Zondag 27 juli 2008
Vertrek naar het noorden. Naar Noorwegen. Nee, niet vervelend! De reis is naar Noorwegen. Die afstand is naar als je naar de Noordkaap zou rijden, maar wij gaan naar het zuiden van Noorwegen, dus dat valt best wel mee. Vanaf Eindhoven is het duizend kilometer met de auto, plus 135 kilometer met de veerboot. De overtocht is in het noorden van Denemarken, vanuit Hirtshals gaat de boot over het Skaggerak naar Kristiansand dat aan de zuidkust van dat langgerekte land ligt. Vanaf daar is het nog eens 2300 kilometer rijden naar de Noordkaap. Maar dat doen we niet.
We doen het rustig aan: we zijn niet te vroeg opgestaan, hebben genoeg tijd genomen om de boel in te pakken, en we rijden niet in een ruk door.
Het is niet al te druk op de Duitse wegen in noordelijke richting, toch staan we geregeld stil voor wegwerkzaamheden die er niet zijn. Na 650 kilometer, iets over de grens, maken we ons klaar voor de eerste overnachting in Denemarken bij het plaatsje Aabenraa. Door het voorbereidend werk op internet is de camping snel gevonden, zoals ook heel de rit we er zonder verkeerd te rijden het goed gedaan hebben.
Het is fijn rijden zo. Alles zit in de auto: bagage, kleding, twee tenten; een Eric en Monique tussen slaapzakken en boeken; een Inge omgeven met boodschappentassen, eten en drinken; en ik heb alle ruimte achter het stuur. Geen caravan, geen aanhanger of koffer op het dak; alleen het noodzakelijke reist mee, overbodige luxe hebben we thuis gelaten.
In Aabenraa wandelen we naar onze eerste fjord. Niet echt bijzonder, want het is in de buurt van een industriegebied. Er is een haven, een strand, mensen zwemmen tussen heel veel kwallen in het water. Het is goed strandweer.
Maandag 28 juli 2008
Na ingepakt te zijn zoeken we het weer hoger op. De hoge temperatuur en de gelige landschappen onderweg doen aan zuidelijke oorden denken. Licht heuvelachtig, glooiend met graanvelden en groene bosjes, trekt het landschap zich aan ons voorbij. De Deense snelweg is goed, de oprit heeft voorrang en het dimlicht moet ook overdag aan. Het is nog eens een kleine 350 kilometer naar het bijna noordelijkste puntje van Denemarken: Hirtshals, waar de boot naar Noorwegen zal afvaren. Maar eerst blijven we nog twee dagen overnachten op een bijzonder fraaie camping. Kjul is de naam en plaats. De zee is al zichtbaar, een duingebied is de scheiding. De zon is in de avond nog opmerkelijk lang aanwezig. Langgerekte schaduwen en grote kwallen op het brede, harde zandstrand zijn een fotootje waard.
De inschrijving op de camping verliep soepel. Denemarken heeft een gedegen, gemakkelijk systeem. Zoek zelf maar een kampeerplaats uit die je aanstaat. Er is wel een campingcard verplicht, die we in Nederland via de ANWB al aangeschaft hebben. De kampeerkaart dient afgeven te worden bij de receptie en klaar is Kees. Geen paspoorten laten zien of inleveren, geen formulieren invullen. Na betaling op de vertrekdag krijg je de campingcard weer terug. Simpel toch.
Dinsdag 29 juli 2008
Een vrije dag. Beetje zwemmen in zee. Nog steeds heet: ±30º C. Naar Hirtshals boodschappen doen.
Ook makkelijk hier, men kan met de auto het strand oprijden. Het voordeel van veel strand hebben en weinig inwoners. Dus geen dure parkeerplaatsen of ellenlange wandelingen door duinen met badlakens, koelboxen en zware tassen. Er is zoveel strand in Denemarken dat men de auto gewoon bij de vloedlijn neerzet. Zelfs nu in de zomervakantie met goed weer is het niet echt druk. In de schaduw van de auto zitten we op onze meegebrachte stoelen. Ik zoek twee keer verkoeling in het zoute water.
Voor het avondeten ga ik nog even hardlopen. Het is nog steeds erg warm als ik over het hete asfalt mijn stijve benen in beweging zet. Het bukken in tenten en slapen op luchtbedden is niet erg comfortabel voor spieren en botten. Maar de lichamelijke toestand is flink verbeterd in vergelijking met vorig jaar. Door een knieoperatie waren toen de spieren nog niet op volle sterkte en ging ik ook nog eens door mijn rug tijdens het kamperen. Nu, wellicht door de intensieve trainingen van de afgelopen maanden, gaat het snel alweer soepel.
Na een paar bochten verandert de weg in grint en zand, gaat het door een klein dorp met wat afgelegen houten huizen. Ik neem een afslag om hopelijk op het strand uit te komen. Wanneer ik een houten huis in aanbouw passeer, hoor ik achter me harde mannenstemmen. Hamerslagen sterven weg. Als ik omkijk blijkt het geroep voor mij bestemd te zijn. Oei, dit is privé terrein. Er hebben wel borden gestaan, herinner ik me nu, maar in het Deense opschrift heb ik geen verbod gezien. Sorry hoor. In het Engels wordt nors de weg naar het strand gewezen. Zo vind ik uiteindelijk nog een mooie route door de duinen. Over het brede strand loop ik langs de zee, eerst nog een stuk verder weg, en dan terug naar de camping. Precies een uur hardgelopen.
Woensdag 30 juli 2008
Vroeg ingepakt om op tijd te zijn voor de boot, die ons van Hirtshals naar Kristiansand zal brengen. Een vertrouwd beeld: in rijen geparkeerde auto's met daaromheen opgewekte toeristen, die staan te wachten op het sein om de boot op te rijden. Het verschilt niet veel met onze vorige overtochten naar Engeland. Alleen de boot is er nog niet. Het blijft bij wachten en rondslenteren. Niet te ver van de auto vandaan, want een auto zonder bestuurder mist zeker de boot. Bij de kade wordt nu druk gefotografeerd, want de veerboot komt in zicht. Een dikke rij staat opeengepakt, alsof Sinterklaas in aantocht is. Ook ik dwaal af om foto's te maken, het blijft een sensationeel ogenblik. Telkens verwonder ik me weer van de grootte van het gevaarte: bussen vol passagiers, een sliert auto's waar geen eind aan lijkt te komen, een tiental vrachtwagens die nu het schip verlaten. Containers met goederen worden ingeladen, wellicht om de winkels en restaurants te bevoorraden. Als deze ark van Noorwegen strandt in een zandbak in het Skagerrak is het voortbestaan van de mensheid nog niet verloren. Wel heb ik het zicht op de auto verloren die om de hoek staat. Wanneer ik daar aankom zijn Eric en Monique ongerust, dat ik te laat terug zou zijn. Maar ook al zitten de meeste achter het stuur, zolang er nog auto's van de boot afrijden, kunnen we er toch niet op. Het duurt nog tien minuten voordat het sein gegeven wordt.
De overtocht duurt bijna vier uur. We gaan rijden in het onbekende, steeds noordelijker, verder dan we ooit met z'n allen zijn geweest. Al snel ontdekken we de schoonheid van het Noorse landschap. Eerst heuvelachtig met dennenbossen en een meertje, dan wordt het hoger met veel grotere fjorden. In het zonnige avondlicht geeft het een prachtig uitzicht. Ik moet op de weg letten die steeds meer over bergrichels op en neer gaat. Gelukkig is het niet druk op de weg en mogelijkheden om verkeerd te rijden zijn er haast niet. Volgens de kaart zouden we tolwegen tegen moeten komen - waarvoor we op de boot al Noors kleingeld hebben ingewisseld - en zien ook borden met tarieven, maar betaalplaatsen zien we niet. Waarschijnlijk worden de kentekenplaten geregistreerd om het geld te innen. Er zal veel geld nodig zijn om dit in de laatste ijstijd door gletsjers gevormde berglandschap van fatsoenlijke wegen te voorzien. Het is ook gevaarlijk rijden. Tegenliggers razen met hoge snelheid over de smalle wegen langs je heen. In degelijke wagens, vaak voorzien van vierwielaandrijving, zijn ze het niet anders gewend. Natuurlijk kennen ze de weg op hun duimpje, en met de power van de motor is het een plezier de berg op te gaan. Om de haverklap kleeft er weer een achter aan je bumper, wachtend om te passeren, waarbij weinig zicht geen belemmering is. Een berm is er meestal niet, als je van de weg afraakt, duikel je zo enkele meters omlaag. Wanneer we de hoofdweg verlaten hebben om op onze bestemming te komen, wordt de weg nog smaller. Er is bijna geen verkeer meer. De weg stijgt flink, we rijden hoger in de bergen. In de winter zijn hier skioorden en zelfs nu bij 30º C zien we vlekken sneeuw liggen. We gaan naar het plaatsje Dalen. De naam heeft het niet voor niks gekregen, want het is echt dalen. Een afdaling die in de tweede versnelling met rem genomen moet worden. Met deze haarspeldbochten moet het wel bijna de kortste weg zijn om beneden te komen.
