JACOB HEMELRIJK

ZITTING VAN WOENSDAG 11 JANUARI 1950

Sub-Commissie III

Tegenwoordig de heren Schilthuis, voorzitter, van Dis en Stokvis, leden, alsmede de heer Gerretsen, griffier.

punten van het Enquêtebesluit: l en m.

Verhoor van

Dr. JACOB HEMELRIJK,

oud 61 jaar, wonende te Bergen (N.-H.), rector van het gymnasium te Alkmaar.

Hij legt de eed af als getuige.

72370. De Voorzitter: Er zijn verschillende dingen, die wij u wilden vragen en die betrekking hebben op uw ervaringen in verschillende phases van uw gevangenschap. In de oorlogstijd hebt u tot September 1944 in Vught gevangengezeten?

A. Ja, ik heb twee etmalen in Vught doorgebracht.

De Voorzitter: Ik wilde juist vragen hoelang u daar gezeten had. Het blijkt dus, dat het twee etmalen zijn geweest.

A. Ik ben daar bijna bewusteloos binnengedragen. Ik ben uit een cel in Arnhem weggehaald, naar Vught vervoerd en onderweg ben ik bijgekomen.

72371. De Voorzitter: Bent u bijgekomen in Vught?

A. Onderweg. Ik ben op een draagbaar binnengedragen en bij een ander in bed gestopt. Ik heb daar twee etmalen doorgebracht, liggende op bed. Toen ben ik vervoerd naar Oranienburg.

72372. De Voorzitter: Ondanks de toestand, waarin u verkeerde?

A. Ja.

72373. De Voorzitter: U hebt dus niets kunnen bemerken in Vught?

A. Zeker wel, ik was bij bewustzijn.

72374. De Voorzitter: Hebt u bemerkt, dat er vanuit Nederland hulp geboden werd aan de gevangenen?

A. Ik heb het in deze vorm bemerkt. dat, toen wij in Oranienburg kwamen, mijn medegevangenen zó over Vught spraken, dat ik zeide: Het lijkt wel of jullie daar in het paradijs zijn geweest! Zij hadden daar zoveel pakketten gekregen! In Oranienburg hield alles op.

72375. De Voorzitter: Van wie kwamen die pakketten in Vught?

A. Van familieleden o.a. Ook van het Rode Kruis, naar ik meen.

72376. De Voorzitter: Maar namen van personen, die daarmede annex waren, kent u niet? Ik kan mij ten minste moeilijk voorstellen. dat u dat in die twee etmalen te weten zou zijn gekomen.

A. Vught was in de ogen van mijn medegevangenen een paradijs. Toen zij een paar dagen in Oranienburg waren, klaagden zij steen en been, unaniem. In de trein hadden zij ook allerlei dingen gehad, waaraan zij zich gedurende de reis, die 2 of 3 dagen duurde, tegoed konden doen, de een meer, de ander minder.

72377. De Voorzitter: Wanneer is dat geweest?

A. Vijf September.

De Voorzitter: Dus vóór de spoorwegstaking.

A. Na Dolle Dinsdag en vlak vóór de spoorwegstaking, inderdaad.

72378. De Voorzitter: Waren er in Oranienburg reeds meer Nederlanders?

A. Wij kwamen aan met twee grote transporten.

72379. De Voorzitter: Maar toen u aankwam, waren er al Nederlanders?

A. Die heb ik niet gezien, behalve een enkele, zoals Vorrink en Toornstra. Wij zijn ontkleed en ontluisd, hebben een halve nacht met z'n drieën op een matras geslapen en zijn toen doorgemarcheerd naar de Heinckelfabrieken. Deze vormden een soort dependance, een buitencommando, van Oranienburg. Oranienburg heette feitelijk Sachsenhausen. Om 1 uur kwamen wij op bed, om 4 uur werden wij gewekt en om 5 uur marcheerden wij naar het terrein van de Heinckelfabrieken, gelegen op een afstand van 7 km. Wij kwamen op een groot terrein met allerlei barakken, die, tot ons grote genoegen, veel ravage vertoonden. Daar kwamen wij in quarantaine. Wij marcheerden daar binnen met grote troepen Hollanders. Wij kwamen met 2000 mensen in een leeg gebombardeerde hal te liggen.

