BIJLAGE 49

BIJLAGE 49

Verslag van 28 Juli 1947 van jhr. G. M. Verspyck, directeur van het Nederlandse Rode Kruis, over de reis, die hij naar Scandinavië heeft gemaakt om inlichtingen in te winnen over het Rode Kruiswerk aldaar gedurende de oorlog

(Afkomstig uit het dossier van de Pakkettencommissie)

RAPPORT VAN BESPREKINGEN IN SCANDINAVIË

Hierbij moge ik U een verslag doen toekomen van mijn besprekingen in Scandinavië dd. 22 t/m 26 Juli j.1., voor zover deze voor de ,.Pakketten-Commissie van het Nederlandsche Roode Kruis" van belang kunnen zijn.

Twee ongunstige factoren speelden daarbij een rol, te weten, dat in de drie Noordelijke landen het merendeel der leiding gevende personen in Juli en Augustus naar „buiten" is met vacantie, terwijl zowel op de Nederlandse legaties te Kopenhagen, Stockholm en Oslo als bij de drie Nationale Rode Kruis-verenigingen vrijwel het gehele personeel van hoog tot laag na de bevrijding nieuw in dienst is gekomen en dus niet of onnauwkeurig op de hoogte is van gebeurtenissen en van afspraken, die in de jaren 1940-1945 hebben plaats gevonden en die als basis zijn te beschouwen van de pakkettenactie ten behoeve van Noorse en andere politieke gevangenen in Duitse concentratiekampen.

Kopenhagen (22-7-1947).

Op het Deense Rode Kruis (Amaliegade 18, Kopenhagen) werd ik ontvangen door Konsul Bagge, hoofd Secretariaat en afdeling Personeel en door Grey Moltke Huitfeld, een der vrijwillige medewerkers. De Heer Bagge, indertijd Konsul in Roemenië en eerst sinds het najaar 1945 aan het Rode Kruis verbonden, zal zich in verbinding stellen met Buitenlandse Zaken en eveneens informaties inwinnen bij den Heer Skibsted, in de laatste oorlogsjaren belast met het transport van Deense Rode Kruispakketten naar Deense krijgs- en politieke gevangenen, thans Deens verbindingsofficier in Duitsland. Zo spoedig mogelijk zal men vervolgens een volledig rapport opstellen en aan Den Haag uitbrengen.

Hoewel men geen definitieve gegevens bij de hand had, wist men mij te vertellen, dat het Deense Rode Kruis — in tegenstelling tot de zusterverenigingen te Oslo en te 's-Gravenhage — ten opzichte van pakketzendingen niet gehinderd werd door den „Beauftragte des deutschen Roten Kreuzes" en dus vrijwel onbeperkt pakketten kon zenden.

Door illegale kanalen kwamen van tijd tot tijd lijsten met namen van Noorse politieke gevangenen binnen, vanuit Stockholm gesmokkeld over de Sont, voor welke politieke gevangenen het Deense Rode Kruis voorts kon zorgen.

Ter bevestiging van dit onderhoud is inmiddels aan het Deense Rode Kruis geschreven, waarbij de punten, die dezerzijds van belang zijn, als volgt werden geformuleerd:

a. stond de Beauftragte des deutschen Roten Kreuzes in Denemarken aan het Deense Rode Kruis toe, dat pakketten aan Deense en buitenlandse politieke gevangenen in Duitse concentratiekampen werden gezonden?

b. gingen deze zendingen regelmatig naar Duitsland en in welke aantallen?

c. waren deze pakketten op naam gesteld van de gevangenen? indien door U ook pakketten voor Noorse en eventueel andere buitenlandse politieke gevangenen werden verzorgd:

d. wie heeft deze pakkettenactie dan gefinancierd?

e. aan hoeveel Noorse gevangenen werden deze pakketten dan gezonden?

f. beschikte U over de namen dezer Noorse politieke gevangenen en zo ja, is het mogelijk uiteen te zetten hoe U deze namen verkreeg?

g. is U in de jaren 1940-1945 enige Nederlandse actie bekend om via het Deense Rode Kruis pakketten te doen verzenden aan Nederlandse politieke gevangenen in Duitse concentratiekampen:

1. Zo ja, dan gaarne alle mogelijke gegevens;

2. Zo neen, achtte U een dergelijke actie überhaupt mogelijk?

Stockholm (23-7-1947).