De camping ligt op een eiland, omringd door een rivier. Na de wespen, horzels en lieveheersbeestjes - allemaal in grote hoeveelheden - zijn het hier honderden kleine muggen die ons lastig vallen.
De smaakvolle camping wordt beheerd door een Nederlands echtpaar. De faciliteiten voor een verblijf zijn aangepast aan het Noorse klimaat: goede was- en douchegelegenheid, fietsen te huur om de bergen in te trekken, hutten te huur voor als het weer te slecht is en gratis gebruik maken van wireless internet. "Wat? Hebben jullie geen laptop meegenomen? Hoe overleven jullie dat?" wordt aan de jongelui gevraagd. Er staat wel een computer om e-mail te checken of om even iets op het internet te zoeken, wat het weer wordt bijvoorbeeld, maar dat is alleen voor volwassenen toegestaan. Bang dat de jeugd iets kapot zal maken, terwijl Monique al achttien is geweest en net als Eric meer verstand van computers heeft dan beide ouders. En voor het grote springkussen zijn ze ook al te groot, maar dat vinden ze niet erg.
Wij vermaken ons wel, met bevers en elanden?
Donderdag 31 juli 2008
"Waar zijn de elanden te zien?" vraagt Inge. De receptioniste toont de kaart en wijst het gebied aan. Met een potlood zet ze een cirkel en scheurt voor ons een vel af van een blok met plattegronden. "Hier, 's avonds tussen half tien en half elf kom je ze zeker tegen." Dat wordt vijftig kilometer rijden voor elanden die we waarschijnlijk toch niet zien, reken ik snel uit. Het is richting Lőrdal, door een aantal smalle lijntjes op de kaart te volgen kan er een ronde gereden worden. "Nou, het is acht uur, we zullen maar gaan, anders komen we nog te laat." Ik ben de chauffeur, dus moet ook op de weg letten. De passagiers speuren verwachtingsvol heel aandachtig de velden af. Natuurlijk zien we niets, dat had ik wel gedacht. Het is geen safaripark. "We zijn te vroeg, daarom zijn ze er nog niet", zegt Inge. De zon schijnt inderdaad nog op de heuvels. Het wordt hier laat donker, en herten laten zich ook pas in de schemering zien. We dalen ferm en pauzeren even in Lőrdal, aan de voet van de berg bij een fjord. Dan moet het op de terugweg maar gebeuren.
Opnieuw betreden we het elandengebied. Meteen zien we daar wel een hert stokstijf stilstaan tussen het kreupelhout. Even later is het tien uur en we hebben de hele ronde gereden. Wat nu? Nog een keer? zucht ik, of terug, we zijn bijna bij de splitsing? Ineens staan er drie auto's stil op de weg. Allemaal Nederlanders. Omdat ze allemaal uit het raam naar iets zitten te kijken, zien we het nu ook. In de verte, twee elanden, grote witgrijze dieren. Ze blijven even stilstaan en kijken onze richting op. Voor een foto staan ze te ver weg en als het toestel dan toch gereed is, zijn ze alweer uit het zicht verdwenen. Het motiveert in ieder geval om de ronde over de smalle weggetjes nog een keer te rijden. Ik rijd nu langzamer en we turen opgewonden tussen de bomen door om grijze gedaantes te ontwaren. "Stop! Daar, ik zie een gewei", roept Inge. "Waar?" tuurt Eric. "Ja daar, ik zie het gelooflijk ook", antwoord Monique. Maar er komt geen beweging in het takkengewei. De takken hebben in ieder geval de vorm van een gewei, in de schemering is het niet goed meer te zien. Het is bijna half elf. Dan zie ik voor me de silhouetten van twee grote beesten, midden op de weg, op twintig meter afstand. Vlak voor de auto, zo groot als paarden, staan er twee elanden verwonderd te kijken dat er een auto aankomt. In de schemer is het te ver voor een goede foto. Als we dichter bij komen, gaan ze snel van de weg af, de bosjes in. We zien ze nog in het weiland staan, weer in veiligheid. Op de foto is waarschijnlijk niks te zien, te donker en te ver weg. Misschien een grijze pixel die als bewijs kan dienen? Op de terugtocht zien we geen elanden meer, logisch, het is ook al half elf geweest. "Kijk, hier stond dat hert", zegt Inge als we weer aan het begin van de route zijn. Voor de grap stop ik, om tussen de bomen beter de lichtere plek van een grasweide te zien. Het beestje staat nog op dezelfde plaats.
Vrijdag 1 augustus 2008
De zon is krachtig, de lucht droog. In de schaduw eten we van het zojuist gekochte brood, dat gezond en voortreffelijk smaakt.
Dan roept de plicht weer om in het ritme te blijven: ik ga hardlopen. De weg begint mooi met dromerige wandelpaden door een park met uitzicht op de fjord. Het vervolg gaat minder als ik langs het meer wil lopen. De weg langs de fjord loopt dood, zodat ik deels over dezelfde route terugloop. De hitte weerkaatst op het asfalt, maar wakkert niet mijn loopgenot aan. De rest van mijn uitgekozen parcours is te saai om uitgestippeld te worden. De verkenningstocht heeft wel weer een uur training opgeleverd. Het landschap en de rivier zijn een plaatje. In de verte heb ik een hoge berg met sneeuwresten gezien. In de middag gaan we met de auto die richting op. Waar we ook rijden, de omgeving verandert niet veel. Bossen, bergen, water; heel veel natuur en weinig cultuur. Dorpen zijn een paar huizen bij elkaar. Verder gaan heeft geen zin, uitstappen ook niet. Langs de weg gaat het recht omhoog, we zien geen plek om te wandelen. Dus gaan we terug naar Dalen en lopen, vanaf de camping gezien, aan de overzijde van de rivier in de schaduw van de berg. Hier is de temperatuur goed. Langs de weg groeien kleine aardbeien die voortreffelijk smaken. Bij de rivier steken we een plasje over door over keien te lopen. Lang kunnen we hier niet blijven, want de muggen bezorgen ons vervelende jeukende bulten.
's Avonds drink ik snel mijn koffie op, want om half negen precies is het bevertijd. Met de ervaringen met de elanden vers in het geheugen moeten we wel op tijd zijn. Het is namelijk algemeen bekend dat bij de rivier, die om het eiland van de camping gaat, meerdere beverburchten te zien zijn. Goed aangekleed met lange broeken en vesten gaan we kijken. Niet dat het ineens koud is geworden, maar om de huid zoveel mogelijk te bedekken. In het donkere bospad aan de rivier stikt het van de muggen en die zijn superactief. De attractie begint precies op tijd. Aan de overkant op de oever zijn twee bevers die het water ingaan om naar de burcht te zwemmen. De rivier is zo breed dat de kop van de bever, die alleen boven het water uitsteekt, niet groter dan van een rat lijkt. Weer een foto met een stipje. We vervolgen de beverroute en speuren bij uitkijkposten, maar we zier er geen meer. De attractie is voorbij. Op het paddenpad, een weg waar we eerder laat op de avond dikke padden hebben gezien, zien we ook geen pad. Daarvoor is het te vroeg, die attractie is nog niet begonnen. Voor de muggen is geen kaartje nodig, die krijg je er gratis bij.
Voor het slapen gaan pak ik de paraplu, want volgens de weerberichten gaat het regenen, en leg deze uit voorzorg vast in de tent.
Zaterdag 2 augustus 2008
In Noorwegen is alles stipt op tijd. In het begin van de week voorspelden ze al regen voor zaterdag, en vannacht klokslag twaalf uur begon het te vallen. Deze attractie hebben we niet besteld. Nat en koude; een training om optimistisch te blijven. Optisch mistig, nevels hangen in het dal, dat wel. Positief. We hebben geen last meer van muggen, dat is een voordeel. Ook klinkt het gezellig, dat getik op het tentdoek.
Om twee uur is het droog en schijnt de zon weer volop. We rijden een tien kilometer om een typisch Noorse staafkerk te bekijken. Een houten gebouw dat zonder spijkers is gebouwd en een Vikingen uitstraling heeft. Ernaast is een open historisch museum, met eeuwenoude houten huizen en molens, die een indruk geven hoe de mens toen leefde. Als we dit een bekeken hebben lopen we over een wandelpad het bos in. Een uur zijn we op zoek naar de veelvraat, die zich niet laat zien. Verkeerde tijd, of is deze attractie niet in dit deel van Noorwegen? Veel eten? Wel pluk ik blauwe bosbessen die nog wat zuur smaken. En in de avond primitief op het gasstel rijst koken met een prakkie uit een blik erdoorheen. Het smaakt heerlijk. Daarna nog even bevers spotten. En ik wandel stevig een uur lang. Weer dezelfde weg, een andere mogelijkheid heb ik niet gezien.
