Eind november 2017
In het donker naar het werk, in het donker thuiskomen. Snel eten, want ik ga op de fiets naar het ziekenhuis. Liever wat lichaamsbeweging dan op de stinkende rondweg nog meer uitlaatgassen te verspreiden. Ik heb een hekel aan autorijden in het donker. Het is koud, een snijdende wind, maar wel droog. Via de stad fiets ik over het TU-terrein, een mooi verlicht pad langs de rivier de Dommel in het groen. Het is erg druk met stevig trappende studenten. Normaal word ik niet veel ingehaald, maar nu raast menigeen me voorbij. De kloof tussen oud en jong wordt groter. Maar dit is geen schooljeugd, die kunnen me niet bijhouden. Dit zijn studenten in de kracht van hun leven die haast hebben om op tijd bij de sportclub te zijn hier op het TU-terrein. Daarbij is het niet meer de tijd van keurig rechtsrijdend verkeer met kennis van de verkeersregel. Alles mag, kriskras, tegen de richting, haaks crossen, midden op het pad plots stilstaan, alles kan. Het draait om snelheid van denken en doen. Ik word ouder stel ik vast, mijn lichaam is niet meer zo snel.
De tunnel door en dan ben ik snel bij het ziekenhuis. Ik denk even na. Wanneer is de laatste keer dat ik in een ziekenhuis ben geweest? Bij de ziekte van mijn vader vijf jaar geleden? Oh nee, dit jaar ben ik zelf nog met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Een val over de fiets. Een nacht daar geweest. Even niet meer aan gedacht. Dat was in een ander ziekenhuis, hier ben ik nog niet geweest. Oh ja, toch wel, hier ben ik tien jaar geleden aan mijn knie geopereerd. Ik word ouder stel ik vast, mijn geheugen is niet meer zo snel.
De fiets is vastgelegd en de sap met koeken voor de patiënt heb ik van de bagagedrager gehaald. Een mooi niet bijpassend papieren tasje, daar heb ik het in gedaan. Pats, daar ligt alles op de grond. De handvaten gescheurd, het sap te zwaar voor de zak. Niemand die het ziet. Het onbekende gebouw in. Het is merkwaardig rustig, meer dan dat, ik zie niemand behalve wat parkerende auto’s. Wel twee mensen aan de receptie. Ze zoeken voor mij de gegevens op, terwijl dat niet nodig. Verdieping 10, kamer 1, dat kan ik nog wel onthouden. Naar de achterkant van het gebouw, daar zijn drie liften. Nog steeds ben ik alleen in het grote gebouw. De lift is ook mega-groot. Het is alsof ik in mijn eentje in een grote stadsbus omhoog reis.
De kamer vind ik ook al meteen, zonder eerst verkeerd te lopen of te zoeken. Een ontspannen ruimte met zicht over de stad, als de gordijnen niet dicht waren. Ik kan rustig aan het bed zitten en met de patiënt praten. Hier zijn wel wat mensen, maar erg druk is het er ook niet. Er is gratis koffie op de etage en daar loop ik ook weer vlekkeloos heen, schenk ik in zonder te knoeien. Draai de dop van de koffiemelk eraf en erop zoals het hoort. Ik ben dan wel ouder, mijn lichaam is verstandiger geworden.
Na het bezoek heb ik de lift ook weer gevonden en op de begane grond aangekomen, kijk ik of er een toilet is. Ja, zelfs de richting naar de uitgang is goed en linksaf is er een lange gang naar het toilet. Helemaal achteraan is er een laatste deur. Ook hier zie ik weer geen mens, het is alsof ik mijn eentje in een doolhof loop, waar ik me toevallig in de juiste richting begeef. Ik moet nodig plassen. Fijn om dat weer kwijt te zijn als je in de kou nog moet gaan fietsen. Mijn oog valt op een bordje bij de wasbak, over hygiëne en het belang in een ziekenhuis je handen goed te wassen. Ik was niet van plan mijn handen te wassen, maar door dat bordje ga ik als een Mr. Bean naar de wasbak toe. Enkele minuten erna zie ik deze nieuwe film van Mr. Bean voor mijn geestesoog voltrekken. Ik knijp in de zeephouder en houd mijn handen eronder. Er komt maar een beetje uit. Ik knijp harder, nog harder, maar echt veel meer komt er niet uit. Dan was ik daar mijn handen maar mee. Terwijl ik dat doe, zie ik heel veel zeep op de wasbak druipen en dan dat bovenaan het apparaat een hendel zit, waar een zachte aanraking volstaan zou hebben. Dan zie ik de film van Mr. Bean en begin van binnen te grinniken. De weg terug door de lange gang is nu ook vreemd. Bordjes met tekens van de uitgang wijzen naar een muur waar ik niet doorheen kan of ze wijzen rechtdoor als ik links de buitendeur zie.
Mijn fiets staat er ook nog en in het donker weet ik niet meteen hoe terug te fietsen. Wat anders in het licht vlekkeloos zou gaan, waar Mr. Bean nu even over moet nadenken. Nog even door de tunnel met Silly walks van John Cleese. Ik schiet weer in de lach. Dat past mooi in mijn avontuur met Mr. Bean.