Bezoek aan het Zweedse Rode Kruis (Artilleriegatan 6 Stockholm), alwaar ontvangen door den Secretaris-Generaal Beer en de Militair Adviseur Majoor Brunes, twee functionarissen die eerst na de Duitse nederlaag hun entree bij het Rode Kruis hebben gemaakt en niet op de hoogte zijn van de betreffende aangelegenheid. Men weet, dat via het Zweedse Rode Kruis voor de Noorse politieke gevangenen regelmatig pakketten naar Duitse concentratiekampen werden gezonden, doch men is niet op de hoogte van finesses. Men belooft echter alle medewerking en zal zich zo spoedig mogelijk in verbinding stellen met Buitenlandse Zaken en met personen, die in de jaren 1940-1945 deze pakketzendingen regelden en thans allen met vacantie buiten zijn. Een rapport zal men vervolgens opstellen en opzenden naar Den Haag.

Geadviseerd wordt om contact op te nemen met den Noorsen Gezant in Finland, den heer Ditleff 1) 1) Persoonlijk gesproken te Oslo op 25 Juli 1947,

voorheen gezant te Warschau en tijdens den oorlog Hoofd van het Noorse relief-centrum in Zweden.

In Stockholm was men van mening, dat de Duitsers in Noorwegen, ook tegenover het Noorse Rode Kruis, veel clementer zijn opgetreden

dan in Nederland, aangezien de verzetsactie in Holland het sterkst was en men dus ook geen enkele concessie aan onze landgenoten

wilde doen. De Duitsers probeerden echter de Denen en zelfs ook de

Noren nog wel eens milder te stemmen uit „sentimentele overwegingen".

Wat een Nederlandse activiteit vanuit Londen betreft, weet secretaris-generaal Heer, dat in het najaar van 1944 gelden beschikbaar

gesteld werden voor pakketten naar Duitsland. Deze gingen echter, voor zover hem bekend, naar de krijgsgevangen, wier namen men

had opgekregen. Namen van Nederlandse politieke gevangenen werden echter — voor zover hij weet — niet ter beschikking gesteld.

Oslo (I) (25-7-1947).

In een langdurig en buitengewoon aangenaam onderhoud, ten dele bijgewoond door den Nederlandsen Zaakgelastigde Furnée, gaf de Noorse Minister van Buitenlandse Zaken, de Heer Halvard Manthey Lange een overzicht betreffende datgene wat door Noorwegen voor zijn politieke gevangenen is gedaan in de jaren 1940-1945.

De situatie van Noorwegen was gunstig te noemen, omdat:

a. het optreden van het Duitse Rode Kruis tegenover de Noorse

zustervereniging zeer clement was te noemen, ondanks de (latere) verbodsbepalingen van Quisling;

b. in Stockholm (en overig Zweden) niet alleen een zeer grote kolonie van Noorse uitgewekenen zat (bijna 60.000 personen),doch ook de Zweedse regering en het Zweedse Rode Kruis in het diepste

geheim altijd hebben meegewerkt om de „broederlanden" Denemarken en vooral Noorwegen te helpen.

Aangezien de geallieerden geen medewerking wensten te verlenen ten aanzien van pakket- en geldzendingen aan politieke gevangenen vanwege hun blokkade, ging alles zeer in het geheim en goed georganiseerd te werk en moest de Noorse regering te Londen doen

alsof zij van niets wist, terwijl van hun kant de geallieerden één en ander oogluikend toelieten.

Het initiatief is uitgegaan van den huldigen Noorsen Gezant in Finland, den Heer Ditleff, oud-gezant in Polen en gedurende den tweeden wereldoorlog Hoofd van het Noorse relief-centrum in Stockholm. De Noorse regering te Londen nam dit initiatief officieel over in Augustus 1942 en besprekingen hadden in Engeland plaats tussen

de Noorse Ministers van Buitenlandse Zaken, Oorlog, Sociale Zaken en Financiën.