Zondag 3 augustus 2008
We liggen in de slaapzakken en het regent. Niet ideaal, want we vertrekken dadelijk naar het westen, ergens in de buurt van Stavanger en de Preikestolen. In de tent is alles vochtig, ook de spullen die we aan het inpakken zijn. Wanneer het dan een moment droog is, breken we snel de tenten af. Deze keer is de ochtendattractie een leger oorwurmen, die met tientallen tegelijk onder tentdoeken en zeilen vandaan kruipen. Vooral in de smalle ruimte waar de tentstokken doorheen gaan, hebben ze een comfortabel onderkomen gehad. Als alles goed uitgeklopt is en we aan het inladen zijn, valt er opnieuw een bui uit de lucht. Dat betekent snel werken om een dak boven het hoofd te hebben. Redelijk droog gaan we op weg.
De reis gaat nu over hogere gedeeltes. Bergtoppen van rond de 1500 meter. De weg is smal en bochtig. Het is inspannend rijden, zeker als de tegenligger een auto met caravan is. Het landschap is wonderschoon, bijpassende muziek van Nightwish klinkt uit de Cd-speler. Dikke ijsplakkaten liggen her en der op de noordflank van de bergtoppen. Watervallen stromen van de rotswanden. Het lijkt op Snowdonia in Wales, met echte sneeuw. Bruine keien, kaal landschap, een smal weggetje dat er doorheen kronkelt. We stoppen bij een parkeergelegenheid om een foto te maken. Meteen komen er een stuk of zeven schapen tevoorschijn. Ze vinden dat ik de herder ben en volgen mij. Als ze zien dat ik geen eten bij heb, proberen ze een camper die ook pas aangekomen is. In de deuropening staat een vrouw met een hond. Ze heeft een brood in de hand om uit te delen, maar tegelijkertijd moest ze de labrador in bedwang houden, die heftig naar de schapen aan het blaffen is. Het voorste schaap heeft echter geen schrik en bonkt heftig met zijn hoofd tegen de deur van de camper. Een grappig gezicht. Het schaap dat een hond in zijn eigen territorium wegjaagt.
Inge zit weer met de tolwegen in haar maag. "Ze staan toch op de kaart! Waar zijn ze dan?" Er staan ook borden langs de weg, en slagbomen waar niemand te zien is. Waarschijnlijk wordt er alleen in de winter tol geheven, dan zijn er hier skioorden en moeten de wegen sneeuwvrij gemaakt worden. Een andere zorg is dat we dadelijk met een pont een fjord over moeten. "Ben je nog niet zenuwachtig? Hoe zal dat gaan en hoeveel auto's kunnen er op? Gaat ie elk half uur of pas als de boot vol is? Vaart ie wel op zondag?" Als we er bijna zijn, komt er een colonne tegenliggers ons tegemoet, bussen en auto's die er waarschijnlijk net vanaf gereden zijn. Dan zijn wij er ook en kunnen als laatste auto erop rijden. Hij vaart meteen naar de overkant. Een man komt langs voor de betaling. In een mum van tijd rijden we weer. Zo zie je maar weer: de grootste zorgen zijn de zorgen die je denkt dat er gaan komen.
Even later zijn onze tenten weer opgezet op een mooie plek aan het water, ergens tussen Jørpeland en Tau. We hebben een wijds uitzicht op een groot fjord met eilanden en in de verte in de avond de lichtjes van Stavanger, een grotere stad in Noorwegen. Het water is een beetje brak, heeft de kenmerken van een zee, maar is daarvoor nog te rustig. Een tiental kilometer naar het westen komt dit water in de Noordzee uit. De vele eilanden breken de golfslag van de zee, en de fjorden zijn zo diep dat alleen de bovenste laag met het zoete water mengt. De zwakke geluidjes van de golven werken rustgevend en we slapen als roosjes.
Maandag 4 augustus 2008
In de ochtend is alles nog vochtig. Condens, vochtige lucht. De lucht voelt gezond aan, fris zonder een vleugje stank.
De wc- en wasgelegenheid zijn te klein voor het aantal mensen. Ik heb een ongemakkelijk gevoel van niet gewassen zijn, het gebrek aan enige luxe. De voorzieningen zijn er wel, het is gewoon een gedoe. Telkens op en neer lopen, alles bij elkaar een hele afstand. Ook een winkel is er niet in de buurt. In Jørpeland, vijf kilometer verderop, doen we boodschappen. Ook hier is er geen levendigheid. Noorwegen is een mooi natuurgebied, echt gezellig is het er niet. We proberen een ander dorp, Tau, dat aan de andere kant van de camping ligt. We kijken bij de veerdienst die naar Stavanger gaat en wandelen naar de haven. Het zonnetje schijnt, maar spannend is het niet. Het is zo'n dag dat het niet vlot gaat. Soms gaat alles vanzelf, vandaag niet. Op de camping is het lekker. Zon, niet te heet, windje.
Om zes uur ga ik hardlopen. Er is één weg, tussen de fjord en de berg, die ik beide kanten op kan gaan. Richting Tau is er geen voetpad, die valt dus af. Blijft Jørpeland over. Dan zie ik een karrenspoor aan de bergzijde, misschien dat die evenwijdig met de weg richting Tau gaat. Deze weg gaat echter zigzaggend omhoog, steil de berg op. Zo zijn de spieren meteen opgerekt, al weet ik niet of deze arbeid bij de start verstandig is. Als ik boven aangekomen ben, zijn een stel koeien het eindpunt. Omlaag doe ik wandelend ik de tweede versnelling, anders gaan mijn knieën roken. Bij een bramenbos tank ik een onsje paarse vrucht. Kan ik wel gebruiken, want ik heb vanmiddag niet veel gegeten. Geen honger omdat ik niet veel gedaan had. Dan toch over het asfalt op het voetpad, langs de autoweg naar Jørpeland. Een half uur heen, een half uur terug. Een leuke weg vinden valt niet mee. Toch weer een duurloop van 64 minuten gedaan.
Dinsdag 5 augustus 2008
We slapen hier heel goed. Komt het van de zeelucht, het lichte gekabbel van het water of van het vele buiten zijn? Inge zegt dat ze hier heel mooie dromen heeft, de een na de ander. Heel duidelijk gedetailleerd. Waarom kan ik mijn dromen niet herinneren? Haar beelden zijn hier van goede kwaliteit, haarscherp. Goede ontvangst zeker?
Vandaag gaan we naar de Preikestolen, tenminste dat is de bedoeling. Maar na broodjes gehaald te hebben om mee te nemen, regent het en is er een lage bewolking. Bah, een miezerregen. Wat zullen we doen? Dit is niet de beste dag. De Preikestolen ligt op 700 meter hoogte, en nu waarschijnlijk midden in de wolken. Het is ongeveer twee en een half uur wandelen ernaartoe. Goede regenjassen hebben we niet. We besluiten er toch heen te rijden en het lot af te wachten. De twijfel knaagt: teruggaan of niet? Op een parkeerplaats, waar we niet mogen staan, wachten we. De hemel klaart weer op. Als we het betaalparkeerterrein oprijden, is er geen ontkomen meer aan. Het parkeergeld is het entreegeld.
De Preikestolen is een van de toeristische trekpleisters van Noorwegen. Op ansichtkaarten en toeristische folders is wel een afbeelding te vinden van dit rotsplateau met fenomenale uitzichten en loodrechte rotswanden van zeshonderd meter diep.
Het wandelpad is zwaar. Een echt pad kan je het niet noemen. Het grootste gedeelte gaat over grote oneffen keien die nog door moeder natuur zijn neergelegd. Gelukkig is het droog geworden, de lucht dan, want watervalletjes stromen tussen de stenen door, over het pad naar beneden. Er zijn veel mensen in beweging, van allerlei nationaliteiten. Ik splits me van mijn familie af en loop vooruit richting top. Een meer getrainde sportbeoefenaar is anders genoodzaakt telkens te wachten. In hoger tempo is het voor mij makkelijker de keien te trotseren. In de bergen voel ik me in mijn element, als een berggeit spring ik behendig naar boven. De weg ernaartoe is veel moeilijker dan ik me had ingebeeld. Ik hoop dat Inge, Monique en Eric niet zijn omgedraaid, want dit is wel erg zwaar. Anders wandelen ze nauwelijks en nu deze vuurproef. Op de top aangekomen maak ik wat foto's en drink water. Het eten zit niet in mijn tas. Het is inderdaad een adembenemende mooie plek, die mensen aantrekt om zich langs gevaarlijke afgronden te begeven. Het is toch spannend om over de rand te kijken, de diepte in. Men rust hier uit, eet en drinkt om de prestatie te vieren. Maar ik ga meteen terug om te kijken waar de rest is. Ik kom ze al vrij snel tegen, weliswaar moe, maar nog in leven. Ze hebben zich geweldig gedragen. Als de kinderen dit van tevoren hadden geweten waren ze niet meegegaan. Nu blijf ik bij hen en kan ze aanmoedigen. We arriveren samen op de top. Eindelijk kan ik een broodje eten. We genieten van het uitzicht dat nu minder helder is.
