Oktober 2004
Door de aantekeningen in mijn agenda kan ik terugkijken naar wat er in de jaren heeft afgespeeld. Het is een getrouwe weergave hoe ik me voelde, hoe ik leed onder het gif dat ik zelf innam. Het leed leverde schrijfstof, zoals door oorlogsleed ook boeken en films ontstonden.
Ik herinner me blinde muren en hoe vrij ik me waande als ik buiten gelucht werd. Dat waren de momenten dat ik rookte en me even vrij voelde, omdat er even geen verlangen naar was. Dan zag ik de vrijheid van een vogel in de lucht, die schijnbaar gewichtloos door de ruimte zweefde. In een poging te vliegen, sprong ik een gat in de lucht, maar telkens viel ik omlaag door de aantrekkingskracht van de sigaret. De zwaartekracht hield me aan het aardoppervlak, als een gewichtig, massief voorwerp onderhevig aan een natuurwet.
Toch is het mogelijk om van de grond los te komen. De kracht van een mens is groot genoeg om te ontsnappen. Een sprong in de lucht en de kans bestaat dat het lukt. Om daar te kunnen bewegen waar je heen wilt gaan. Om als een komeet door diverse zonnestelsels te reizen.
Ik wil het genot, de vreugde met je delen te leven als niet-roker. Het is fantastisch baas te zijn over je eigen ik. Het geeft beslist meer zelfvertrouwen, de onzekerheid is bij mij verdwenen. Maar hoe te stoppen? Ik heb het zo vaak geprobeerd, een succesvolle methode slaagde bij mij niet. Wat is mijn geheim dat het gelukt is?
Waar een wil is, is een weg! Ik heb er jaren voor nodig gehad, maar de wil was aanwezig. Ik bleef volharden in mijn pogingen en proberen te leren van de fouten. En opnieuw proberen, ik zag mezelf in de toekomst een niet-roker worden, ik zag mezelf gewichtloos worden, onafhankelijk van een zwaartekracht. Hoewel ik nog rookte begon ik me ook een niet-roker te voelen en uiteindelijk werd ik het. Ook al duurde het jaren, bij mij was het nu eenmaal niet zoals bij sommige mensen die bij de eerste stop een knop omdraaien en er voor altijd van afblijven. Door het op te schrijven was ik ermee bezig, als ik het terug las werd ik er wijzer van.
Het was als een ballon die langzaam opgeblazen werd, elke ervaring die opgeschreven werd gaf een stoot lucht en langzaamaan geraakte de ballon opgezwollen tot het punt dat het genoeg was geweest, de ballon spatte uit elkaar. Dat was het moment van de longontsteking waar alle kennis samensmolt van wat ik eerder opgeschreven had. De ziekte gaf me rust, geen werk, geen stress, alleen met mezelf bezig zijn. Het was alsof ik thuis drie weken in Zwitserland in een kuuroord vertoefde, een berghut met gezonde lucht. Een goed idee als je ook gaat stoppen. Goed voorbereid de stap nemen en dan met voldoende rust en begeleiding wachten tot de zware periode voorbij is.
Het leidde bij mij tot een resolute beslissing, einde roken, niks geen afscheid van een laatste sigaret, dat moment was al voorbij. Ik had de dampkring verlaten, op tijd, voordat mijn longen als oude lekke rubberen ballonnen zouden eindigen.
Doe het voordat het te laat is. Een collega van mij, een zware roker, is pas gestorven aan longkanker; hij was nog geen vijftig jaar. Dit soort zaken worden weggedrongen met een zucht, een lach en weer een peuk, maar ze liggen zwaar als een loden last op de ziel. Een roker verschuilt zich in leugens, wil niet de gevolgen zien, maar de wetten van de zwaartekracht veranderen niet. Toch voelen we ons soms lichter worden en denken te kunnen zweven.
Een echtpaar deed laatst nog in zo’n opwelling een poging om samen te stoppen. De eerste dag ging het goed, maar langzaam begonnen hun karakters van gedaante te veranderen. De kleinste dingen drukten nu zwaar op hun gestel, normen en waarden vielen van een voetstuk. Ze gedroegen zich onuitstaanbaar tegenover elkaar. Ruzies om niks. De vroegere gezelligheid in huis was plots verdwenen. Gelukkig werden ze in hun onmogelijke reis gered door een pakje sigaretten. Het was een vlucht geweest zonder te vliegen, waarbij ze terugbracht waren naar hun vertrouwde stekje. Niets opgeschoten, alleen een rot gevoel herinnerde hen eraan. ‘Het was één en al chagrijn; we waren als hond en kat met de haren overeind. Wat een ellende om niet te roken!’
Een roker is als lucht in de dampkring, gevangen in de wetten van de zwaartekracht. Bij elke vluchtpoging naar de immense gewichtloze ruimte wordt hij teruggezogen naar die kleine bekrompen aarde. Die aarde oogt zo klein in de grote sterrenwereld. Een miniem stipje in het heelal waarop de mens zich groot waant. Het minieme stipje is zo machtig groot voor dat mensje, dat ontsnappen haast onmogelijk is. De atmosfeer is van een weids wolkendek, een dik gordijn dat al het zonlicht ontneemt. Bij een opklaring gloort nog wel eens hoop aan de horizon. Op andere tijden klaart de hemel op en is de helderheid verbonden met het sterrenlicht, de scheiding tussen dampkring en heelal is niet meer zichtbaar. Het lijkt zo dat hij kan ontsnappen, maar hij kan niet vliegen.