Aangezien de Heer Anker te 'Genève was gevestigd als Noors lid van de Mandaten-Commissie bij den Volkenbond, werd hij tevens de onofficiële vertegenwoordiger van de Noorse Regering te Londen

bij het Comité International de la Croix-Rouge (C.I.C.R.) te Genève.

Legaal, hoewel volkomen in het geheim, onderhield de Noorse Regering te Londen zijn verbindingen met haar Legatie te Bern en met het C.I.C.R. te Genève.

De Noorse Regering (te weten Sociale Zaken) te Londen nam de volledige financiële consequenties der pakketactie op zich en werd daarbij gesteund door de Noorse kolonies in Stockholm, Kopenhagen, Lissabon, Cairo en in Zwitserland en door talloze Noorse vrienden in Zweden.

De lijsten der Noorse politieke gevangenen werden door de illegaliteit in Noorwegen, mede met hulp van het Noorse Rode Kruis, en door de Noorse „Ehren-Gefangenen" te Berlijn in het geheim samengesteld en ondergronds doorgezonden naar Stockholm en naar Londen, zodat men altijd twee centrale administraties, vermeldende de namen, nummers en gevangenenkampen, heeft gehad. Vanuit Stockholm en Londen werden deze namen doorgegeven aan Genève, Kopenhagen, Lissabon, Madrid, Cairo enz.

Een merkwaardig feit deed zich daarbij voor, dat dank zij het Duitse Rode Kruis en ondanks het niet beschermd zijn van politieke gevangenen door de Conventie van Genève, het Noorse Rode Kruis te Oslo van Februari tot Augustus 1943 officieel toestemming ontving om regelmatig Rode Kruis-pakketten door te zenden naar Duitse concentratiekampen (echter niet naar de Nacht- und Nebellager).

Toen Quisling in den herfst van 1943 in Noorwegen aan het bewind kwam, verbood hij deze officiele Rode Kruis-zendingen. Het Duitse Rode Kruis handhaafde echter zijn in Augustus 1942 reeds gegeven toestemming aan familieleden om via de post pakketten naar Duitse concentratiekampen te sturen en maakte nimmer veel bezwaren, dat het Noorse Rode Kruis te Oslo — ondanks Quisling — aan betrokkenen hierbij alle hulp verleende.

Wat de evacuatie der Scandinavische politieke gevangenen betreft, had de Zweedse Regering, dank zij connecties in Duitsland, dit probleem grondig voorbereid en liet zij vervolgens aan Graf Folke Bernadotte over, het ontworpen plan uit te voeren. Voor zover bekend, waren ook in dezen de Duitsers bereid alleen Noren en Denen te helpen.

Vanaf 10 Maart 1945 werden circa 5000 politieke gevangenen samengebracht in Neuengamme. Op 20 April (Hitler's verjaardag) voerde men de zieken rechtstreeks af naar Zweden, terwijl de anderen werden overgebracht eerst naar een Duits concentratiekamp in Denemarken en op het allerlaatste moment naar Zweden.

In verband met een kabinetszitting kon de Minister het volgende onderhoud met de door hem bijeengeroepen „experts" niet bijwonen.

Oslo (II), (25-7-1947).

Vervolgens had een bespreking plaats met ter zake kundige functionarissen, door den Minister van Buitenlandse Zaken bijeen geroepen, waarbij de zeer gelukkige omstandigheid zich voordeed, dat de Noorse Gezant in Finland voornoemd deze dagen in Oslo was. Aanwezig waren:

1. De Heer Ditleff, thans Noors Gezant te Helsinki, gedurende den oorlog Hoofd van het Noorse reliefcentrum in Stockholm;

2. Mejuffrouw Markens, werkzaam op het Noorse Rode Kruis;

3. Mr. Dag Finn Juel, gedurende den oorlog leider van het betreffende bureau op het Noorse Ministerie van Sociale Zaken te Londen;