Het weer is snel veranderd in een natte mist. De wolken zijn gedaald en het begint te regenen. In de afdaling is het koud en nat, de stenen zijn glibberig geworden. Het pad gaat meestal langs een berg van opeengestapelde glibberige keien naar beneden. Langzaam raken we doordrenkt van miezerige kilte, maar alle aandacht gaat uit naar het veilig neerkomen van onze voeten. Het afdalen op zich is al belastender voor enkels en knieën, nu zeker met onvaste ondergrond. Monique en ik glijden een keer uit. Inge verzwikt bijna haar enkels en Eric is op het eind van zijn krachten. Nat en vies, doodop, met pijnlijke ledematen, natte kleren bereiken we de auto.
Woensdag 6 augustus 2008
Ik sta bij de receptie met een handdoek en toilettas omdat ik een muntstuk van tien kronen nodig heb om te kunnen douchen. Een kleinigheid waarvoor ik bijna een kwartier in de rij sta. De oude vrouw helpt geduldig eerst de klanten die er eerder waren. Als ik de muntjes heb staat er een rij bij de douches. Dan maar straks douchen. De Noren zijn volgens mij een degelijk volk. Eerlijk, en niets overhaast. Stug wordt het een voor het ander uitgevoerd, iedereen correct behandeld. Voordringen zou niet gepast zijn. Ik merk in ieder geval een cultuurverschil, zoals de Britten anders zijn dan de Fransen, zo zijn de Noren anders dan de Nederlanders. Ze hebben een groot vertrouwen in de eerlijkheid van de mens, of waarschijnlijk zijn ze dat zo gewend omdat Noren eerlijke mensen zijn. De campings bijvoorbeeld: er wordt niet gecontroleerd met hoeveel mensen je bent, waar je gaat staan en het ellenlange invullen van formulieren wordt achterwege gelaten. Niet al die regeltjes. Noren gedragen zich ook niet opdringerig, mijden je blik, maar als je ze iets vraagt, antwoorden ze vriendelijk in het Engels. De Noren maken geen herrie, wanklanken die je hoort zijn haast altijd afkomstig van Nederlanders. Kortom, in Noorwegen huist een aardig volk, zover ik het kan zien in campinglife.
Het regent keihard, ons bed is nat, we zitten al uren in de tent en plassen op het potje. Er is hier niets te doen, we hebben het koud en niks fatsoenlijks warm gegeten. Zo zitten we gezellig bij elkaar ansichtkaarten te schrijven. De natte kou schrijven we niet op, alleen het goede wordt vermeld, de waarheid verzwegen. Positieve boodschappen moeten worden overgebracht, de minpunten zijn het niet waard om te onthouden. "We hebben net de Preikestolen bedwongen (plaatje), wandeling van 4½ uur. Mooi land, met zon en sneeuw, bergen en fjorden. Ruige natuur met elanden, bevers en muggen. Groetjes Eric, Monique, Inge en Harrie." Zoiets dus prijkt op een ansichtkaart. Geen leugens. Trouwens de kaart had geschreven kunnen zijn toen dit trieste regenseizoen nog niet was begonnen. Vanmorgen was het nog goed weer. De was hing in de zon te drogen en nu hangt het allemaal halfnat in de tent. Vanmiddag hebben we in Jørpeland boodschappen gedaan. Daarna er rond gereden om te zien of er nog iets interessants was. Dat konden we niet vinden. Verder gereden, toen begon het echte regenen, met de zekerheid dat er toch niks ging komen. De mogelijkheid niet meer hebben te draaien. Een tunnel door, nog een lange tunnel, omdraaien en hetzelfde traject terug. In de tent lag de was die buiten had gehangen. De buurvrouw had deze zorgzaam binnengelegd.
Ondanks dat er niks gebeurd is, heb ik stof om te schrijven. Eric heeft er ook zin in, hij is in de auto aan zijn verhaal aan het werken. Hij is daarheen gevlucht, want hij werd geplaagd door zus Monique omdat ze zijn ansichtkaart niet mocht lezen. Het lampje in de auto geeft wellicht meer licht dan mijn kaarsje. In de auto zal het regengetik ook beter gedempt worden. Het gekletter gaat bijna onafgebroken door. Soms is het even stil, en dat merk je pas als de druppels weer vallen. De druppels vallen nu op mijn dagboek waar de Engelandvakanties nog in staan. Eric komt uit de auto en heeft zeven kantjes volgeschreven. Ik maar twee.
Donderdag 7 augustus 2008
Er is nog maar een half broodje over dat we met elkaar delen. We gaan dadelijk toch rijden, het is onzinnig om alleen voor een brood tien kilometer te gaan rijden. In Tau laten we de auto staan en gaan met de ferry naar Stavanger, een grotere stad in Noorwegen, die we vanaf de camping in de verte zien liggen. De vaart duurt ongeveer een half uur, kost omgerekend vijf euro per persoon, enkele reis. Met auto komt daar natuurlijk nog een bedrag bovenop. Als je zo een rondreis maakt langs de kust zijn er een flink aantal van deze overtochten noodzakelijk, een dure onderneming. We gaan aan een tafel zitten in een ruimte waar ook gegeten kan worden. Er komt iemand langs voor de betaling van de overtocht. Het is me een raadsel hoe ze kunnen onthouden wie ze al gehad hebben. Nee, antwoord ik op de vraag of we een auto bijhebben. Ook hier weer het vertrouwen op de eerlijkheid, want het is niet te zien wie er met de auto is. In Nederland zou zo'n systeem niet werken. Een minpunt is dat je nergens een prijslijst ziet, het is telkens een verrassing wat die Noorse boottocht kost. Zo ook met de zeetocht vanuit Denemarken, dat we via het internet geboekt hadden. Pas laat wisten we de definitieve datum voor vertrek, en toen was de prijs van de een op de andere dag met honderd euro gestegen. Wel een gigantisch prijsverschil, wellicht omdat de ferry bijna volgeboekt was. Noorwegen is een rijk land. De Noren ontvangen veel meer loon dan een Nederlander. Dus ik moet wel een beetje op de prijzen letten, anders is de buidel zo leeg.
Bij aankomst in de stad regent het weer. Hier is het beter te ontlopen, we duiken een warenhuis in. De dames vermaken zich in kledingzaken. Ze gaan vooral winkels in die bekend zijn, die we in Eindhoven ook hebben. De mannen sloffen erachteraan. Als zij dreigen iets te gaan kopen, waarschuwt Eric mij, zodat ik me kan verstoppen. Ik heb de creditcard. Er zijn veel kledingzaken. We hebben honger. De dames willen McDonald's, die is bekend, maar of die ook in Stavanger zit, dat is de vraag. Op een markt koop ik vier appels die ik samen met Eric opeet. Gezond, groen. Het is alweer drie uur. Dan doemt daar in de miezer een McDonald's op. Big Mac's voor de dames, wij mannen nemen niks, want milkshakes hebben ze niet voor Eric en ik wacht wel voor iets anders. Het is een gezellig uitje, een leuke stad. De mensen zijn fatsoenlijk en goed gekleed. Frisse koppen, sportief. Het is te zien dat men hier een sportieve levensstijl er op na houdt. Intussen hebben we wat lekkere broodjes gehaald, de magen zijn weer gevuld. De regen is opgehouden. Langs de haven wandelen we naar het oude stadsdeel, gamle Stavanger. Wel een groot verschil als je het vergelijkt met oude stadskernen in Frankrijk, dat scheelt wel driehonderd jaar in uiterlijk. Hier is het wel oud, maar niet zo gammel als in Frankrijk.
Daarna. Een kop koffie, een plein waar een met man met gitaar goed staat te zingen, liedjes van Damien Rice, een kiosk met park waar een tentoonstelling is met prachtige foto's van dieren, een kathedraal met geweldig houtsnijwerk, oude schepen; in deze stad is veel cultuur te zien. Dit is de moeite waard om de stad met de fiets te bezoeken, want op grotere afstand is nog veel meer te zien. Dat werd duidelijk in het vvv-kantoor, waar we in het Engels om informatie vroegen en in het Nederlands antwoord kregen.