72380. De Voorzitter: Allemaal Nederlanders?

A. Neen, Belgen waren er ook bij, maar het waren vooral Nederlanders. Daar heb ik veel mensen ontmoet, die in Vught waren geweest, maar die mij niet herkenden, omdat ik zo mishandeld was. De secretaris van curatoren, professor Koelma, die burgemeester van Alkmaar is geworden, trof ik in de hal, maar die herkende mij niet, zo onherkenbaar was ik. Zij hadden mij toegetakeld en met gummiknuppels op mijn hoofd geslagen. Dat was Hollandse politie, marechaussee uit Arnhem. Vijf weken later zei men nog: Je ziet er uit als een rodekool, die op koken staat. Langzamerhand is dat bijgetrokken. Er was geen ernstig inwendig letsel veroorzaakt. Ik heb blijkbaar een hard hoofd. Ik ontmoette daar ook dr. Rimaté en verschillende anderen, ook predikanten, die in Vught hadden gezeten.

72381. De Voorzitter: Dat was dus in de Heinckelfabrieken.

A. Ja. Daar zijn wij geweest van September tot November.

72382. De Voorzitter: Hebt u ooit mensen gesproken, die in Sachsenhausen hadden gezeten, voordat het transport uit Vught kwam?

A. Vorrink zat er al.

72383. De Voorzitter: Hebt u die gesproken?

A. Ja. Daar waren ook de broer van Vorrink, prof. Telders en Swart. Toen ik daar terugkwam, trof ik tot mijn grote verbazing vele mensen. Ringers en Schouten zaten er ook.

72384. De Voorzitter: Hebt u later ook vernomen, of men wel eens wat gemerkt had van belangstelling van de kant van de Nederlandse Regering of van het Rode Kruis?

A. Ik heb die eerste avond alleen Vorrink gesproken Wij werden uitgeplunderd en in een pyama en met blote voeten in klompen naar de Heinckelfabrieken gedreven. Daar zijn wij 21 maand geweest en daar werd steen en been geklaagd, want er kwam niets voor ons.

72385. De Voorzitter: Wat hadden degenen, die er al waren, voer ervaring opgedaan?

A. Dat wist ik pas, toen wij teruggingen naar Sachsenhausen. Wij gingen, als wij tijd hadden, naar de prominentenbarak, waar predikanten e.d. zaten, die vrijgesteld waren van werkzaamheden.

72386. De heer Stokvis: En de heer Vorrink?

A. Daar kwamen de pakketten ook niet. Er waren enkele Nederlanders, die een pakket kregen van het Internationale Rode Kruis, zoals Adri Vorrink. Die deelden wel met verschillende anderen. Wij teerden voornamelijk op de andere naties.

72387. De Voorzitter: Ik wil gaarne weten, in hoeverre nu degenen, die er al zaten in de tijd voordat u kwam, iets hebben gemerkt van het Rode Kruis of van de Nederlandse Regering, doordat zij pakketten ontvingen.

A. Ik heb er niet één gesproken, die mij kon mededelen, dat hij wat had gekregen.

72388. De Voorzitter: Ook niet van particulieren of van familieleden?

A. Daarover werd niet gesproken.

72389. De Voorzitter: Ik kan mij voorstellen, dat u meer over het heden sprak, maar u kon toch iets over het verleden hebben gehoord.

A. Daarover kan ik niets met zekerheid zeggen.

72390. De Voorzitter: U bent dus bij de Heinckelfabrieken geweest. U hebt daar

2 maand gezeten en u hebt daar nooit iets gekregen, noch uit Nederland, noch uit Zwitserland. Kon men in Nederland of in Zwitserland hebben geweten, dat u daar zat?

A. Men zou hebben kunnen schrijven. Ik schreef niet, maar anderen deden dit wel.

72391. De Voorzitter: U neemt aan, dat degenen, aan wie zij schreven, het verzenden van pakketten konden bewerkstelligen? Waarom deed men het dan niet?

