Voor het beslagen raam een oude fiets
Erachter een vaag silhouet, verder niets
Toch geroezemoes van stemmen
Ik ga naar binnen, ’t is even wennen
Wennen aan de warmte en duisternis
Verwonderd zie ik hoe vol het is
Ernstig kijkende mensen, luisterend
Soms gesmiespel achter vuistje, fluisterend
Op het podium gevangen in gericht licht
Staat een jonge dichter die dicht en dicht
Vol vuur en passie brengt hij zijn bericht
Zie toch de euforie op zijn bleek gezicht
Zijn zijn woorden tot mij gericht?
Hij orakelt over tieten, kutten en pikken
Over grote, kleine, scheve en hele dikke
Smachtend staat hij zijn lippen te likken
Br, ik moet even heel diep slikken
Ik bestel maar gauw een groot glas bier
En denk: wat doe ik in hemelsnaam hier
In wat voor een tent ben ik beland
Deze vulgariteit is zo gênant
Is dit nu poëzie, vraag ik me af
Als dat zo is: wat een straf
Om hier je vrije tijd te verdoen
Aan puberpraat zonder fatsoen
Dan op het podium een oude, grijze heer
En die brengt zowaar de ommekeer
Volumineus zaait hij mooie woorden
Die klinken als honingzoete akkoorden
Even later een meisje zo vertederend schoon
Verwoordt zo ontwapenend gewoon
Haar allermooiste meisjesdroom
Ik ga me er echt goed bij voelen
Dit is wat dichters dus bedoelen
Met hun zielenroerselen ga ik mee
Het gebeurt allemaal hier in dit café
Achter beslagen ramen van K & B
Frans van Hoof, 6 oktober 2002
Literair Open Podium bij café Kraaij & Balder