We gaan de boot op. Op de terugweg is er nog een prehistorische rotstekening die we willen zien. Daar aangekomen glijd ik uit en stoot met het fototoestel tegen een rots. De focus doet het niet meer. Niet helemaal stuk, het oude is bewaard gebleven, maar ik kan geen foto's meer maken. De batterij van de telefoon is leeg, ook dat nog. Gelukkig heb ik nog bier. De eerste week had ik dat niet gekocht, drie à vier euro voor een halve liter in de winkel is best duur. Ach, dadelijk moeten we toch de laatste kronen gaan opmaken. Meer dan twee blikken per dag drink ik toch niet, in die kou moet je er alleen maar van plassen. Goed drinken is wel beter voor het vochtgehalte, ik kreeg al een droge mond en keelpijn. De olielamp brandt weer, dat kreng, nadat ik het voor de tweede keer gerepareerd heb. Het geeft samen met de kaars een beetje warmte. Even werd het vanavond weer warm, maar nu tegen elven is het fris. Dan verlang ik toch weer naar Zuid-Frankrijk, 's avonds lekker buiten zitten met een glaasje wijn. Van de vakantie genieten heeft veel te maken met de temperatuur en het vetgehalte van de persoon. Monique heeft bijna geen vetreserves en past beter in een Zuid-Europees klimaat. Eric de Noorman voelt zich het best in het land van de Vikingen. Als wij een vest aan hebben, loopt Eric nog in een T-shirt. Hij voelt zich opperbest, de vakantie mag nog weken doorgaan. Monique heeft last van de kou, als het kwik teveel zakt. Meestal kunnen die twee goed met elkaar opschieten. Zoals broer en zus betaamd hebben ze ook wel eens ruzie. Soms is de oorzaak van geen waarde, een gevoeligheid die de ander niet snapt. Een wissewasje dat me nu ontgaan is. Monique is boos. De vermoeidheid zal wel parten spelen, want na de Preikestolen is ook deze dag van slenteren en wandelen zwaar geweest. Ik heb nu wel genoeg buitenlucht gehad, vind Monique. Inge en Eric hebben last van bulten van een mysterieus, onzichtbaar beest en jeuk. En ik? Ik scheer me niet meer, dan lusten de beesten me niet. Ik drink een tweede biertje, daar blijven ze ook van weg. En ik schrijf, want wie schrijft die blijft.
Vrijdag 8 augustus 2008
Inpakken en wegwezen. Het is weer warm, tenten en zeilen hebben kunnen drogen. Waar we precies naartoe gaan is nog onbekend; de bedoeling is ergens in de buurt van Kristiansand, van waaruit we dinsdag weer naar Denemarken zullen varen. Vandaag oefenen we nog een keer met de kleinere ferry, zoals op de heenreis om de fjord over te steken. Nu staan we vooraan en daardoor een half uur te wachten om overgezet te worden.
Daarna snelweg, nou ja snelweg. Gedeeltes mag je zestig, meestal tachtig en soms kunnen we met negentig over de weg scheuren. Het landschap blijft beeldschoon. Wat dat betreft is Noorwegen het mooiste land dat ik ooit gezien heb. Vooral nu het zonlicht in het water weerkaatst. Het licht is fel en de snelweg gaat door een tunnel. Plotseling is het erg donker en de eerste paar secondes zie ik niks. De weg gaat met een bocht naar beneden, met tegenliggers en schaarse verlichting. Ik ben er niet gelukkig mee. De tunnel is ongeveer een kilometer lang. De een na de andere tunnel volgt nu. Er is zelfs een bij met een afslag in de tunnel. Licht, donker, licht donker. Gelukkig is het niet superdruk in deze belangrijke verkeersader. Het vinden van een camping valt niet mee. De plaats die we uitgekozen hadden, zijn we voorbij gereden, omdat we het bord helemaal niet gezien hebben, of omdat de tunnel er onderdoor ging, of omdat de snelweg omgelegd is. We weten het niet, volgens de kaart had er een afslag moeten zijn. De volgende plaats staat ons niet aan; teveel industrie. Dan nemen we een afslag die naar zee gaat. Een lange weg langs een fjord. Wanneer we op de plaats van bestemming aankomen, blijkt de camping opgeheven te zijn. Deze wordt nu verbouwd tot een park, voor scheepvaart en plezierboten. Er moet er nog één zijn, verderop volgens de kaart, maar die is er niet. Het hele stuk terugrijden. De volgende plaats dan. Het lijkt daar akelig veel op Nederland, rechte wegen met bomen langs de kant, en vlak. We volgen toch maar de borden met het teken van een driehoek, van een tent op een camping. Daar aangekomen staat bij de ingang politie. Wat is dit? Controle? Ze vragen wat we zoeken. Een kampeerplaats voor een tent. De agente raad ons af hier te gaan staan. Het is heel erg druk, met veel lawaai, harde muziek en jongelui die veel alcohol drinken. Er is namelijk een festival. We bedanken vriendelijk dat dit niets voor ons is. Het is ondertussen vier uur en er zijn geen mogelijkheden meer om aan de zuidkust iets te vinden. Inge weet nog een camping met natuurschoon die ze in een tijdschrift heeft zien staan. Een kleinere weg naar het noorden leidt erheen. De omgeving is weer Noorwegian geworden. De weg ligt verlaten tussen een rivier en berghellingen en gaat naar het einde van de wereld. De laatste twintig kilometer heb ik één huis geteld. Verkeer is er nauwelijks. Dan zijn we er bijna, een afslag, nog zeven kilometer. De weg gaat omhoog, er is geen asfalt meer. 'Er zijn geen douches', zegt Inge die de folder nog eens bestudeerd. Met een vies gevoel hebben we daar geen zin in. Wat dan? We rijden al de hele dag. 'Ik moet douchen', zegt Monique. Langs de kant van de weg staat een bord met de tekst: "4 km to campsite. Don't give up!"
Bjelland
De camping is prachtig gelegen op een heuvel met uitzicht naar alle kanten. Er staan niet veel tenten en er zijn een paar hutten die je kunt huren. We worden hartelijk welkom geheten, zelfs met handengeschud. Ik kan me niet herinneren ooit zo aardig ontvangen te zijn. Een bijzonder aardige vrouw wijst ons de weg. 'Daar zijn de douches', maar dat hadden we stiekem al zelf ontdekt. Er zijn vier grote ruimtes met wc en douche. Een handdoek en achtergrondmuziek krijg je er gratis bij. Verder een keuken, stopcontacten om mijn mobiel op te laden. De woonkamer, waar de gasten gebruik van mogen maken, steelt de show. Het is een antieke ruimte, oergezellig, haast een museum. De inboedel is niet van geringe waarde. Aan de dikke houten tafels en banken kan je eten. Geen saaie rechthoekige tafels, maar natuurlijk gevormd met een boomstam als tafelpoot en grote oude karrenwielen als uiteinde. Een groot opgezet rendierhoofd aan de wand, daarnaast een bever. Echt een ruimte om te gaan zitten bij slecht weer. Je mag er hout stoken in de open haard. Op een tafel liggen gastenboeken en tijdschriften, folders en ander leesvoer. Verder houten wanden, kasten met bestek en borden, alsof je een vakantiehuis huurt. De inrichting is erg gezellig. Lampen geven een kaarsenlicht. Op het terrein staan een vijftal tenten, één Duitser en de rest Nederlanders. Frappant in zo'n afgelegen oord, dat daar een kleine kolonie kaaskoppen zich nestelt.
De camping is ook een boerderij, met een aantal schapen en paarden. Wanneer de tent opgezet is, zitten er binnen een mum van tijd wel vijftig vliegen in. Om de vijf minuten komt er een wesp naar binnen gevlogen. Dat zijn de attracties van deze streek. Deuren tegen elkaar openzetten en meppen! Er zijn zoveel vliegen dat ze zelf al op de vliegenmepper gaan zitten. Om de haverklap springt er iemand op of is er een gil te horen als een wesp langskomt. Inge zat op de wc, en toen ze klaar was zag ze een wesp op de bril zitten, op één cm afstand van waar ze gezeten had. 'Ik zou daar ook gaan zitten', zeg ik. 'En je zou zeker ook gestoken hebben', weet Eric. 'Wesp', klinkt er weer. Later op de avond is het erg koud. 's Nachts heeft zelfs Eric het koud.
Zaterdag 9 augustus 2008
We hebben het best naar ons zin. Noorwegen is indrukwekkend, vind Monique. Dat is het zeker, deze vakantie zal een mooie herinnering zijn. In de ochtend schijnt het zonnetje, maar algauw steekt er een koud wind op. Dat wisten we van tevoren, koukleumen, dat Noorwegen geen zuidelijk klimaat heeft. Voor de mannen heeft dat geen problemen opgeleverd, die kunnen een stootje hebben, zitten meestal tot laat in de avond nog in korte broek.
Rond elf uur ga ik hardlopen. Er zijn drie richtingen, drie wegen die ik kan nemen. Eén is waar we vandaan gekomen zijn, daar zijn zo ver ik me kan herinneren weinig mogelijkheden. De andere kant op is een splitsing. Daar volg ik nu de tweede weg, blijft voor maandag de derde over. De weg is qua uiterlijk hetzelfde als de eerste: hard zand met kiezels, bomen en rots die in hoeveelheid variëren. Geen zijwegen. Om het kwartier komt er een auto langs. Ik zie geen beest, hoe goed ik ook om heen kijk. Zelfs voor de elanden en rendieren is Noorwegen te afgelegen. De weg golft telkens omlaag en weer omhoog, variërend in stijgingspercentage. Ruim een uur en een kwartier doe ik deze heuveltraining.
