze vakantie zag ik er foto’s van, waarbij de naam St. Pardoux-la Rivière stond bijgeschreven. Er zou later een camping bij zou zijn gekomen, vernam ik, maar of de familie er nog in zat was onbekend.
Nu we toch in de buurt zijn gaan we kijken of het interessant is om daar nog een paar dagen te vertoeven. Door de geringe informatie zijn we nieuwsgierig geworden. Het is zelfs twijfelachtig of het de goede St. Pardoux zal zijn. In de index van mijn wegenkaart staan wel vijf plaatsnamen die met St. Pardoux beginnen, met daarachter nog een naam, waarvan één la-Rivière. Er is een redelijk kans dat het de goede is, maar anderzijds weet ik dat er een spoorweg zou moeten zijn, en die staat daar niet op de kaart.
Het is rustig in deze streek, de leuke dorpen die rondom Souillac talrijk waren, zien we hier niet. We zijn er niet gerust op dat dit een goede omgeving voor ons is; veel landbouw en een spoor van toerisme ontbreekt. In het dorp Saint-Pardoux lijkt het wel uitgestorven, het is er grijs, op dit middaguur zijn er weinig tekens van leven. Er staan twee wegwijsborden met een camping erop waarvan één met vermelding van château. Dat zou het wel eens kunnen zijn. We volgen het bord, maar de weg gaat de heuvels op en het dorp uit. Na 7 km aangekomen in een volgende dorp zonder nog borden te zien, draaien we om. Weer terug volgen we het andere bordje camping, maar een vervolgbord lijkt er hier ook niet te zijn. Bij toeval zie ik het toch, goed verscholen achter het struikgewas. Daar is ook de camping. We kijken: één tent, een gesloten hek en drie ezels. Dat is ook geen vakantiesfeer! Maar we geven niet op, we hebben toch niet voor niets heel dit stuk gereden. De camping met château, die moeten we vinden. Onderweg hebben we bij een huis waar een paar caravans stonden, een bord met Nederlandse eigennamen gezien. Daar gaan we het vragen en jawel, een Nederlandse vrouw weet dat er een camping met kasteel is en dat de eigenaar Nederlander is. Dat klinkt goed! Zal mijn achternicht er nog wonen? Het is dezelfde weg waar wij eerder omgedraaid zijn. We hadden veel verder moeten doorrijden. Het blijkt wel 15 kilometer verderop te zijn, in een heel andere plaats. Maar goed, we vinden het. We zien een drukke camping vol met Nederlanders én met een kasteel. Ik herken het van de foto’s.
Ik vraag bij de receptie of de bewuste familienaam bekend in de oren klinkt. De jongen weet het niet en vraagt het aan een oudere man, die de eigenaar blijkt te zijn. Ja, die mensen kent hij nog wel; de dochter lag in scheiding met haar man. Van hen heeft hij 28 jaar geleden het kasteel gekocht. De eigenaar heeft er toen nog grond bijgekocht en is er een camping begonnen met daarbij ook vakantiehuizen. Nu is het een luxe vakantieoord, een gezinspark met veel vertier voor de kinderen en goede zwembaden.
Het is niet het soort camping dat wij zoeken. Een overnachting is drie maal duurder dan onze vorige camping. Bovendien woont de familie er niet meer en in de omgeving is er voor ons niet veel te doen. Daarom rijden we verder naar het noorden, een stuk huiswaarts omdat het onze laatste tussenstap zal zijn.
Het wordt laat en we hinken op twee mogelijkheden: oftewel hier de afslag nemen bij Argentan-sur-Creuze of verder doorrijden om ergens bij de Loire te gaan staan. Die laatste optie zouden we gekozen hebben als we meer tijd hadden. Nu gaan we er hier af. Deze streek hebben we voor de vakantie aangemerkt als een eventuele tussenstop voor op de heenreis. Er is een natuurgebied en op google maps zag ik dat er veel campings waren. Maar de gebieden in Frankrijk zijn uitgestrekt en nu zien we geen enkele camping. We lijken binnendoor wel weer terug te rijden over boerenwegen waar we op een tractor na niemand tegenkomen. Dan gaan we de snelweg over, het punt waar we een uurtje geleden nog gereden hebben. Nu wel de goede kant op, maar geen sein dat er een overnachtingsplaats aankomt. Ik herinner me van de kaart dat er meren waren en een groot natuurgebied. Dan toch een bord met een caravan erop en niet zoals gewoonlijk met een tent; er staan nog wat letters bij. Het is hier een wel erg verlaten gebied, maar we wagen het erop want het is al laat. Er staat een groot bord bij de ingang: een naturistenpark. We hebben het laatste stuk geen auto meer gezien, maar deze parkeerplaats staat vol, allemaal Nederlanders. Alweer niet onze smaak. Even later vinden we een camping in Saint-Gaultier. Een werkelijk schitterend groot grasveld met statige bomen en goede sanitaire voorzieningen. Meer hebben we niet nodig. Een overnachting kost geen 30 euro zoals bij het kasteel, maar 8 euro. Als de tent staat begint het zó hard te regenen en te onweren dat we in de auto gaan zitten.
Saint-Gaultier ligt op de rand van het natuurgebied de Brenne in de regio Centre en departement Indre. Voor de Franse revolutie lag het in de provincie Berry, dat je nog op kaarten ziet staan. De rivier de Creuze stroomt op loopafstand van de camping Muncipal. Er is een mooi uitzicht over de bruggen, het water en landschap, de oude molen en kloostergebouwen. Genoeg fotogenieke plekken aan de rivier!
Het dorp is minder. Zoals vele Franse stadjes is er een monument ter nagedachtenis van de eerste wereldoorlog. De huizen en straten zijn overwegend grijs, oud en slechts onderhouden. Het lijkt wel of er na 1918 niets meer aan gedaan is. Kapotte deuren, rotte kozijnen, spinnenwebben en verroeste ijzeren luiken ontsieren het straatbeeld. De camping aan de bosrand ligt er in tegenstelling frisgroen bij. In de nacht hoor je geen verkeer en is er door de duisternis een goede kijk op de sterren. We slapen onrustig door de stilte dat soms ruw afgewisseld wordt met harde onbekende vogelgeluiden. Na twee nachten zijn we hier wel uitgekeken. We vertrekken zondags, een paar dagen eerder dan gepland naar huis. Tolwegen en Parijs worden nu niet meer ontweken. De Franse wegen zijn goed onderhouden. Over de Belgische grens stuiteren we meteen over de gaten in het wegdek. Daarna, net als vorig jaar toen we uit Bretagne kwamen, is er bij Antwerpen een grote file door een ongeluk in de Kennedytunnel. Door tijdig een afrit te nemen, weten we deze keer een goed alternatief te vinden. Even nog langzaam rijden door wegwerkzaamheden - wat dan weer goed nieuws is voor de toekomst van Belgische wegen - om dan Nederland weer in te rijden. Nu is de vakantie echt voorbij.
Einde
Tekst met foto's, zie onderstaande link
Alle foto's: