Ik wil leven om te lachen en te fluiten.
Ik wil leven voor de zoete min
voor de wilde lusten van mijn zin.
Ik wil leven voor de lenteschoonheid buiten!
Ik wil leven met geheven kin.
Ik wil leven en geen schrikbeeld kan mij stuiten.
Ik wil leven om te vechten en te muiten;
Elke morgen is een nieuw begin!
Ik wil leven voor het gele goud.
Ik wil leven, laat mijn vreugde niet bederven;
Leven! Wijl ik van het leven houd!
Ik wil leven om veel roem en eer te erven.
Ik wil jong zijn, maar mijn hart wordt oud.
Ik wil leven! Ik moet leven om te sterven...
Ik wil sterven, moe van tranen, moe van haten.
Ik wil sterven, eenzaam en alleen.
Ik wil sterven; want er bleef er niet één,
die om mijn heengaan een stille snik zal laten.
Ik wil sterven, woordloos ga ik heen.
Ik wil sterven, diep verkommerd, zonder baten.
Ik wil sterven, want die eenmaal naast mij zaten,
daarvan bleven in mijn leven geen…
Ik wil sterven; want mijn hart is koud;
Er is geen mens, die ik liefde nog moet geven.
ik wil sterven; want ik voel me oud….
Ik zoek de schaduw van eeuwig-groene dreven,
waar de liefde straalt als louter goud.
Ik wil sterven, ik moet sterven om te leven….
Henri van Hoof
1947, Sonnetten