Maart 2002
Een ander werelddeel, het land van de onbegrensde mogelijkheden. Het roken echter lijkt bijna een gesloten boek, een wetboek dat strikt met vastomlijnde regels in de toekomst onder een dik laag stof bedekt zal worden. In ben drie weken in Amerika geweest en heb intens de sfeer van het onbekende met alle zintuigen opgenomen, en in mijn achterhoofd het rookgebeuren opgeslagen. De stoere cowboy te paard met een sigaret in de mondhoek was er niet meer te bekennen. Ter vervanging prijkten in het straatbeeld kleurrijke gigantische reclameborden met afbeeldingen van hamburgers en cola’s, blijkbaar was vetzucht bij wet nog toegestaan.
Ik werkte als colorist in een klein plaatsje in de staat New York, vijftig kilometer ten noorden van de gelijknamige stad: ‘The Big Apple, the city that never sleeps.’ Aangezien ik geen vervoer had en de afstand iets te ver was zat ik doordeweeks na het werk noodgedwongen in een chic hotel. Eten in het luxe restaurant en een biertje aan de bar waren het enige vertier. Op de kamer kon ik weliswaar televisie kijken, maar in het hotel mocht niet gerookt worden. Rusteloos door de inwendige klok gestoord, liftte ik voortdurend op en neer om buiten een sigaret op te steken. Het had geen zin om het stiekem op de kamer te proberen, in het hotel hingen overal rookmelders die als een ‘Big Brother Is Smelling You’ fungeerden.
In het weekend had ik echter tijd genoeg om New York City te verkennen. Die tijd benutte ik ten volle. Het leek wel of ik bezig was met een intensieve ontdekkingstocht door Amerika, met als opgave een onbekende som op te lossen. Het ervaren van de wereldstad met alle zintuigen, opgeteld met het doordeweekse leven rondom het hotel in het groene dunbevolkte gebied en daarbij het contact met de mensen op het werk, gaf als uitkomst een visie op de cultuur en samenleving van een stukje Verenigde Staten; een kleine afspiegeling hoe het met het roken is gesteld op een ander continent.
Binnen in openbare gelegenheden was ‘smoking’ grotendeels verboden. Misschien dat het in het ondergrondse nog volop tierde, maar ook op straat waren beduidend minder gloeiende sigaretten te zien dan in Nederland. Het roken was niet vanzelfsprekend meer, het was eerder onopvallend aanwezig of anders gezegd opvallend afwezig. In ieder geval lijkt het daar geleidelijk te verdwijnen uit de samenleving. Als ik niet gerookt had zou ik er haast niet meer aan gedacht hebben, simpel door het feit dat er zo weinig metgezellen waren met dezelfde hobby. Ik had spijt dat ik niet gestopt was voordat mijn reis begon, het was een ideale situatie geweest om in drie weken af te kicken. Een confrontatie met bekende rookverslaafden was me dan bespaard gebleven, het had vast op een kuuroord in Zwitserland geleken. Binnen in het bedrijf was het ook al verboden, op de werkvloer hadden collega’s niet de mogelijkheid mij met lekkere prikkelende geuren lastig te vallen. Toch had ik het niet aangedurfd een poging te wagen, de reis bracht al zoveel onzekerheden met zich mee, en ik herinnerde me nog zoveel mislukte afkickpogingen. Ik had mijn vertrouwde shag meegenomen, precies genoeg voor drie weken, en inwendig kreeg ik nog steeds de signalen van trek die bleven voortduren totdat de behoefte bevredigd was. Dus zocht ik met regelmaat de plaatsen op waar het nog wel toegelaten was, buiten in de kou. Ervan genieten ging zo niet, haastig half opgerookte peuken werden weggegooid in de laatste sneeuwresten.
