23-12-1999: de laatste dag?
Eeuwwisseling. Het magische jaar 2000. Millennium!
Een uitgelezen datum om te stoppen met roken, een jaartal dat drastisch verandert, dit is de kans die zelden voorkomt. De invloed van het getal op de mens, vier cijfers die allemaal tegelijk verspringen, één plaatsje opschuiven, van 1999 naar 2000, één keer in duizend jaar en ik mag dat meemaken. De 21e eeuw, tijd voor verandering, de sigaret, weg met dat ding. Eén ding is zeker, als het nu niet lukt dan wel ergens later in de 21e eeuw; in de 22e eeuw is de klus geklaard, dat weet ik zeker. Alhoewel, niets is zeker, de toekomst is ongewis, alleen het nu telt, nu leef ik. Waarom nu? Wil ik een duidelijke scheidslijn creëren, op de grens van tijd het moment vastleggen, daar ben ik definitief gestopt? Een tijdlijn waarnaar ik later in gedachten kan terugreizen, daar was de val van de muur, zolang is het geleden?
In het kader van goede voornemens dat traditioneel bij een nieuw jaar hoort, is een nieuwe eeuw de gelegenheid de wens te vervullen. Niet alleen een nieuwe eeuw, ook een nieuw millennium. Een nieuw millennium, het einde der tijden. Afscheid van een tijdperk. De rook zal vergaan, een nieuw tijdperk zal opstaan.
Ook al denken pessimistische groeperingen dat de wereld in het jaar 2000 vergaat, waarin platgebrande steden in puin en as veranderen en rookslierten de laatste restanten zijn, of, minder extreem, dat de elektriciteit uitvalt, het water ondrinkbaar wordt en de computers op hol slaan; in ieder geval, ook in het nieuwe millennium zal de aarde doordraaien. Alles zal gewoon doorgaan, de toekomst denkt niet in getallen, maar verandering zal geschieden. Verandering is van alle tijden. En als mijn tijd gekomen is, als mijn laatste sigaret verbrand is, dan pas begint mijn rook op te gaan.
Die ene moet dan definitief de laatste zijn, eentje die verdampt en niet terugkeert omdat hij in rook is opgegaan. En ik moet zien te overleven, in een verlaten stad waar een ingrijpende gebeurtenis de boel op stelten heeft gezet. Een overlevende uit een vergane stad, terechtgekomen in een wereld die heropgebouwd moet worden zonder tabak. De pijp is uitgegaan, een gewoonte verleden tijd geworden; en in rook opgegaan is alleen de herinnering nog levend. In een wereld van puin en achtergebleven as zal ik de tijd nodig hebben om te herleven.
De dagen van ontwenning zijn niet gemakkelijk, dat heb ik meerdere malen ondervonden, op de meest onbereikbare plaatsen blijven gasleidingen lekken, die vragen om een vlammetje en bij een achteloos vuurtje gaat de rook opnieuw woeden. Het blijft oppassen, het blussen zal in het begin een constante aandacht vergen. Ik zal er volledig in op moeten gaan, in de rook opgaan, waakzaam het puin ruimen, de verliezen verwerken, de schade herstellen, een nieuwe stad bouwen. De tijd zal de as verwaaien, verstrooien in mijn geest, versnipperen, maar niet vergeten. Als de klus geklaard is, het puin verwerkt in de straten, de as vermengd in de aarde, het leven normaal is, de ervaringen op schrift staan; dan is de sigaret ook in de gedachtegang in rook opgegaan.
Ongeduldig van aard kan ik niet wachten tot 01-01-2000, zoveel maken die cijfers ook niet uit. Eén week voor de eeuwwisseling is ook goed, morgen begin ik. Dan lig ik een week voor op de miljoenen andere mensen die deze uitzonderlijke datum als mijlpaal gaan gebruiken om een gezondere levensstijl aan te meten. Tussen Kerst en Nieuwjaar is het relaxed werken op de zaak, dan heb ik mooi de tijd lichaam en geest aan de nicotine te laten ontwennen. Met oud en nieuw heb ik dan het zwaarste gedeelte alweer achter de rug, laat het vuurwerk maar knallen. Ik moet positief blijven, ook in moeilijke tijden de moed niet laten zakken. Het genot om te stoppen geeft me nu de energie het allemaal op te schrijven. Als ik die moeilijke eerste drie weken maar eens doorkom…
Vroeger in mijn jeugdige jaren ging het tenslotte ook goed, had ik ook gezellige bijeenkomsten zonder enige behoefte aan sigaretten. Nu gaat het me eindelijk lukken, het schrijven zal me geestelijk sterken, me de kracht geven dat de operatie zal slagen. Zorg dat pen en papier binnen handbereik zijn. Schrijf de ellende van je af. Geniet van het leven. Zonder rommel duurt het leven langer.
Nu ik dit schrijf, zit ik vol met de laatste nicotine. Het ontwenningsproces gaat beginnen. Nog één keer een laatste sigaret en het laatste beetje shag weggooien. Niet voor niets, alleen genot komt hiervoor in de plaats. Het hardlopen zal gemakkelijker gaan, de longfunctie gaat flink verbeteren. Misschien kan ik in plaats van een halve marathon als roker een hele marathon als niet-roker lopen? Een doel voor de 21e eeuw?
Nu ga ik werkelijk beginnen aan een nieuw leven, alles of niets.
Ter stimulatie kunnen in de bibliotheek boeken en cd-rom’s gehaald worden. Of zullen die uitgeleend zijn?
Heb vooral geen angst, het kan alleen maar beter worden.
Wees zelfverzekerd, luister niet naar slechte invloeden van buitenaf.
Blijf waakzaam, een misstap en het feest is afgelopen.
Als je het ‘s avonds niet meer kan houden, ga dan wandelen. Het werkt tweeledig, het ontspant en het verbetert de conditie.
Wees alert tijdens de lange werkdag. Het nadeel van werken is dat je niet zomaar naar buiten kan gaan. Loop dan binnen wat rond en verbeeld je dat je buiten bent. Denk aan de dingen die je kan verbeteren.
Alleen de twijfel blijft knagen. Ik denk aan de vorige keren: ’s morgens heel positief en ‘s avonds verval ik weer in het oude rookpatroon, haal daar de schade in.
Kom op, moed houden.
Ik rookte ongeveer tussen de vijf en vijftien sigaretten per dag, soms zelfs minder, maar zelden meer. De laatste jaren verbruikte ik gemiddeld één buil shag per week, een hele verbetering in vergelijking met de beginjaren, toen ik minstens het dubbele nodig had. In ieder geval had het hardlopen een positieve invloed op de verandering, een betere motivatie voor een gezonde levensstijl kan ik niet bedenken. Wilde ik de goede conditie en de gecontroleerde ademhaling tijdens de inspanning behouden, dan was een matig gebruik bittere noodzaak.
Het was een sport geworden om met vijf shagjes of minder de dag door te komen, oftewel ongeveer de limiet wat een lichaam nog kan verwerken zonder zelf schade op te lopen. Ik draaide ze van tevoren en stelde me voor dat het mijn rantsoen was. Vijf stuks, dat kan toch niet zoveel kwaad? Het werd een innerlijk gevecht, een wedstrijd van ik tegen de sigaret. Minder dan vijf en ik zou winnen, maar ik mocht absoluut geen dag overslaan. Dan zou mijn ideaal een feit zijn en zou het stoppen niet de moeite waard zijn. Meer dan vijf en ik zou verliezen, dan zou ik eieren voor mijn geld moeten kiezen.
Ik hield het genieten met mate een paar dagen achterelkaar vol, en ook langer: één hele week of zelfs twee weken. Elke dag had ik me strikt gehouden aan het tellen van de vingers aan één hand, en had het aantal niet overschreden. Het bleef een gevecht dat gaande was. Het was niet meteen zichtbaar wie de sterkste was, maar op punten stond ik verdiend op voorsprong. De tegenstander had ik met een judogreep op de mat geworpen en hield ik stevig onder druk. Nu was het slechts een kwestie van vasthouden en wachten op het eindsignaal; ik zou de kampioen zijn. Een paar minuten nog en de gong zou klinken, het leek eeuwig te duren. Maar de rivaal was glad als een aal en vluchtig als rook. In een moment van verslapte aandacht ontsnapte de tegenstander met een onvoorziene actie uit mijn greep. Een andere hand verscheen op het toneel en het maximum aan vingers was daarmee overschreden. De vijand vermenigvuldigde zichzelf en ik bleef eenzaam verloren achter. Het oneerlijke duel was snel beslist, ik verloor de partij kansloos in een houdgreep waaraan ik niet kon ontsnappen. Tien tellen was ik buiten bewustzijn geweest. Met de handdoek in de ring begon ik vervolgens aan een inhaalrace om de honger naar tekort gekomen nicotine te stillen. Het lukte nooit om mezelf gedurende een lange periode aan die vijf te houden. Ik wilde het proces onder controle houden, maar de verslaving bleek te machtig. Het gevecht kende elke keer dezelfde winnaar. De roker moet het onderspit delven, de sigaret wint en mijn eigen gedachten liggen onderop in de wurggreep.
De mat stinkt naar zweet; het is niet mijn sport. Ik hou niet van vechten, zeker niet als ik verlies! Zonder strijd een klein beetje roken gaat niet. Ik kan me beter op een andere sport concentreren. De laatste is uit, de volle asbak stinkt. Weg ermee!
24-12-1999: dag 1
Vandaag niet meer gerookt, ik heb een vrije dag zodat ik redelijk ontspannen zou moeten zijn. Vanmorgen niet lang uitgeslapen, ik was om acht uur al uit de veren. Daarna hardgelopen, tijdens het lopen spookte het niet-roken al door mijn hoofd, en dacht: als ik het werkelijk kan volhouden dan is dit de eerste training voor de hele marathon. Vanmiddag was ik enkele keren nerveus en een tikje chagrijnig, dan weer depressief, dan weer prikkelbaar. Dat nicotinegebrek doet toch wel wat met je. Als ik zin krijg in een sigaret probeer ik het over me heen te laten gaan. Ik stel me voor dat ik mezelf als het ware van de buitenkant aan het bekijken ben, zodat ik mijzelf grondig kan observeren. Er is een prikkel van binnenuit op een stof die er niet meer is en mijn lichaam reageert daarop. Mijn bloed, mijn hersenen willen doping, ze verlangen naar een shot nicotine. Ik bezie dat rustig van buitenaf en denk: laat ze maar vragen, laat ze maar schreeuwen. Reageer er toch niet op! Als het monstertje lang genoeg geen eten krijgt, gaat het vanzelf dood! Dan ben je er eindelijk van verlost! Het is niet alleen die nicotine waartegen je moet vechten, maar ook de gewoonte, de handelingen, dat stevig verankerde patroon in de hersenen van shagje rollen, het opsteken, de zogenaamde opluchting, het verbeelde genot. Dat moet nu afgeleerd worden.
25-12-1999: dag 2
Te stoppen met de Kerstdagen is nog niet zo’n gek idee. Ik ben blij dat ik niet gewacht heb op de volgende week, tijdens het oudejaarsfeest is de kans op slagen waarschijnlijk een stuk geringer. In deze donkere dagen is Kerst toch meer een moment van bezinning, waarbij we met vereende kracht de lichtpuntjes in de boom zien stralen. Goed eten, een flesje wijn en gezellig met de familie bij elkaar. De warme gloed van het kaarslicht overheerst en verdrijft de koude schijn van de gloeilampen. Toen ik gisteren naar bed ging heb ik de kaarsen uitgeblazen waarbij ze nog even bleven naroken. Zo kon ik toch ietwat opsnuiven. Ik heb vannacht dan ook heerlijk geslapen en werd met een frisse mond wakker. Het lichaam begint schoon te worden en de zenuwen zijn in bedwang in deze dagen van vrede. De hemelse kracht die Kerst omgeeft, kan ik wel gebruiken in deze tijd. Het blijft toch afkicken en er zijn momenten dat je door een hel gaat.
