Jij, met je beweeglijke mond
Je wapperende grote handen
Als jij op het podium stond
stonden wij te watertanden
Je bezong je vlakke land aan de zee
Het klonk beter dan het volkslied
Je voerde ons vol ontroering mee
op mooie woorden die je ons naliet
Wanneer jij zong: ‘Laat me niet alleen’
‘Ne me quitte pas’ zoals het eigenlijk heet
dan moet je weten dat ik het meen
dat ik je nooit of te nimmer vergeet
Jacques, je bent van ons heengegaan
Maar je warme stem blijven we horen
We zien je nog zo op het podium staan
Met jouw dood…
ging een groot artiest verloren
Frans van Hoof
Eind jaren vijftig was ik al een groot bewonderaar van Jacques Brel. Toen ik hem voor het eerst op onze zwart-wit televisie zag, was ik meteen verkocht. Wat een expressie! Wat een adembenemende voordracht. Het meest opvallend waren zijn beweeglijke natte mond en zijn grote handen, die losgekoppeld van zijn lijf over het podium leken te wapperen. Hij zong met zoveel ontladende passie dat zijn mond droop van het speeksel. Op onnavolgbare wijze zong hij ‘Ne me quitte pas’ en nu nog, zo’n kleine vijftig jaar later, krijg ik kippenvel, elke keer als ik dit ontroerende lied weer hoor.
In 1961 nam hij voor het eerst een Nederlandstalige plaat op. Aan de ene kant ‘Marieke’, aan de andere kant ‘Mijn vlakke land’. Ik kan me het jaartal nog zo goed herinneren, omdat ik toen juist in militaire dienst ging en bij een aantal Zeeuwen op een slaapzaal kwam te liggen. Het waren stugge jongens, allen afkomstig uit Zeeuws Vlaanderen, die zich meer verbonden voelden met België dan met Nederland. Met het uitkomen van de Nederlandse vertaling van ‘Le plat pays’ herkenden zij in dit lied over België ook hun eigen land. Het was net zo vlak als Vlaanderen, de woeste westenwinden konden daar ook zo tekeergaan.
De koppige Zeeuwen wilden niet altijd de bevelen van hun meerderen opvolgen. Als straf werd regelmatig hun weekendverlof ingetrokken. Wij, die wel naar huis mochten hoorden dan hoe weemoedig zijn hun geboorteland bezongen: ‘Mijn vlakke land’. Het klonk als een stil protest aan alle Nederlanders waaraan zij geen boodschap hadden.
Ja, het wat een eigengereid volkje, ontoegankelijk voor buitenstaanders. Maar toen ik van verlof terugkwam en het bewuste singletje voor ze meebracht, werd ik als een van hen beschouwd. Zij werden mijn beste vrienden.
Als herinnering aan die tijd het bovenstaande gedichtje
Frans van Hoof, 20 maart 2003