Wollige witte draden
in het warrig weefgetouw
winterse gewaden
voor man, kind en vrouw
schering en inslag
de gehele dag
in jarenlange trouw
Tot zijn grijze haren
zo wit zijn als de draad
die hij al die jaren
met lust te weven staat
versleten is zijn pak
als een juten zak
als hij naar huis toe gaat
En hij sluit zijn ogen
van het lettend staren oud
en zijn hand is droog en
van het lange werken koud
gerimpeld ook en paars
als hij een witte kaars
stijf in zijn vingers houdt
Hij weefde zijn leven
draad uit en draden in
zo kunstig geweven
als het web van een spin
maar een oude handdruk
trok het weefsel stuk
zijn eind werd nieuw begin
Henri van Hoof (1914-1992)
1946 uit Vrije Verzen