In de middag gaan we over dezelfde weg om boodschappen te doen. Het is ongeveer tien kilometer rijden naar de supermarkt. In een bocht waar de weg versmald is tot de breedte voor één auto, met aan de rechterzijde een vangrail en aan de andere kant rotsen, zien we plotsklaps een tegenligger in rotvaart de berg opkomen. Ik ben in de afdaling en trap meteen hard op de rem. Intussen zien we de sportieveling, als was het in slow motion, op ons af komen. De wagens hebben op de zanderige ondergrond een langere remweg. De jonge knaap in een dure Audi is niet bij de les, want het duurt een paar secondes voordat hij ons ziet en remt. De scène lijkt een minuut te duren en loopt gelukkig goed af. Het scheelt slechts een fractie of we hadden een frontale botsing gehad. Uitwijkmogelijkheden zijn er niet. Ik rijd achteruit om hem te laten passeren. Een verontschuldiging en een groet, je maakt wat mee in niemandsland.
Later in de supermarkt wachten we een kwartier bij de kassa, omdat de bankkaart geen verbinding met de bank krijgt. Ik heb het geld wel contant, maar wil dat bewaren om de camping mee te betalen, omdat daar geen andere betaalwijze mogelijk is. En een pinautomaat is zeker dertig kilometer verderop. Gelukkig lukt de transactie bij een andere kassa wel. Zelfs in niemandsland is er stof om over te schrijven.
Feiten over Noorwegen, uit het boek 'Portret van Noorwegen van J. Dominicus'.
In de ijstijd was het land bedekt met een ijslaag van 2000 meter dikte. Gletsjers hebben de dalen uitgeschuurd, ze werden meren en fjorden.
In zomermaanden profiteert Noorwegen vaak van de uitlopers van het hogedrukgebied boven Rusland. Noorwegen heeft meer zomerzonne-uren dan Nederland, in noordelijker streken gaat de zon minder onder en verliest minder zonnewarmte in de nacht door uitstraling.
Het licht is eten en drinken voor bloem en plant.
Het weer kan snel omslaan; plensbui - zon.
Van groot belang is de Warme Golfstroom voor het klimaat, in de winter is het op de Lofoten 25º C hoger dan op dezelfde breedtegraad.
De fjorden bereiken een diepte tot 1250 meter en dringen tot 180 km tot het oosten door. De ontelbare grote en kleine rotseilanden breken de golfslag van de zee. Eb en vloed dringen niet verder dan 10 km de fjord binnen. De fjorden vriezen niet dicht.
Gletsjer: bij iedere 100 meter stijging daalt de temperatuur een halve graad. Op bepaalde hoogte vriest het altijd, waardoor geen regen, maar alleen sneeuw en hagel valt (eeuwige sneeuw/sneeuwgrens). De sneeuw blijft liggen in kommen op de berghellingen, kan honderden meters dik worden. Onderste laag wordt samengedrukt, de lucht weggeperst: ontstaan van grofkorrelige massa, firn. Firn is plastisch, wordt door bovenliggende lagen weggedrukt, schuift langzaam naar beneden waar het warmer is, gaat smelten (aan bovenzijde bijgevuld).
De avond is nog kouder dan de vorige. Warm eten, warme koffie en een eindje lopen om warm te worden. We speuren naar elanden langs de stille verlaten weg. Een zijpad dan die het wild ingaat, de heuvel op. Nu kunnen we ieder moment oog in oog staan met een Noors wildebeest. De gedacht alleen al vertraagt de pas. Ik daarentegen ga fier voorop, het gat wordt groter en de rest wil terug. Ik kan wel alleen verder gaan, maar doe dat niet. Niet dat dadelijk de volgende kop in de kranten staat: "Nederlanders verslonden door eland in Noorwegen". We wandelen terug en nemen de auto. Nu is het de goede tijd, de duisternis is ingevallen. Weer over dezelfde weg, voor de derde keer vandaag. De auto stottert, een kwaaltje in vakantietijd, lust die buitenlandse benzine niet. Moet ik 95 of 98 tanken? Levende wezens zien we niet. Ik denk dat die elanden hier als trofeeën aan de wand in de huiskamers hangen. Eenmaal opgezet hoef je ze niet meer te zoeken.
Zondag 10 augustus 2008
Ik blader het boekje van Noorwegen nog een keer door. Veel anders is er niet te doen. We zitten midden in een wolk, het regent dat het giet. Het lange gras, als je de tent verlaat, is kleddernat. Het 'Portret van Noorwegen' uit 1969 lag op de grote tafel met tijdschriften en folders. Ik heb het even geleend, het leek me wel interessant toen ik het doorbladerde. "Geef het door" staat er voorin geschreven, "het is compleet achterhaald maar wel leuk om te lezen". "In augustus gaat het meer regenen", lees ik, dus dat klopt nog. Oh, was ik maar langer in mijn slaapzak gebleven. Ik wil fjorden en bergen met een stralende zon. Mijn voeten zompen in het natte zachte grasveld als ik naar het toilet loop. Een Duitser probeert weg te rijden, maar de banden slippen en maken modderige sporen. Vooruit gaat wel, maar dan op snelheid achteruit komt hij er niet uit. Het terrein is daarvoor te heuvelachtig en te glad. Ik help samen met zijn vrouw en duwen de auto naar het verharde pad. Mijn broek is nu nat en zit onder de modder en het gras van de slippende en rondgierende banden. De man is dankbaar voor mijn hulp. Hopelijk kan ik straks zelf wel wegrijden. Tijd voor een warme douche en in de verwarmde kamer lezen.
In de middag is het droog. Er is zowaar een stukje blauwe hemel te zien, maar eromheen dreigen grijze wolken. Ik doe mijn waterafstotende wandelschoenen aan om een eind te gaan lopen. De hele dag stilzitten, dat is niks voor mij. Door het hoge natte gras volg ik iets wat voor een pad moet doorgaan. Poelen en plassen, als ik een beetje uitkijk houd ik droge voeten. Aandachtig kijk ik om me heen, maar weer is er geen beest te bekennen. Dit is toch een ideale plaats om ze te zien nu het droog geworden is. Verscholen weilanden, beschutte bosjes waar zelden mensen komen. Het paadje eindigt bij een meertje. Een kano en een oud verrot roeibootje liggen op de kant. Leuk voor een foto met het meer op de achtergrond. Gelukkig heb ik het fototoestel van Monique kunnen lenen. Tussen de plassen wil ik op een graspol gaan staan, waar ik meteen in wegzak. Mijn schoenen lopen vol water. Tegen een watersnood van bovenaf is zelf de gore-tex niet bestand. Deze schoenen had ik meegenomen voor het natte gras. Dat is dus gelukt. Met natte voeten loop ik verder. Terug naar de weg, een ander pad, heen en terug. Op en neer, zo gaat dat in Noorwegen, een rondje lopen gaat niet. Ik zie een kikker en hoor een waarschuwend geluid van een vogel. De enige tekens uit dierenland. Met de plantengroei daarentegen word ik rijkelijk beloond. Veel licht, de zonne-uren in de zomer zijn meer dan in zuidelijke gebieden, weet ik nu. En veel water, waarbij de temperatuur niet heel erg laag wordt door de warme golfstroom. Paarse heide, gele en rode bloemen. Noorwegen is op kleurgebied een genot om naar te kijken. Goed licht voor de fotograaf. De fotograaf kan nu beter regendruppels dan elanden vastleggen. Ik ben net terug en het begint weer. Een voordeel is dat het bier in de tent meteen op goede temperatuur is. Wat een dag! Als ik naar de wc moet, doe ik mijn slippers aan, anders worden mijn laatste droge schoenen nat. Meer over de regen weet ik niet te vertellen. Gelukkig heb ik nog een boek, dat ik al eens gelezen heb, maar het meeste van vergeten ben. 'De twee scherven' van Frank van Rijn, de man die ook zoveel reisavonturen beleefd, maar dan op de fiets.
Maandag 11 augustus 2008
Het hoogtepunt van gisteravond is nog niet vermeld. Toen we in de slaapzakken lagen begon het keihard te regenen, echt keihard dus. Een hels kabaal, het is ongelooflijk wat een tent kan verdragen. Toch voelden we ons niet geheel op ons gemak, omdat het ging onweren. Gelukkig kwam het niet heel vlakbij, anders hadden we in de harde regen naar de auto moeten vluchten.