Toch vond ik het wel aangenaam dat het op de werkvloer niet mocht. Ik kreeg sterk de behoefte ook een niet-roker te zijn. In Nederland is het lastig als je ermee wilt ophouden, je wordt voortdurend geconfronteerd met andere rokers; het is een hindernis die het stoppen bemoeilijkt. Ik ben daar net zo goed schuldig aan en daarom is het wel handig dat van bovenaf een halt wordt toegeroepen. In Amerika verbiedt de wet onschuldige mensen te belagen met walmen die zij niet gevraagd hebben. Ondanks dat het opdringerig lijkt ben ik het er volkomen mee eens, maar ik ben ook geen fervent vuurtjesstoker en wil ook geen andere mensen lastigvallen. Het zal niet lang meer duren of Europa zal Amerika volgen, je kan op je klompen aanvoelen waar het naartoe gaat. De rookcultuur ligt meerdere jaren op Europa voor, en dan bedoel ik in het ontmoedigen, het verbieden en verbannen van de rook. Wij, kleine landjes, zullen geheid volgen. Er is een hetze ontstaan tegen de tabaksgebruiker, maar ook twijfel, omdat belastinggeld door moet blijven stromen. Arme rokers! Laat iedereen zelf beslissen wat het beste is, dat hoeft de regering niet te doen. Als iemand geniet van een sigaretje: laat hem genieten, hij is er toch zelf verantwoordelijk voor? En krijgt hij een ziekte: hij heeft er toch voor betaald? Maar wellicht hebben ze het beste met ons voor, en beseffen wij het niet omdat we zo verslaafd zijn? Ik besef dat de regeltjes ook op mij van toepassing zijn, al was ik er liever buiten gebleven. Het past evenzeer in mijn straatje, ik wil er uiteindelijk mee ophouden. Om te beginnen zal ik het voortaan niet meer doen in de nabijheid van niet-rokers. Toch voel ik ook iets van protest in mij, de wereld is al zo hardvochtig tegenwoordig. Een harde aanpak zonder medelijden geeft misschien het beste resultaat, en is in het belang van de volksgezondheid een juiste oplossing. Toch riekt het naar vervolging, opdringerigheid, massaal uitroeien van een rokersvolk. Maar hardnekkige volhouders zullen het toch niet opgeven. Desnoods kweken de protestzangers het goedje zelf, halen ze het recept bij de laatste der Mohikanen. Misschien mogen zij uiteindelijk als een stel melaatsen nog roken in een daartoe bestemd reservaat. Overlevenden van een bijna uitgestorven volk. Rookten de indianen hier in het Wilde Westen al niet de vredespijp?
Het rookbeleid van de regering is diep doorgedrongen in de Amerikaanse zielen. Het besef hoe slecht het is, is nergens zo massaal aanwezig als in de Verenigde Staten. Men heeft ook een geweldig ontzag voor de politie, te hard rijden doen ze ook niet. Het roken leek dan ook haast uitgestorven. Als ik naar buiten ging, waren de lotgenoten op één hand te tellen. Het rookreservaat lag merendeels in de openlucht, in openbare gelegenheden was het meestal niet toegestaan. Uitgezonderd in enkele cafés, mits een degelijke afzuiginstallatie de lucht ververste. Tijdens de werkdagen was ik geregeld buiten te vinden met een kop koffie, een gezellig onderonsje met de schaarse mederokers. Het sigaretje verstevigde het contact en bemoedigde een gesprek. Zij kenden alleen filtersigaretten, ‘zonder filter’ was een term uit een ver verleden. Verwonderd keken ze me aan als ik een shagje draaide. Dat hadden ze nog nooit gezien. Alsof ik een jointje aan het maken was. Ja, ja, Amsterdam, daar hadden ze wel van gehoord. Haast overdreven spraken de andere collega’s hoe slecht het was, welke enge ziektes ik wel kon oplopen. Het roken van tabak was in hun ogen een drugsverslaving. Hoe tolerant een land is, de cultuur, het milieu waarin je leeft bepalen de ernst van de zaak. Acceptatie of verwerping. Waarom zou het gebruik van tabak geen drugsverslaving zijn?
De stad New York verkennen was een ware ervaring die ik wellicht niet snel zal vergeten. Twee weekenden heb ik er rondgezworven en van de zaak kreeg ik nog een rondleiding. Ik keek mijn ogen uit, de gebouwen, de mensen, een grote nieuwsgierigheid overviel me. Ik voelde me blakend gezond zo vlak bij zee. De lucht was er fris, helemaal geen stadslucht wat je zou verwachten. De zeewind blies tussen de wolkenkrabbers door de uitgestoten uitlaatgassen van het verkeer schoon; rokende uitlaatpijpen werden in de stad overigens ook zoveel mogelijk geweerd. Er moest flink betaald worden om met een auto de stad in te rijden en de parkeergelden waren ook niet gering. De prijs van de tol vormde een barrière mee te werken aan smogvorming in deze levensader, zoals ook de hoge accijnzen op sigaretten de luchtkwaliteit verbeterden. Hoe langer ik hier was, hoe meer ik de frisse lucht waardeerde. Ik kreeg steeds minder zin om zelf damp uit te stoten.
