Verbeten wilde blikken
staren langs me heen
en van hen is er geen één
die het hoofd wil knikken
Bezwete vurige gezichten
trappen nors op stalen rossen
in modderige afgelegen bossen
zonder een blik op mij te richten
Een colonne voorover gezakt
met helmen en uniform kledij
bewegen als robotten in een rij
zonder enig menselijk contact
Ze komen me tegemoet
één voor één, wel honderd-
enéén tel ik verwonderd
en geen één die me groet
Ik geloof het niet
-omdat ik te voet ben?
-de andere kant op ren?
dat niemand me ziet
Ben ik dan onzichtbaar
verscholen in een dimensie
die ik in mijn fantasie zie
en voor hen niet zichtbaar?
Maar dan is er één uit het niets
van de fietsroute ontspoort
en niet tot die groep behoort
die man groet vanaf zijn fiets
Harrie van Hoof
Foto Har 23-02-2019
Gedicht geschreven in 2004
Ik was een keer aan het hardlopen en kwam een hele colonne mountainbikers tegen, zo te zien hadden ze al heel wat kilometers afgelegd. Bezwete rode modderige hoofden ingepakt in fietskledij en helmen volgden een route van moeilijk begaanbare paden. Het is gebruikelijk dat je elkaar groet als je aan het sporten bent in de bossen, als blijk van medeleven. Telkens als er weer één voorbij fietste keek ik hem aan maar ieder bleef strak voor zich uitkijken. Heel de groep leek te uitgeput om nog maar een knikje te kunnen geven. Het begon me te irriteren dat er geen één uit die hele groep me ook maar even aankeek of een groet bracht. Op andere dagen groetten de fietsers wel maar vandaag was schijnbaar een dag dat ik onzichtbaar was, waren hun brillen te beslagen van vermoeidheid. Gelukkig kwam ik nog een normale fietser tegen, hij behoorde niet tot die groep, die mijn dag weer goedmaakte.