A. Ik weet, dat zij niets kregen, maar of de pakketten verzonden werden, weet ik niet. Het heette, dat ik doodgeslagen was. Dat was in Nederland bekend en toen ik terugkwam, heb ik zelf een stapel condoleance-brieven beantwoord. Men wist niet beter dan dat ik dood was, Zij hadden mij reeds zó mishandeld, dat ik dacht: Het is nog maar het begin en ik moet er dus wel aan geloven. Toen ik in Arnhem aankwam, had een S.D.-officier, die voortreffelijk Nederlands sprak, gezegd: Je zult geen gemakkelijke dood hebben. Morgen zullen wij je onder handen nemen. Toen heb ik gedacht: Zelfmoord nooit. maar ik behoef niet in het bijzijn van die beulen te sterven. Ik had aspirines bij mij en ik heb met een schaartje geprobeerd mijn pols door te snijden. Zo ben ik door bloedverlies buiten bewustzijn geraakt. Ik ben toen vervoerd naar Vught. Ik vermoedde wel, dat men zou zeggen: Zij hebben hem doodgeslagen, want de politie was er bij geweest. Ik was er zó zeker van, dat zij zouden denken: hij is dood, dat ik niet meer wilde vertellen, dat ik nog leefde, want ik dacht: terugkomen doe ik toch niet. Er waren optimisten, maar ik was het niet, en daarom heb ik niet geschreven. Het is door iemand verteld, die uit Oranienburg ontslagen werd en het mijn dochter mededeelde. Deze zei: Het is onmogelijk, want er was zelfs aangeduid waar ik begraven was, nl. in een bepaalde tuin. Toen ik van de Heinckelfabrieken werd overgebracht naar Oranienburg, werd ik verrast door mijn tafelpresident — de Tischälteste noemde men hem — met de mededeling, dat door het Zweedse Rode Kruis 10 Mark was gestuurd om deze te besteden in de cantine.

72392. De Voorzitter: Dit deed men, om te weten te komen of u nog leefde, want als u dood was, zou het bericht komen: Overleden. Dit werd gedaan door de Nederlandse ambtenaar Millenaar, die bij het Zweedse gezantschap in Berlijn werkzaam was, alleen om te weten te komen, welke Nederlanders in de kampen zaten. Daarom stuurde hij een postwissel van 10 mark en naar aanleiding van de reactie daarop kon hij te weten komen of zij er al of niet waren. Als zij er waren, deed hij moeite or de pakketten, die hij uit Genève kreeg, aan de mensen te sturen. Het is hem later verweten, dat hij 10 mark stuurde, maar daarom was het hem niet begonnen.

A. Maar hij kon toch niet weten of er iets in de cantines was.

De Voorzitter: Maar daarom was het hem niet te doen. U bent dus één van degenen geweest, die een postwissel van 10 mark kreeg.

A. Ja, de mededeling, dat 10 Mark op mijn conto was gestort.

72393. De Voorzitter: Verder hebt u nooit iets van hem of anderen bemerkt? Ook niet van het Rode Kruis in Genève?

A. Neen.

72394. De Voorzitter: Hebt u ook nooit iets uit Zweden gehoord?

A. Neen.

72395. De heer van Dis: Verschillende mensen wisten waanschijn lijk niet waarheen zij moesten schrijven.

A. Neen.

72396. De Voorzitter: Uit Nederland kon niets meer komen. Het was de tijd van de hongerblokkade door de Duitsers, de tijd van het opgeheven vervoer. Een tijdlang is het ook in Genève vastgelopen door de ongeregelde toestand in Frankrijk. Later is het beter geworden en heeft men aan talrijke mensen, wier namen bekend waren, pakketten gestuurd uit Zwitserland, d.w.z. onder de naam van het Internationale Rode Kruis, maar het waren Nederlandse pakketten. Dit werd zo gedaan, omdat het Nederlandse Rode Kruis niet werd erkend. Hebt u daarvan ooit iets bemerkt?

A. Ik heb het volgende bemerkt. Wij waren met 25 Nederlanders in barak 23 in Oranienburg, tot 5 Februari. Wij heetten daar de bedelaars. Alle „naties" kregen wekelijks pakketten, maar de Nederlanders niet. Van de Nederlanders werd gezegd: Das sind Muselmänner, die bekommen nie Pakete! Dat was ook zo. Een vroegere bankier kreeg éénmaal van familie uit Berlijn een pakket en daarop aasden ze allen. Iedere week kregen de andere naties pakketten, maar de Nederlanders niet, en zij stonden er met hongerige gezichten bij. Dat gaf een ontzaglijke verontwaardiging bij de lui, die de honger zozeer voelden. Tot 5 Februari hebben wij, Nederlanders in die barak, voorzover ik weet — wat mij zelf betreft, weet ik het heel zeker —, geen enkel pakket gehad. Enkelen stierven aan hongeroedeem. Een enkel pakket van de Belgen, en zij waren in net leven gebleven. De Noren zaten er geweldig goed in. Ik gaf wat les aan deze en gene in een andere barak. Die Noren aten hun soep niet, zij aten brood met boter en kaas. Die Rüben-soep zetten zij ter zijde. Dan kreeg ik Rüben-soep als aanvulling. De Noren ruilden ook wel met b.v. schoenen. Zo heb ik door gunst en vriendschap er iets hij gekregen. Anders zou ik ook bezweken zijn, in ieder geval in Buchenwald, hoewel ik, gezien mijn afmetingen, toch niet veel nodig had! Ik had een goed gesternte, een goed humeur en vrienden, en die drie dingen had je daar nodig om in het leven te blijven.