Nu schijnt de zon weer. In het teiltje dat nog buiten stond, zit genoeg water om mee af te wassen, zoveel is er gevallen. Zonder duwwerk rijd ik de auto op het droge, nou ja droog, op hardere ondergrond. We rijden naar Evje, een plaatsje vijftig kilometer verderop. Wat moet je anders doen hier in de regen. Er is niks anders dan natuur. In Evje is er tenminste een winkelstraat, die uit kledingzaken, supermarkten en restaurants bestaat. We passeren alsnog pinautomaten, zonder geld uit de muur te halen. We lopen een keer op en neer en doen boodschappen. Bij zomers weer zal het hier best gezellig zijn, nu is er niets te beleven. Dus terug. Honderd kilometer gereden over verlaten wegen om boodschappen te doen. De dag is bijna weer gevuld. Watervallen en rivieren zijn aangezweld en stromen wild. De ruitenwisser gaat nog steeds aan, al kan die nu vaker in de intervalstand. Als we terug zijn, ga ik toch nog die derde richting uitproberen, of het nou regent of niet. Wanneer ik de hardloopschoenen in beweging zet, is het meteen droog. In een weiland zie ik een hert. Misschien is dit de beste weg om wild te zien. Ook deze weg is niet veel anders dan de twee andere. Hard zand, rotsen, bomen en weiland. Er staan niet veel huizen, zelfs heel weinig. In de honderd minuten die ik op en neer loop, kom ik welgeteld één auto tegen en twee fietsers. Die twee kom ik drie keer tegen, dus het is best wel druk.
De laatste avond in Noorwegen is gezellig. We zijn samen met de andere campinggasten uitgenodigd om bij het vuur te zitten en flensjes te eten. In het midden van de hut is het houtvuur, waarop de eigenaar op een plaat het vloeibare spul schept, die in een mum van tijd zwart en lekker zijn. Ze smaken heerlijk, zeker met de op ambachtelijk wijze zelfgemaakte jam erop. Op een bank zitten we in een ronde. Recepten worden uitgewisseld. Met de vertaling daarvan hebben de vrouwen een gezellig onderonsje. De rook vult de hut en ontsnapt ongedwongen door de openingen in het dak. De ruimte kleurt blauw en ruikt heerlijk. Een kartonnen beker met pittige zwarte koffie wordt rondgedeeld uit een grote ketel die boven het vuur hangt. De gastman praat gezellig. Het is wel duidelijk dat het Noorse leven in deze contreien veel gemoedelijker is. Een Duitse gast zorgt voor een passende sfeer met zijn gitaar. Alleen een kopje elandensoep met rendierworst ontbreekt nog. Noorse reiservaringen worden uitgewisseld. Voor velen is deze camping het laatste station van de Norway Trail. In het gastenboek stond ergens: 'goed dat we hier geëindigd zijn, want als we hier waren begonnen, waren we hier gebleven en niks van de rest van Noorwegen gezien. Kristiansand is een afstand van vijftig kilometer, ideaal om op tijd te zijn voor de boot. Het is hier te gezellig om nog dichter bij de afvaart te gaan staan. Vinden we nu, nu we eindelijk warm en droog zijn.
Dinsdag 12 augustus 2008
De camping is betaald met de laatste Noorse kronen. In Kristiansand zijn we veel te vroeg. Een onduidelijk tolpoortje zijn we voorbij gereden, zonder te weten of er betaald diende te worden. Een beetje raar op het einde van de rit tol te betalen. Ik kan me niet indenken later in Nederland nog een rekening hiervan te ontvangen. De auto parkeren is ook moeilijk zonder kronen. Het is weer wennen aan zo'n grote stad, om een gratis plekje te vinden. Het lukt en we lopen het centrum in. Bedelaars zitten op de grond in de drukke winkelstraat. Duistere types lopen er rond. Eten dan bij een McDonalds. We vragen of we met de visa creditcard kunnen betalen. De jongen weet het niet en na wat gevraag heen en weer zegt hij: we zullen zien. Bestelling doorgegeven, blijkt dat het niet gaat, dat je eerst geld moet pinnen in de automaat in de hal. Dat is niet wat we willen, dan maar geen transactie en geen eten. Voor wie zijn dan die apparaten voor bankkaarten aan de kassa bedoeld? We eten in de auto een boterham en wachten totdat we het terrein van de afvaart op kunnen, en dan weer wachten.
Frappant is dat de Duitsers die ik geholpen had met hun auto nu ook op de boot zijn. Eric en ik gaan op zoek naar een stevige maaltijd. Monique en Inge blijven achter op het dek in de buitenlucht. Het weer is slechter geworden en de boot schommelt stevig. Ze willen niet eten, bang om zeeziek te worden. De mannen zijn niet meer tegen te houden. We eten een frietje, Eric met worst en ik met vlees. Ik betaal in euro's en krijg Noorse kronen terug. Het spel kronen opmaken kan opnieuw beginnen. Een beetje kleingeld waarvoor we heel de boot aflopen, maar niks voor kunnen kopen omdat alles te duur is. Uiteindelijk kan ik er drie minuten mee internetten, maar de pagina's laden zo langzaam dat ik alleen te weten kom dat het in Nederland 22º C is. De Deense kronen dienen ook nog opgemaakt te worden. Ik koop eland- en rendierworst, het restant hebben we nodig voor de laatste overnachting. Dan komen we aan, daar waar we amper twee weken geleden vertrokken zijn. Het lijkt een hele tijd geleden. We gaan naar dezelfde camping, Kjul bij Hirtshals. Nog nooit hebben we zo snel een camping gevonden, de tent geïnstalleerd, gegeten en koffie gedronken. Leuk is dat we op precies dezelfde plaats staan, campingplaats nummer 353. Alleen nu is alles veel natter dan veertien dagen geleden, en het wordt veel vroeger donker. De temperatuur is beduidend hoger dan in Noorwegen. De kaars en olielamp branden, zorgen voor het licht om te lezen en te schrijven.
Noorwegen ligt weer achter ons, we kunnen er met een goed gevoel op terugkijken. Het land is echter minder geschikt om er een tentvakantie te houden. Beter is het om met een kamper rond te trekken. Of van hut naar hut, drie dagen blijven en dan doorreizen. Al met al hebben we nog redelijk weer gehad, totdat we in Bjelland kwamen. Mochten we in de toekomst nog eens gaan, kunnen we over Zweden rijden, meer naar het noorden gaan, de gletsjers bezoeken, het hogere berggebied verkennen, Bergen aandoen, die tunnel van 24 km doorgaan. Desnoods naar de Noordkaap reizen, het noorderlicht zien. Ach, Noorwegen is zo groot en uitgestrekt. Er moet nog veel gezien worden. Als we tijd en geld teveel hebben, komen we terug. Goed? Noorwegen is, zoals zo vaak al gezegd, qua natuur wonderschoon. Als we dan terugkomen, wil ik die weg van het Setesdal naar het westen ook nog een keer doen. En bij de Lysefjord, waar het ravijn 1000 meter diep is en de wandeling nog langer is dan naar de Preikestolen, wil ik die zware bergtocht maken. Een tegenvaller is dat het toeristisch gezien een beetje tam is. Vaak is het er te rustig, te weinig activiteit, te afgelegen. Er zijn niet zoveel dingen te doen, het bruist niet. De Noor is rustig, de toerist die Noorwegen bezoekt is rustig, het is een en al rust, dat wel fijn is, als je eenmaal in dat ritme bent. Leuke stadjes, dorpen en plaatsen te bezoeken zijn schaars en ver van elkaar verspreid. De attracties moeten in het wild gezocht worden. Vermaak, vertier en activiteiten dienen zelf ontplooid te worden. Zoals in het boekje stond: de Noor is in het begin terughoudend, niet opdringerig, maar als je ze een tijdje kent, kan je geen betere vriend hebben. Zo is het denk ik ook met Noorwegen. Eenmaal gewend aan het ritme kan je je geen beter land voorstellen. Ik heb nu al heimwee naar de bossen, de stilte, de rustige wegen, de bergen, fjorden, en de Noren die er in harmonie leven omdat er voor iedereen ruimte in overvloed is. Ja, ik hou wel van Noorwegen.
Woensdag 13 augustus 2008
De laatste dag van de vakantie. Betalen met Deense kronen en in de campingwinkel het restant opmaken. Drie keer halen en betalen we iets, zodat we zelfs geen öre meer overhouden. We gaan naar huis rijden. Geregeld regent het keihard, de ruitenwissers gaan op de snelste stand, een hels lawaai en geen zicht. Het doet me denken aan een paar nachten geleden in de tent toen het onweerde. De tank voor de zoveelste keer volgooien, tijd om de benen te strekken, maar in dit hondenweer eten we het broodje maar in de auto op. Zitten en rijden, nu wil ik ook zo snel mogelijk thuis zijn. Niet te overhaast, in Hirtshals lag vanmorgen al een auto op zijn kop. Tussen Hamburg en Bremen staan we ruim een uur in de file zo goed als stil. Weer een ongeluk, een camper en een vrachtwagen waarvan de aanhanger dwars op de weg staat. Al het verkeer moet er via de vluchtstrook langs. Dan opnieuw de tank volgooien, de visa-card is er voor het betaalgemak. Straks, als we alweer lang thuis zijn, krijg ik de zorgen bezorgd op de deurmat. Het zal een forse rekening zijn. Na brood en kaas gebruik ik nu mars en snickers als energiebron. Bij Hengelo gaan we de grens over. Al het verkeer wordt in een sluis geleid. Politiecontrole, welkom thuis. In Noorwegen hebben we de paspoorten niet nodig gehad, ook geen uniform gezien, en hier worden de meeste auto's aan de kant gezet. Gelukkig, we mogen doorrijden. Misschien hebben ze aan de vuile auto en de met vocht beladen lompen ook wel in de gaten dat er voor hen niets te halen is. Het is een rare gewaarwording om vanaf het noorden naar huis te rijden. Gewoonlijk komen we door Maastricht, Venlo of Antwerpen en vlakbij huis langs de fontein van het Floraplein, waar zolang als ik me kan herinneren, water spuit. Nu niet, nu komen we door de stad, en is na de 992 km van vandaag het sprookje uit. De hele dag rijden, zitten, turen en sturen. Als ik de kamer inloop voel ik me niet stabiel, alsof ik bij zwaar weer nog op de veerboot loop.