Vanmorgen heb ik op de mountainbike een eind gefietst. Het lijkt wel of die sigaretten vroeger veel stroom gevreten hebben, want ik heb nu een overschot aan energie. Ik moet even bewegen, zeker met nóg een dag van binnen zitten en eten in het verschiet. Een inspanning doen om de spanning te geleiden zodat ik ontspannen de rest van de dag beheerst de innerlijke vonk laat vlammen. Die vlam lijkt regelmatig te branden, maar af en toe begint deze onrustig te flakkeren, alsof een onzichtbare wind invloed uitoefent.
26-12-1999: dag 3
Eigenlijk valt het tot nu toe best wel mee, er zijn ook weinig directe verleidingen in mijn naaste omgeving. Ten eerste heb ik geen shag in huis, ten tweede heb ik de afgelopen dagen alleen contact gehad met mensen aan wie ik het niet kon vragen, simpelweg omdat ze het niet gebruiken.
Zo af en toe krijg ik een aanval te verduren van veel zin in een sigaret. Kleine stugge gevechtsvliegers proberen me alsnog te bombarderen. Ik sta voortdurend op scherp om deze aanvallen te ontwijken, ik laat ze over me heen gaan en hoop dat ze buiten mijn gezichtsveld verder vliegen. Als ik in de kelder blijf schuilen zullen ze me niet ontdekken, verdwijnen ze vanzelf weer en naarmate de tijd vordert zullen ze me wel vergeten. Kennelijk weten ze toch dat ik er ben, ze blijven me zoeken en komen telkens weer terug. Blijkbaar is het menens en geen oefening.
Vanmorgen heb ik hardgelopen in de stromende regen. De rookvrije dagen waren al merkbaar op mijn gestel, ik liep een hoger tempo met hetzelfde gemak. De zuurstof was ruimschoots aanwezig, maar dat kan ook aan het weer gelegen hebben. Met het lopen ben ik nu eindelijk conditie aan het opbouwen in plaats van mijn lichaam af te breken.
Ik kon ook weer normaal door mijn neus ademen, de laatste weken zat deze wellicht door een verkoudheid behoorlijk verstopt. Het werd maar niet beter, in plaats van met mijn hoofd onder een handdoek boven een kom dampend water te verblijven, bleef ik verlichting zoeken in het stomen van de neusgaten met tabak.
27-12-1999: dag 4
De Kerstdagen zijn voorbij, vandaag ben ik weer gaan werken. Vanmiddag om vier uur is het mis gegaan; achter mijn bureau heb ik een sigaret opgestoken. Ik kreeg het aangeboden, ik kon niet weigeren. Vandaag had ik een moeilijke periode, weer werken, nadenken, uitvoeren van taken. Ik kreeg niets fatsoenlijk gedaan, als ik aan meer zaken tegelijkertijd moest denken werd ik helemaal rusteloos. Mijn gedachten waren niet helder bij het werk te houden, ik ben eenmaal gewend dat een sigaret me daarbij helpt. Even een peuk en een bakje koffie om te ontspannen en nieuwe ideeën op te doen. Stress! Waarom mag het niet? Ik dacht heel de dag aan het genot van een trekje. Ik kon geen nee zeggen, waarom mezelf zo straffen. Ik kon me niet concentreren, één sigaretje en dan stop ik weer. Afgewerkt en onderweg naar huis waren mijn gedachten nog steeds alleen bij het genotmiddel. Een dwanggedachte die de hele dag beheerste. Ik moest en zou shag hebben. Ik kon het nog even uitstellen, maar de ban was weer gebroken. Net voor sluitingstijd kocht ik een buil en met drie shagjes ben ik de avond doorgekomen. Ze smaakten heerlijk.
Ik rookte weer als vanouds. Na de werkweek had ik pas de moed om dit op te schrijven. Het werk heeft kennelijk een grote invloed op mijn rookgedrag. Ik had gefaald en moest het onder ogen zien. Anderzijds, ik had het geprobeerd. Ik was er nog niet aan toe, maar ooit zal het toch wel lukken? Het blijft afwachten wat het nieuwe millennium zal brengen.
Eind Januari 2000
Roken doe ik nog steeds en ermee ophouden lukt me aldoor niet. Toch geef ik het niet op, het optimisme blijft bovendrijven, ondanks de vele mislukte pogingen. Eens zal ik het overwinnen, ik moet blijven schrijven. Waarom ben ik er ooit mee begonnen? Het lijkt wel of het rookgedrag in mijn genen is opgeslagen; een gezamenlijke gewoonte van mijn voorouders dat in de chromosomen vastgelegd in mij voortleeft. Mijn gevoel zegt me dat ik al verslaafd was toen ik geboren werd. Genetisch gezien hebben mijn cellen een rookverleden. Mijn vader is al sinds zijn tienerjaren hevig verslingerd aan de sigaretten. Mijn moeder was minder fanatiek en is op dertigjarige leeftijd gestopt; zij is in hart en nieren nooit een fervent rookster geweest, zelfs niet over de longen. En ik ben dat ook niet! Niet alle genen zijn in nevelen gehuld! Echter, in de periode dat ik verwekt werd, rookten ze allebei. In die tijd was tabak een volkomen normaal gebruiksartikel in de samenleving. Wellicht kreeg ik in moeders buik onbedoeld ook een beetje nicotine in mijn bloed. Na mijn geboorte bleef het binnenshuis regelmatig rokerig. Als jongetje was ik dus indirect een meeroker, ofschoon ik vaak buiten speelde tot laat in de avond. Het hoorde bij die tijd. Op tafel stonden voor de visite sigaretten uitgestald, open en bloot naast de chocolaatjes en koekjes. Er werd ook destijds in de media met geen woord gerept over de kwade gevolgen, de nietsvermoedende roker wist het zelfs niet.
Hoe zit het verder genetisch in elkaar? Wat is de invloed van een eerdere generatie als ik de lijn van de stamboom volg? Al mijn grootouders rookten. Mijn oma van vaderskant werkte vroeger in de sigarenzaak van haar ouders. Mijn opa van moederskant was zelfs vertegenwoordiger in tabakswaren met onder meer het merk Samson, dat ik nu zelf koop. Een machtige naam, een leeuw van een shag. Symbool van kracht, vrijheid, de heerser van het dierenrijk. Onzin natuurlijk, een misleidende boodschap, de invloed van reclame. Het is niet de leeuw van de savanne in vrijheid, maar die van in een dierentuin, in gevangenschap. Ook ik zwerf niet meer onbekommerd over de vlakte, maar ben afhankelijk geworden van andermans voedsel; een ander merk lust ik zelfs niet. Hoe kan ik ontsnappen? Mijn persoon is in tweeën gedeeld, één hersenhelft wil roken, de andere niet – één kant van pa, de andere van ma.
In mijn jeugdjaren besefte ik niet dat er gerookt werd. Het gebeurde, je stond er niet bij stil, je rook het, het rook lekker naast de geuren van koffie en parfums. Het was een vertrouwde lucht die ik ook indirect binnenkreeg, een geur verbonden met gezelligheid, emoties, ruzies en vrolijkheid, één met het dagelijkse leven van mijn jonge jaren. Maar wat heeft dit allemaal te maken met mijn stoppogingen? Ik ben zelf verantwoordelijk voor mijn daden. Ik heb deze gewoonte pas op twintigjarige leeftijd aangeleerd, zonder hulp van buitenaf. Men is geacht op deze leeftijd verstandig te wezen, maar in de drift naar volwassenheid winnen gevoelens het wel eens van het logische denken. Misschien volgde ik mijn instinct dat erfelijk gezien de beste weg zocht. Ik was onrustig, mijn lichaam zat vol hormonen. Ik woonde nog bij moeder thuis en stond te popelen om op eigen benen te staan. Ik ging op stap, had meer opwinding nodig, verveelde me met het werk, had nog geen verkering, allemaal onzekerheden die me toegankelijk maakte voor een rookverslaving. Ik zocht troost in de sigaret, associeerde hiermee de gezelligheid van vroeger. Ik wist goed genoeg hoe verslavend het zou zijn. Toen ik de eerste opstak had ik het gevoel dat ik weer begonnen was.