Ik kocht een digitale camera waarmee ik de stad vanuit een ander gezichtspunt ging bekijken. Turend door de zoeker was ik zo gefocust, dat niets van de stad me ontging. Het werd een deel van mij, een derde oog met geheugenopslag, waarmee ik beelden van informatie kon opslaan. Het zonlicht dat van de gigantische gebouwen reflecteerde, werd gevangen en samengebundeld in het oog van de lens, zolang de batterijen het nog deden stimuleerde het mijn hersenactiviteit. Alles was interessant en van het één naar het ander hobbelde ik door de stad. Ik ging met de boot naar het Vrijheidsbeeld, daarna naar de top van het Empire State Building, twee symbolen van vrijheid die ik bekeek met het oog van de camera. Het leek of ik vanaf grote hoogte door de camera mezelf kon aanschouwen. Ik wilde ook vrij zijn en had het eigenlijk veel te druk om ondertussen een shagje te draaien.
Er was volop bedrijvigheid in Manhattan, de wijken krioelden van kunstzinnige, creatieve mensen die hun gaven tentoonstelden. Wandelend door de stad keek ik mijn ogen uit, actieve mensen tussen artistieke boetiekjes, aparte lui in de raarste kledij, goochelaars en acrobaten, muziekopvoeringen, één en al gezellige levendigheid. Heel wat kilometers liep ik af, het was een half jaar na ‘11 september’ en het leven was doorgegaan. Ik kwam op de plek die heel de wereld in de greep had gehouden. De klap was nog niet verwerkt, er hing een emotionele stilte rond Ground Zero. Wat stelde het smeulen van een sigaret nog voor in vergelijking met deze verbrandingsplaats, waar de Twin Towers in de as waren gelegd. Vlaggen, kledingstukken en gedichten overspoelden de omheining ter nagedachtenis, speciaal ook het lot van de brandweermannen die tijdens het blussen in de gruwelijke rook omgekomen waren. Het terrein was afgesloten, vrachtwagen reden nog steeds af en aan om puin en as af te voeren. Hadden de pessimisten dan toch gelijk gekregen?
Het leven gaat door. In Central Park liepen de joggers, gezonde mensen in moderne outfit. Even de ellende vergeten die van zo dichtbij had plaatsgevonden. De drukte in het toch wel grote park deed vermoeden dat er een wedstrijd aan de gang was, het waren echter louter recreanten die in het groene hart van de stad de longen lieten luchten en de zorgen weggooiden. En ik had mijn hardloopschoenen niet eens meegenomen. Wat gaf het, het was het laatste weekend in New York, thuis zou ik spoedig weer kunnen hardlopen. De zon kondigde de lente aan, ik wandelde uren goedgehumeurd door het park. Het voormalige rookplezier vervluchtigde tussen het uitzicht op de wolkenkrabbers. Het laatste half pakje shag was uitgedroogd en smaakte goor. Ik twijfelde even en gooide het ten slotte in de vuilnisbak en maakte een foto met de plek van afscheid verscholen op de achtergrond. Het derde oog moest me dan maar helpen het vol te houden. Het afscheid was voor eeuwig vastgelegd. Een eindje verder stond een obelisk, een stenen gedenkpaal uit het vroegere Egypte, ingekerfd met hiërogliefen. Tekens en symbolen, een recent ontcijferd schrift, een verhaal dat verteld moest worden, duizenden jaren oud en in de huidige tijd te bezien. Zo gingen ook mijn gedachten, mijn rookschrift met foto’s langs deze gedenkwaardige plaats.
In Amerika was ik een niet-roker geworden, de tijd liep jaren vooruit. Op de vlucht naar Europa steeg de jetlag in mijn hoofd, de open zeelucht had plaats gemaakt voor een benevelde smog. Ik vloog terug in de tijd. Een bedompte vermoeidheid overviel me. Een paar dagen later rookte ik weer, de tijd was nog niet rijp.
Langzaam ontstaat de toekomst
uit het verleden
daar waar ik ben
in het heden.
Waar gaat het heen
de komende tijd
als ik terugga naar de verleden tijd?