Het kwam door de buizerd dat ik wilde vliegen. De buizerd kwam ik zo nu en dan tegen in mijn leven. Ze was mijn beschermengel, een boodschapper die geestelijke energie en wijsheid verschafte, een contactpunt tussen ruimte en aarde.
De buizerd bleef op de achtergrond, de laatste jaren had ik pas opgemerkt dat ze vaak in mijn nabijheid was. Dan kon het zijn dat ik een vliegend stipje ontwaarde tussen de wolken, of haar roep hoorde in de bossen. Ze leek een schaduw, verbonden aan mijn spiegelbeeld, een oplettende zesde zintuig in me was van haar aanwezigheid bewust. Dat zesde zintuig was zich gaan ontwikkelen toen de buizerd me aangevallen had om me op haar aanwezigheid te wijzen.
Later reed ik op de snelweg en zag haar verdekt op een paal aan de bosrand zitten, ik wist zeker dat ik alleen haar gezien had. Ze zat daar speciaal voor mij om me iets duidelijk te maken.
Soms zag ik een groepje buizerds heel hoog in de lucht cirkelen, in opperste luchtlagen zweven, spelend op de grens van nog aangetrokken worden door de aarde of de vrijheid van de ruimte. Een andere keer zat ik aan het boek te werken en zag ik vanuit het raam twee buizerds voorbij trekken. Geen alledaags verschijnsel in de stad. Vreemd? Alsof zij mij wilden controleren of ik wel aan het schrijven was.
De ruimteshuttle wordt gelanceerd vanaf Moeder Aarde. Met een oorverdovende kracht en een superieur staaltje van techniek weet de raket zich van de bodem los te maken. Aanvankelijk bedriegend langzaam verlaat ze met hoge snelheid de bedompte atmosfeer om boven het wolkendek te geraken.
De spanning is groots, de kans op mislukken is terdege aanwezig, vele pogingen in het verleden zijn voortijdig gestrand. Zal de shuttle deze keer niet exploderen en in honderden stukjes uiteenvallen, als meteorieten inslaan op het gemoed, kraters van wroeging achterlatend, gelijk de troosteloze aanblik van een maanlandschap?
Het lijkt deze keer goed te gaan, het massale gevaarte verandert voor de toeschouwers langzaam in een klein stipje. De wrijving van de atmosfeer is onzichtbaar groot, een zwak punt in het verdedigingsschild kan het ruimteschip laten ontvlammen. Kan de raket de druk weerstaan, is de kracht groot genoeg om uit de dampkring te ontsnappen?
De aantrekkingskracht van de aarde is als een magneet, het gelanceerde ijzer wordt erdoor aangetrokken, maar dan reikt de raket voorbij het kritieke punt, in de ijlere lucht wordt de zwaartekracht geleidelijk minder. Een klein beetje stuwkracht volstaat om niet terug te vallen en even later is dat zelfs niet meer nodig. Zonder nog onnodige energie te verspillen is de weerstand verdwenen en op eigen kracht snelt ze verder de vrije ruimte tegemoet.
Gevangen in mijn eigen zwaartekracht, zo voelde ik mij als roker, gevangen in een niet vrije wereld. Ik wilde het heelal verkennen, maar was gevangen. Zoals de zon de planeten in een vaste baan cirkels laat draaien, zo beschreef ik de neerwaartse spiraal in een zwart gat. Een moddergat met slijk en aarde, zo glibberde ik langs de donkere kanten van de put. Regelmatig sprong ik omhoog, beklom een ladder, hoger dan de dekselrand kwam ik niet.
Bij helder weer keek ik omhoog en dacht dat het niet zo moeilijk kon zijn om te stoppen met roken. Het beeld was door optimisme vertekend, de grens leek dichterbij dan die in werkelijkheid was. De afstand bleek niet goed ingeschat en onvoldoende voorbereid kon ik deze niet overbruggen. Ik had een duwtje in de rug nodig om genoeg snelheid te krijgen zodat ik op de grens kon komen waar ook de buizerds vertoefden. Eenmaal op die hoogte kon ik zelf de keuze maken: terug naar de gevangenis of door de open poort naar de vrijheid.
De buizerds waren later, toen ik uit de put was ontsnapt, neergestreken op de zuilen van de poort. De roep van de buizerds klonk in mijn oren: ‘Hierheen, ga door deze poort en volg de weg der vrijheid of ga terug!’ Die keuze was niet moeilijk en ik heb er geen spijt van.
Ik ben natuurlijk op aarde met de zwaartekrachten van dien, maar mijn hersenspinsels zweven vrij door het prachtige alom. Mijn zintuigen aanschouwen het wonderlijke schoon zonder gestoord te worden door gedachten die sigaretten opeisen.
Ik reis steeds verder vrij door het heelal en ontdek telkens nieuwe sterren. Als ik achterom kijk naar het roken zie ik de aarde kleiner worden, een klein blauw gedoofd stipje, nauwelijks te onderscheiden van de andere sterren. Hoe langer ik in de tijd reis hoe minder de behoefte aanwezig is terug te keren, de aarde is een deel geworden van miljoenen andere verzwakte sterrenlichtjes. Ook als het tij zou keren, zou ik haar niet meer weten te vinden.
Het roken is nog slechts een speldenknop in een zeer ruime hooiberg. Door het reizen in de tijd zie ik mijn vroegere rokersjaren op grote afstand.