De 5de Februari zijn wij naar Buchenwald gegaan. Er was bij dat transport een groot aantal Nederlanders. De reis duurde 2.5 dag, in wagons, waarin het lekte en waarin je geen zitplaats had, laat staan een slaapplaats. Vóór het vertrek konden wij langs een barak van, waar pakketten werden uitgedeeld. Wij kregen twee aan twee een Rode Kruis-pakket voor de reis. Ik heb een Rode Kruis-pakket gedeeld, ik meen, met de heer van Tijen. de vliegenier, d.w.z. wij hebben er iets van gehad, want de rest is ons door de Russische medegevangenen in Buchenwald met geweld afgenomen. Zij hadden niets en waren erg hongerig.

Die pakketten kregen wij dus bij het vertrek. Wij moesten een uur of twaalf wachten, voordat wij in de trein gingen.

72397. De Voorzitter; Dat pakket hebt u in handen gehad?

A. Daarvan heb ik wat gehad.

72398. De Voorzitter: Hebt u het ook opengemaakt?

A. Ja.

72399. De Voorzitter: Kon u ook zien, waar het vandaan kwam? Was het van het Zwitserse Rode Kruis of van het Internationale Rode Kruis?

A. Ik denk van het Internationale Rode Kruis. Het was een Rode Kruis-pakket.

De Voorzitter: Het kan uit Zweden of uit Genève gekomen zijn.

A. De Fransen stonden weleens iets af en de Noren niet zoveel. Wij hebben ook weleens iets van de Belgen gekregen. Na vier maanden was het de eerste keer, dat ik een half pakketje kreeg.

72400. De Voorzitter: Om even bij Sachsenhausen te blijven: u hebt gezien, dat mensen van andere nationaliteiten wel pakketten kregen, zoals de Noren, de Denen, voor zover zij er waren, en de Fransen?

A. Ja.

72401. De Voorzitter: Dat hebt u pas kunnen constateren van half November af?

A. Ja, pas toen ik er kwam.

72402. De Voorzitter: Waren er nog meer?

A. De Belgen en de Polen.

72403. De Voorzitter: Hebt u zelf Polen gezien, die een pakket hadden?

A. Ja, maar niet van het Rode Kruis.

72404. De Voorzitter: Hebt u bij de Polen geen officiële pakketten gezien?

A. Ik kan niet zeggen, dat zij er niet zijn geweest, maar ook niet. dat zij er wel zijn geweest. Er zaten heel merkwaardige dingen in de pakketten van de Polen. Doordat ik een Pool les gaf in Duits, kreeg ik er weleens iets van. Ik stond bekend als de lesgever.

72405. De. Voorzitter: Hebt u bij die gelegenheid van die Pool gehoord, waar die pakketten vandaan kwamen?

A. Van familie, heette het.

72406. De Voorzitter: In Polen?

A. Ja.

72407. De Voorzitter: Was er nog postvervoer?

A. Ja, toen wel.

72408. De Voorzitter: Was er van Nederland geen postvervoer?

A. Er werd wel naar Nederland geschreven.

72409. De Voorzitter: Wij kregen hier geen brieven.

A. Er kwamen ook brieven uit Nederland. Ik weet niet, of die na Februari nog kwamen.

De Voorzitter: Neen, dat kon niet.

A. Wel uit de grensdistricten.

72410. De Voorzitter: Ja, dat is mogelijk.

Waren er, behalve de nationaliteiten, die u noemde, nog meer, die pakketten kregen? Hebt u iets van de Joego-Slaven gemerkt?

A. Die heb ik daar niet gezien. In onze barak zaten in hoofdzaak Polen, Fransen, Belgen en Nederlanders. De Denen en Noren zaten in een aparte barak. Er waren ook Duitsers, maar die zaten overal, ook als spionnen, tussen.