Donderdag 14 augustus 2008
De wind komt vast uit het zuiden, want ik ben wakker geworden van het lawaai van de snelweg. Geen idee hoe laat het is, de stekker van de wekker ligt er nog uit. We zijn niet meer gewend aan het lawaai. Eric vond gisteren zijn beeldscherm ook al zo piepen en had door het lawaai van buiten het raam dicht gedaan. De kranten van de afgelopen weken liggen op een stapel, maar ik heb nog geen zin ze door te bladeren. We hebben teveel last van de kater van het thuiskomen. Elk jaar denken we dan wat doen we hier. Laten we de spullen verkopen en in een primitief hutje gaan wonen. Al die zorgen hier, weer werken, weer school, de rekeningen betalen. Bij thuiskomst is het contrast nog zo goed merkbaar. Het autoverkeer, de rijen geparkeerde auto's voor het huis, jeugd dat hard met harde muziek in opgevoerde auto's met open ramen door de stad scheurt, zonder rekening te houden of er misschien een kind de straat op rent. Ik erger me eraan en denk aan de Noren die al voor een zebrapad stoppen, als je zelf nog niet weet of je wel gaat oversteken. Na het Deense brood dat nog over was, pak ik mijn laptop. De belangrijkste e-mails had ik gisteren al gezien, en nu ploeg ik het restant door. Het laatste nieuws bekijken, betalingen doen met internetbankieren en de vakantiefoto's er opzetten, je bent zo weer een paar uur verder. Inge is ondertussen aan het wassen, de auto aan het leegruimen, de kampeerspullen laten drogen en opbergen. Monique en Eric hebben het leven van voor de vakantie weer opgepakt, dat zich in computerland afspeelt. Monique komt toch wat vaker beneden kijken dan voorheen, en Eric heeft het niet naar zijn zin met de games en wil het liefst er nog een paar dagen vakantie aan vastplakken. Om twaalf uur zoek ik een paar hardloopkleren die ik nooit meer gebruik (de rest zit in de was) en ga het hier weer eens verkennen. Ik realiseer me nu dat ik heel vroeg gegeten heb en eigenlijk honger heb. Het lopen gaat goed. Ik ga sneller, het is vlak en ik ben licht omdat ik twee dagen niet veel gegeten heb. In de bossen zie ik twee herten, een haas, een eekhoorn, twee reigers; dit land is veel te klein. Na de openheid oogt de tuin ook zo klein. Inge snoeit, knipt het piepkleine grasveldje met een nagelschaartje, rommelt wat aan. "Een koninginnenpage", roept ze opeens. "Dat is een zeldzaamheid, dat je hier haast nooit ziet. Vorig jaar in Die, Frankrijk, heb ik er laatst één gezien en in Nederland één toen ik nog kind was". Nederland is dikbevolkt, misschien daarom dat er zoveel attracties zijn. Ik lees de krant, de baard is eraf en het is etenstijd. We eten friet, zoals vaak op donderdag, als ik de werkweek er op heb zitten. Het oude leven is weer begonnen. Het smaakt heerlijk, we zijn droog, warm en hebben de buik vol, van Nederland - van friet.
Twee weken later
Twee werkweken zijn voorbij gegaan, zo snel als nooit tevoren. Wat rest zijn foto's, herinneringen en stof tot schrijven. Daar kunnen we ten minste nog even op teren. Een verblijf in Noorwegen krijgt zo nog een meerwaarde. Honderden foto's zijn ettelijke malen op computerbeeldschermen en teevees langs gekomen. Familieleden hebben een indruk gekregen, interesse getoond in waar wij geweest zijn. Gek, alsof er in die drie weken meer gebeurd is dan in de rest van het jaar. Het was ook een actieve vakantie. Hoe vaak hoor ik niet van de doorsnee vakanties: hoe het eten is, of het hotel schoon is, de drank die vloeit, dat het zo heet was, dat het zwembad de enige plek is waar het nog uit te houden was. Mannen die zeggen: ik blijf eigenlijk liever thuis, maar de vrouw hè, die wil ook een keer weg. Ik ook, ik ga het liefst op vakantie, maar niet op de manier van alleen zwembad, alleen eten, drinken en niets doen. Ik wil avontuur, reizen, ontdekken, lijden, ervaringen opdoen. Deze vakantie heeft positieve energie opgeleverd. Uit het hoge noorden hebben we verhalen meegenomen. Bij een wijntje hebben we nagenoten van elandenworst, rendierworst hebben we nog tegoed. Wat overblijft is een vast stramien van het onthouden wat we meegemaakt hebben. Met het vertellen lijkt het niet meer zo bijzonder als we het destijds ervaren hebben. Voor de toehoorders moet het even saai klinken als de zonvakanties, zeker als deze genoten heeft van de rust en de verkoeling van het zwembad. Ik geef toe: luxe en comfort, daar voelt men zich wel prettig bij. Maar ik wil dat om de een of andere reden niet. Inge en Eric ook niet. Wij kunnen goed overweg met minder. Monique is weer zo tevreden met thuis zijn, de computer, dat ze niet nog eens op vakantie wil. Het dagelijkse leven en ons soort vakantie, daar zit een flinke stap tussen, voor en achter. Opmerkelijk is ook dat je meer mensen ontmoet die in Noorwegen zijn geweest dan als je er niet geweest was. Het was anders onopgemerkt gebleven. Noortje was een aantal jaar geleden in Noorwegen (had ik kunnen weten als ik eerder had geweten hoe ze heette) en heeft op dezelfde camping in Dalen gestaan, gelijksoortige reiservaringen beleefd, karakteristiek aan het Noorse gevoel. Mijn collega is nu met zwangerschapsverlof gegaan. Ik ben benieuwd of het kind een Scandinavische naam krijgt. Ze wil in ieder geval nog een keer terug. Als het een jongen wordt, raad ik Eric aan, zoals wij onze Noorman hebben genoemd. Een andere Scandinaviërliefhebber sprak ik tijdens het hardlopen op de club, toen we een zware intervaltraining hadden. Het was de tweede training na de vakantie, waarbij ik merkte dat de conditie op peil was gebleven. Tijdens de tempoloop in hoogste versnelling spraken we over Noorwegen, terwijl anders in die omstandigheid het beter was alle zuurstof voor de training gereserveerd te houden. Hij was er vaak geweest: Finland, Zweden, maar Noorwegen spande de kroon. Hij is een goede marathonloper en net terug uit Noorwegen, waardoor hij zich heeft laten terugzakken in het rustiger tempolopende groepje van mij, omdat hij nauwelijks getraind heeft. Automatisch loopt hij op kop en moet gedwongen het tempo inhouden. Ik hou hem goed bij en volop wisselen we vakantiegedachten uit. Als het sein klinkt om weer rustig aan te doen, schiet hij in versnelling, in de veronderstelling dat we zojuist het langzame tempo hebben gehad. Ja, het dagelijkse leven en vakantie, daar zit een flinke stap tussen. Naar de Preikestolen geweest? vraagt hij. Ja, jij? Zo actief als hij is en vaak er dichtbij geweest te zijn, ontbreekt hem nog dit huzarenstukje. Maar hij heeft wel walvissafari en huttentochten ondernomen. Noorwegen heeft de meeste variatie in landschap, fjorden en meren, bergen, bos en zee. Zweden is het minst aantrekkelijk, vlakker. Finland is ook mooi, veel bossen en meren. Vanaf Duitsland kan je met de boot in 24 uur naar toe. Duur? Achthonderd euro, maar daar is wel een overnachting bij inbegrepen. Nog een andere connectie had ik op mijn werk. Een andere collega had in zijn studententijd stage gelopen in Bergen, een stad die ik in de toekomst wel eens wil bezichtigen. "Heb je geen last van muggen gehad? Zoals in "Nooit meer slapen" van W.F. Hermans." Ja en ik heb het lang geleden nog gelezen ook. Het gaat over een student die geologie studeert en daarvoor naar het noorden van Noorwegen reist. Toevallig had ik het tijdens de vakantie opnieuw willen lezen, maar het boek was uitgeleend. Nu ook, want ik ben het aan het herlezen. Zeer goed boek, de sfeer, het land; ik kan het me nu beter voorstellen. De muggen zijn er nog vervelend en naar, maar we hebben er niet minder om geslapen.
Zie hier de oude site met foto's: