FRAGMENT MARCUS VAN BLANKENSTEIN

ZITTING VAN WOENSDAG 21 APRIL 1948

Sub-Commissie I

Tegenwoordig de heer Donker, voorzitter, jonkvrouwe Wttewaall van Stoetwegen en de heer Koersen, leden, alsmede de heer Schuijt griffier.

Punten van het Enquêtebesluit: b, c, d, e, j en o. Verhoor van

Dr. MARCUS VAN BLANKENSTEIN, oud 67 jaar, wonende te Wassenaar, journalist. Hij

legt de eed af als getuige.

9457. De Voorzitter: De heer van Lidth de Jeude was op dat ogenblik de verantwoordelijke man.

A. Op de Minister van Oorlog kon men niet rekenen, maar ook op Gerbrandy niet. Ik herinner mij b.v., dat, toen Burger naar Londen kwam, hij een brochure meebracht. Ik schrok mij een ongeluk, toen ik die brochure las, die hij zelf had geschreven, een heel korte brochure.

Later heeft hij zich heel flink gehouden en ik heb later respect voor hem gekregen, maar die brochure was helemaal mis. Hij had het over de beperking van de persvrijheid, beperking van het kiesrecht, dingen, die toen in zekere kringen in de mode waren. En de Joden zouden niet op dezelfde voet schadeloos kunnen worden gesteld als de rest van de bevolking, enz. enz. Hij was Minister geworden. Ik vroeg Gerbrandy hoe dat kon. Hebt u die brochure gelezen? Ja, zei Gerbrandy, met een half oogje.

Ik zei, dan wordt het tijd, dat u die met een heel oogje leest. Ik heb haar bij mij, ik zal ze u voorlezen. Gerbrandy sloeg zijn handen bij het aanhoren in de lucht. „Maar dat is afgrijselijk", zei hij. Het was ook afgrijselijk, alleen heeft Burger later het zelf helemaal vergeten, geloof ik.

Ook van Heuven Goedhart heeft ten slotte grote bezwaren tegen Gerbrandy gekregen. Die voelde zich toen uiteindelijk vreselijk geschokt.

Hij woonde met Gerbrandy samen en dacht, dat hij rotsvast op hem rekenen kon. Van Heuven Goedhart heeft lange tijd nodig gehad om daar overheen te komen.

9462. De Voorzitter: Het is mij bekend, dat er op dit punt veel gezegd en geschreven is. Maar, als men ziet hoe het na de bevrijding ook in het constitutionele is gegaan, dan vinden die theorieën in de feiten geen bevestiging.

A. Ik herinner mij een gesprek met Beel, toen hij net Minister was geworden. Ook hij had in het eerst enigszins zonderlinge theorieën verkondigd. In dat gesprek verdedigde hij zich tegen de verdenking, dat hij niet goed constitutioneel zou zijn. Ik zou professor in het Staatsrecht in Nijmegen geworden zijn, zo zei hij. Ik heb de Koningin op Haar eerste tocht naar Nederland vergezeld en ik heb gezorgd, dat ik voor Haar aankomst over de grens was en in mijn begroeting van de Koningin heb ik er vooral de nadruk op gelegd, hoezeer wij het moesten waarderen, dat zij met een begeleiding van de Minister, zoals de Nederlandse constitutie dat eist, in Nederland terugkwam. Die Minister was ik zelf. Met Beel is het dus helemaal terechtgekomen. Allerlei mensen zijn toen tijdelijk afgedwaald, zoals ook Burger afgedwaald is geweest en zij zijn weer goed op hun benen terechtgekomen. Het was een tijd om je benen eens even te verliezen.

Einde fragment