72411. De Voorzitter: Hebt u weleens van iemand gehoord, die op die postwissel van 10 Mark heeft gereageerd?

A. Neen.

72412. De Voorzitter: Ik weet wel, dat iemand heeft gereageerd door een boze brief te schrijven en toen kreeg hij een pakket, want toen wist men, dat hij er was.

A. Ik heb er niet op gereageerd.

72413. De Voorzitter: Weet u, of in Sachsenhausen weleens iemand een pakket van de heer Millenaar, de Nederlander op de Zweedse legatie in Berlijn, heeft gekregen?

A. Neen.

72414. De Voorzitter: Hij heeft ze verzonden, maar hij weet niet waarheen; waarschijnlijk wel naar Sachsenhausen.

Op 5 Februari werd u met van Tijen naar Buchenwald gestuurd. Ging het daar net zo?

A. Dat ging nog veel erger. Wij kwamen in een quarantaine, die verschrikkelijk was. Dat was het ergste, dat ik heb meegemaakt. Er werden enkelen als lijk uit het transport gedragen. Maar in de quarantaine was de toestand heel erg. Daar deed zich hetzelfde spelletje voor. Reeds de tweede avond werd afgeroepen: Belgier Pakete, Franzosen Pakete. Maar nooit iets voor de Hollanders. Ik heb er vier weken gezeten en ik heb enkele Nederlanders, onder wie een burgemeester, zien bezwijken.

72415. De Voorzitter: Hebt u nooit gemerkt hoe die pakketten uit België kwamen? Waren zij persoonlijk geadresseerd?

A. Het heette, dat er wagons waren aangekomen met Rode Kruis-pakketten, maar er was nooit iets voor ons. Er kwamen wagonladingen vol. Het waren verschrikkelijke toestanden. 's Ochtends stapte je over de lijken. Wij lagen er met 1200 man en er konden eigenlijk maar 400 man in. De mensen sliepen boven op elkaar. Gelukkig ben ik er door protectie uitgehaald. Ik had het geluk, dat mijn vrienden mij iets extra's brachten.

72416. De Voorzitter: Hoe kwamen zij daaraan?

A. Van andere nationaliteiten. Arie Treurniet kreeg van anderen iets.

72417. De Voorzitter: Wie is Arie Treurniet?

A. Hij woont in den Haag. Hij is met Buchenwald door en door bekend. Gedurende die vier weken in quarantaine hebben wij alleen maar twee keer sigaretten gehad. Die sigaretten waren veel waard.

72418. De Voorzitter: Waar kwamen die sigaretten vandaan?

A. Daar zorgden de Hollanders voor, die in het grote kamp zaten. Zij kochten voor het kampgeld, dat zij verdienden met werken, sigaretten. Het waren cantinesigaretten. Na een maand kwam ik terecht in een barak, waar ook Joekes zat. Joekes kreeg wel pakketten. Hij heeft mij eens een lepel suiker gegeven.

72419. De Voorzitter: Waar kreeg hij die pakketten vandaan?

A. Uit het oosten van ons land. Hij zat er met zijn zoon. Maar mijn tijd in quarantaine was het ergste. De Belgen konden ook niets geven. Het ging om je eigen leven. Toen ik er na een maand uitkwam en in de barak van Joekes kwam, waar ook Staal en van Looi, een journalist, zaten, was het daar iets beter wat de ligging betrof, maar niet wat het voedsel betrof. Er werden daar Franse pakketten onder de Hollanders verdeeld. Zij stonden van hun overvloed iets af. Ik heb het twee keer meegemaakt, dat je met vijf man één pakket mocht verdelen. Zo'n pakket kregen zij alleen. Op deze wijze kreeg je althans iets en alle beetjes hielpen. Maar ik heb nooit pakketten van het Rode Kruis voor Nederlanders gezien.

72420. De Voorzitter: Er zijn toch duizenden pakketten uit Zwitserland verzonden. Waar zijn die gebleven?

A. Zij zijn niet aangekomen. Er zijn wel Zwitserse pakketten aangekomen, particulier. Adri Vorrink kreeg in Oranienburg nu en dan een pakket van het Rode Kruis in Zwitserland. Het was bekend, dat hij ziek was. Dat is mij tenminste gezegd.

