Voorjaar 2003
Ik besluit korter te gaan werken, de vrijdag behoort voortaan ook bij het weekend. Ik dacht eraan en wilde het, ik wist dat het goed was en deed het. Zo zie je maar: een verandering doorvoeren is mogelijk, ook al denk je aan de nadelen van minder salaris. En ik heb er geen spijt van, het is een goede zet geweest. Een extra rustpunt gecreëerd om te doen waar ik zin in heb. De kunstjes ontwikkelen van mijn verborgen talenten. Wie weet wat er uitkomt? Gedichten, foto’s, een boek? Het is niet dat ik minder werk, ik werk juist meer, maar dit is leuk.
Zo werk ik aan een gedicht dat gaat over hoe moeilijk het is een gewoonte te veranderen, zoals… je weet wel wat ik wil. Een verandering dat maar niet wil lukken, terwijl ik weet dat het beter is de slechte gewoonte af te leren.
Het lijkt of ik probeer een beeld te boetseren, zonder het gewenste resultaat te bereiken, het blijft een vormloos ding...
En als ik de verandering probeer te overleven, word ik emotioneel of chagrijnig en humeurig, rillen en trillen mijn zenuwen. Ik ga dan maar weer roken met de smoes dat het voor mijn omgeving maar het beste is dat ik niet verander.
De vraag blijft: hoe kan ik me nu openbreken, die harde kern doorklieven? Daar, die denkbeeldige knop omzetten. Is een mens wel veranderbaar?
Het antwoord schuilt in: denken en doen, eerst iets bedenken en dan uitvoeren. Allerlei kleine dingen bedenken en doen. Niet morgen, maar nu, vandaag. Al die kleine dingen samen worden groot en veranderen je in een positief handelend mens. Als je maar denkt, wilt en doet, dan verander je wel.
Willen en weten
Niet willen, het vergeten
Weten wat het beste is, en
Doen wat het slechtste is
Denken en doen
Niet denken aan toen
Doen wat het beste is, en
Weten wat het slechtste is
Willen en veranderen
Niet willen voor anderen
Veranderen wat het beste is, en
Doen wat het slechtste is
Doen en willen
Niet doen, maar rillen
Willen wat het beste is, en
Veranderen wat het slechtste is
Als je niets te doen hebt, ga wat doen. Als je te leeg bent om iets te gaan doen, schrijf je vol, blijf schrijven, iedere dag. Ook al zijn het aantekeningen, korte anekdotes, wetenswaardigheden: schrijf het op. Eens zal het een geheel worden, geordend, gerangschikt in een boek. Schrijf alle ellende van je af, zodat je schrift een rommeltje wordt in plaats van je hoofd, dan kan je de knop omzetten.
Vieze rook, ga weg. Ga weg van mij! Kom niet meer in mijn mond. Ga weg! Ik wil je niet meer hebben. Ik wil alleen nog zuivere lucht in mijn longen. Van jouw viezigheid heb ik genoeg, heb ik genoeg geïnhaleerd. Ik heb je niet meer nodig. Verdwijn, jij rook, die mijn mond verdroogt, mijn gehemelte uitdroogt, mijn tong gevoelloos maakt. Verdwijn, jij tabak! Verdwijn, jij bruine vlekken roest.
Korte stukjes tabak die niet meer smaken, blijven kleven aan mijn lippen. Steeds meer en meer raak ik eraan verknocht. Het moet afgelopen zijn. De één na de andere steek ik op. Het heeft me in de macht. Mijn lichaam gaat eronder lijden! Ik ben een slaaf van mezelf. Verslaafd aan nicotine. De laatste kruimels, nog eenmaal ga ik ten onder, maar daarna sta ik op, verkwikt en verhelderd.
Afgelopen met die onzin! Waarom heb ik me dit toch al die jaren aangedaan? Kon ik er zelf wel iets aan doen? Heb ik mezelf wel in de hand of regeert een duistere macht over mij? Help me dan, dit wil ik niet!
De ouderdom wordt voelbaar of is mijn vlees teveel doorrookt, zijn de malse sappen in de spieren uitgedroogd, is het daarom dat het niet meer soepel loopt? Zijn mijn bloedvaten dichtgeknepen of is koolmonoxide mijn cellen binnengedrongen?
Geen fut, geen energie, de motor pruttelt, de bewegingen gaan niet vooruit. Hardlopen geeft een goede indicatie hoe het met het lichaam is gesteld. Hardlopen maakt me bewust van de harde feiten, een confrontatie die uitblijft als ik niet zou sporten, en houdt me niet voor de gek. Ik word ouder, de spieren worden strammer, de vermoeidheid komt veel te snel, de ademhaling is ongecontroleerd en de mond kurkdroog. Het gaat de verkeerde kant op, ongehinderd, niets vermoedend, volg ik het slechte pad. Roken en lopen gaan niet meer samen.
Het bloed bezinkt als er lange tijd niet gelopen wordt. Het zuurstofgehalte in het bloed wordt minder door de onzuivere lucht. Modderig water bij zandwinning, het water is niet meer helder. Stilstaand water zonder leven, de rook maakt troebel, weinig zuurstof, geen beweging. Geen energie in de cellen. In dat bloed zit te weinig kracht om mee te lopen. Als er niet meer gegraven wordt, zakken de vaste stoffen naar de grond, vormen een sliblaag op de bodem. Een krachtige zuurstofrijke rivier kan dat wel schoonspoelen, de vaste stoffen fijn verdelen, maar zolang ik rook blijft het bij mij een brakke poel. Het bloed wil geen slib, de bloedvaten vragen niet om plaque, het bloed wil mineralen in de juiste samenstelling met veel zuurstof. De vaten moeten stromen als een bergrivier, het bloed moet de voedingsstoffen transporteren naar verre cellen, de mineralen vanuit het gebergte brengen naar de open zee.
Een poel kan dan wel op een avond uitgedroogd zijn, er volgt altijd een fikse regenbui. De volgende dag kan het waterpeil flink gestegen zijn, waardoor er een stroomversnelling ontstaat. Het is niet zo dat mijn lichaam en geest altijd zwak zijn en het niet meer zien zitten. Het zijn slechts fragmenten uit een rokersdagboek, waar af en toe op de slechte momenten in is geschreven. Op de blanco pagina’s functioneer ik naar behoren. De slechte momenten worden benadrukt, de goede vergeten, de gedichten verwoorden de waarheid. De waarheid is ook dat een waterpeil altijd blijft schommelen.