72421. De Voorzitter: Dat is u gezegd, maar dat kan wel een veronderstelling zijn geweest. Vóór u met die grote toevloed van mensen daar kwam, kregen de Nederlanders, omdat hun namen bekend waren, pakketten van het Internationale Rode Kruis, op Nederlands verzoek.

A. Dat zal wel.

72422. De Voorzitter: Maar ik begrijp niet, dat het niet voortgegaan is. Later waren er nog veel meer namen bekend. Toch zijn er steeds pakketten verzonden. Wij vragen ons af, waar die zijn gebleven.

A. In die twee maanden in Buchenwald — van 5 Februari tot 12 April — heb ik tweemaal uit een Frans pakket meegedeeld met vier anderen, maar zelf heb ik nooit iets ontvangen. Wij, Nederlanders, die uit Oranienburg kwamen, geen van allen.

72423. De Voorzitter: Ik trek het niet in twijfel, maar ik verbaas mij er over waar zij gebleven zijn.

U bent 12 April bevrijd. Door wie?

A. Door de Amerikanen.

72424. De Voorzitter: Hoelang heeft het geduurd eer u een Nederlander zag?

A. Een Nederlandse kapitein in het Amerikaanse leger kwam ons eens opzoeken. Maar een Nederlander uit Holland ?

72425. De Voorzitter: Hebt u die gemist?

A. Gemist? Ik niet. Ik miste niets. Maar die anderen vonden het verschrikkelijk. Ik zei: Dachten jullie, dat je zo belangrijk was, omdat jullie bevrijde gevangenen bent? Zij waren daarover ontstemd, maar zij wisten niet hoe de toestand in Nederland was.

72426. De Voorzitter: Bent u er nooit achter gekomen waarom daar geen Nederlanders waren?

A. Het vervoer zal niet zo gemakkelijk zijn geweest.

72427. De Voorzitter: De geallieerde legers wilden het niet hebben. Zij hadden een hele organisatie daarvoor gemaakt en zij bepaalden zelf waarheen die en die gestuurd zouden worden om de kampen te bevrijden. Er waren 80 à 90 Nederlandse officieren ingeschakeld over het hele terrein.

A. Eén zo'n officier is er éénmaal geweest.

De Voorzitter: De Nederlanders hadden er niets over te zeggen.

A. Ik vond het een overbodige verontwaardiging. Zij moesten blij zijn, dat zij vrij waren.

72428. De Voorzitter: Hoe bent u vervoerd? U bent toch niet ineens naar Nederland vervoerd?

A. Wij zijn met bussen vervoerd. Het wachten was op vliegtuigen. De Fransen zouden met vliegtuigen gaan, dan zouden de Belgen gaan en daarna zouden wij aan de beurt komen.

72429. De Voorzitter: Vliegtuigen waren hier natuurlijk niet.

A. Het zou gaan met geallieerde vliegtuigen. Wij hebben ze ook zien vertrekken. De Nederlanders klaagden er over, dat zij zo lang moesten wachten. Ik heb gezegd: Wij hebben hier nog vacantie! Het was daar uitstekend, zo goed als hier in vredestijd. Ik ben daar in één maand evenveel aangekomen als ik al die tijd was afgevallen. De meesten zaten echter te kniezen en wilden naar huis. Ik heb hun gezegd: Carpe diem, ga er op uit, je weet niet hoe je het thuis vindt, je hebt hier fijn vacantie, voordat je in de misère komt. De meesten dachten maar: „Waarom komt er niemand uit Nederland?" De mensen zoeken de oorzaak van hun ontstemming altijd buiten zich zelf. Zij waren ook ontstemd over dat niet vertrekken per vliegtuig. Alsof hun levensgeluk daarmee gemoeid was!

72430. De Voorzitter: Hoelang heeft dat wachten geduurd?

A. Een maand. Als je wacht, is dat lang, maar als je niet wacht en opknapt, is het niet lang. Mijn vrouw en kinderen zaten in Putten. Daar wist ik ook niets van.

In ieder geval, toen zeiden wij: Kunnen wij niet met bussen terug? Toen zijn er een paar naar Weimar gegaan en hebben bussen in beslag genomen. Er waren chauffeurs onder de gevangenen, die deze bussen konden besturen. Wij waren met 400 overgebleven. Wij hebben de anderen zien wegvoeren.

72431. De Voorzitter: Waren die weggegaan?

A. De dodenmars. Ik stond daarvoor al klaar, maar ik werd er clandestien uitgehaald. Enkele bevoorrechten werden er uitgehaald door vrienden, die een uitweg wisten. Ik zou u een verhaal over de ellende kunnen doen, maar dat zal u misschien niet interesseren. Er waren er 400 over en die zijn in twee partijen van 200 vervoerd. Er waren vier bussen en er ging een geallieerde soldaat mee, die een vrijgeleide had, zodat wij overal door konden.

72432. De Voorzitter: De gevangenen hebben het dus zelf georganiseerd?

A. Ja.

72433. De Voorzitter! Daar hebben dus niet de geallieerden of heeft niet een andere organisatie voor gezorgd? U bent eenvoudig weggereden?

A. Ja, met bussen, die, voorzover ik weet, in Weimar in beslag waren genomen.

72434. De Voorzitter: ,,Georganiseerd?"

A. Ja. Toen zijn wij op een goede dag vertrokken.

72435. De Voorzitter: Hebt u kunnen doorrijden naar Nederland?

A. Ja, in twee dagen. Wij hebben ergens in een dorp gelogeerd. Wij werden ingekwartierd door de burgemeester, die uit een concentratiekamp was bevrijd en burgemeester was geworden. Wij kwamen bij een boer terecht, die nazi was geweest. Hij stond te bibberen en voorzag ons van alles. Wij kregen worst en andere dingen mee naar huis. Hij had zijn kelder nog vol. De tweede dag kwamen wij via Aken in Maastricht en toen gingen wij door België naar Eindhoven en kwamen daar te liggen in een vertrek boven in de Philipsfabrieken.

72436. De Voorzitter: Weet u, wie u daar in ontvangst heeft genomen?

A. Eerst zijn wij gekeurd door verschillende medici.

72437. De Voorzitter: Onder wiens leiding gebeurde dat?

A. Dat weet ik niet meer.

72438. De Voorzitter: Ik bedoel niet de persoon, maar de organisatie.

A. Het Rode Kruis. Wij werden toen goed verzorgd.

72439. De Voorzitter: Weet u dat zeker? Waren het mensen met een rood kruis op de arm?

A. Dat weet ik niet.

72440. De Voorzitter: En u zegt: het Rode Kruis?

A. Dat meen ik mij te herinneren.

72441. De Voorzitter: U zult wel een reden hebben gehad om te denken, dat het het Rode Kruis is geweest.

A. Als u vraagt, of ik mensen met een armband heb gezien, kan ik dat niet met zekerheid verklaren.

72442. De Voorzitter: Het is van belang, of het werkelijk het Rode Kruis is geweest.

A. Wij kregen papier van het Rode Kruis om brieven te schrijven. Misschien zegt u dat iets. Ik heb een brief aan mijn vrouw geschreven en toen ik een week thuis was, werd die bezorgd.

72443. De Voorzitter: U werd dus goed ontvangen?

A. Ja, wij werden ontzaglijk goed ontvangen. Er waren verpleegstertjes in het wit. Ik meen, dat zij van het Rode Kruis waren, maar ik durf het niet met 100 pct. zekerheid te zeggen.

72444. De Voorzitter: Een andere organisatie hebt u in Eindhoven niet kunnen ontdekken?

A. Neen.

72445. De Voorzitter: Werd u er geregistreerd?

A. Ja.

72446. De Voorzitter: En ontluisd?

A. Ja, wij kregen een bad en kleren. Er was een organisatie. Wij hebben Amerikaanse kleren gekregen.

72447. De Voorzitter: De mensen, die daarvoor zorgden, waren steeds dezelfden, die u voor mensen van het Rode Kruis hebt aangezien?

A. U kunt dat toch gemakkelijk te weten komen.

De Voorzitter: Dat is niet zo heel gemakkelijk. Dat kost veel moeite, want al die dingen zijn zo snel op elkaar gevolgd.

A. Ik werd dadelijk ingekwartierd bij Hollanders. De volgende dag ben ik met een Eindhovenaar naar het noorden gegaan. Iedereen werd tegengehouden, maar wij konden door. Zo kon ik die dag onverwachts bij mijn verbaasde familie opduiken.

De Voorzitter: Ik dank u voor de inlichtingen, die u hebt verstrekt en ik sluit het verhoor.

J. HEMELRIJK.

SCHILTHUIS, voorzitter.

VAN DIS.

STOKVIS.

GERRETSEN, griffier.