4. De Hr. Robber Stad, tijdens den oorlog Hoofd der Afdeling Politieke handelszaken te Londen;

5. Mr. Bache, werkzaam tijdens den oorlog op de Noorse Legatie te Stockholm en aldaar de rechterhand van den Heer Ditleff voornoemd;

6. De Heer Nissen, secretaris van Minister Halvard M. Lange.

Noorwegen had circa 7500 politieke gevangenen in Duitse concentratiekampen, die vanuit Oslo als centrum konden worden geholpen, omdat men Zweden — dank zij de lange gemeenschappelijke grens — altijd kon bereiken en daar altijd alle geheime medewerking voor het broederland vond.

Gedurende de oorlogsjaren kwamen steeds meer refugié's clandestien Zweden binnen, werden daar in de Zweedse administratie verwerkt en georganiseerd tot politiecorpsen, enz. Bij het eindigen van den oorlog was hun aantal opgelopen tot ruim 58.000 personen.

De Noren vonden dan ook altijd daar te lande geld en voeding en eigen illegale organisaties, bereid om hulp te verlenen.

Deze bevoorrechte en ten volle uitgebuite positie had geen der andere oorlogvoerende mogendheden.

In Londen had men een Noorse afdeling van het Britse Rode Kruis, (te vergelijken met het London Committee) De bestuursleden waren rijke Noren, die reeds lang in Engeland woonden. Het belangrijke werk is echter in Oslo gedaan en via Zweden en Londen verder uitgedragen.

De Britse Regering handhaafde haar blokkademaatregelen. wenste niet dat aan andere groepen dan die, beschermd door de Conventie van Genève levensmiddelen en geld van binnen of van buiten de blokkade werden toegezonden. De Britse Regering wist echter, dat dit via Stockholm, Kopenhagen, Madrid, Lissabon, Genève en Cairo toch gebeurde, protesteerde daartegen niet heftig, omdat de Noorse Regering te Londen hier nimmer enige ruchtbaarheid aan gaf. Had de Noorse Regering echter andere regeringen mee laten profiteren. dan had zij haar werk zeer waarschijnlijk met één slag verder onmogelijk gemaakt, daar de geallieerden dit nimmer zouden hebben getolereerd.

In Berlijn zaten als zgn. Noorse „ere-gevangenen.' o.a. Prof. Seip en Dr. Hjort, die samen clandestien lijsten opstelden van Noorse politieke gevangenen in Duitsland en deze lijsten in Stockholm wisten te krijgen. Stockholm zond afschriften door naar Londen en Londen naar de Noorse Legatie te Bern en naar Mr. Anker te Genève, den onofficielen Noorsen vertegenwoordiger bij het Comité International de Ia Croix-Rouge.

Zoals de Heer Ditleff het uitdrukte, is men in den beginne met alle listigheid van een slang te werk moeten gaan om uiteindelijk, gesanctioneerd door het Duitse Rode Kruis, de politieke gevangenen te kunnen helpen.

Hoewel men ten slotte legaal optrad als Noorse Rode Kruis en als Noorse Regering, gebeurde dit alles toch met de grootste geheimzinnigheid, aangezien anders elk moment een ingrijpen zowel van Duitse als van geallieerde zijde kon dreigen.

Nimmer mag hierbij uit het oog worden verloren, dat de geallieerde mogendheden geen medewerking konden verlenen tot het ten dele doen doorbreken van hun eigen blokkade-maatregelen.

Wat het aantal verzonden pakketten betreft vermeent de vergadering, dat:

a. vanuit Oslo in totaal circa 100 000 privé-pakketten zijn verzonden, betaald door de familieleden en vrienden;

b. vanaf Mei 1943 in Zweden circa 4000 pakketten per maand zijn klaar gemaakt door het Zweedse Rode Kruis en de Y.M.C.A.. in den beginne betaald door vrienden van Noorwegen, vanaf den aanvang van 1944 door de Noorse Regering;

c. door het Noorse Gouvernement werden gefinancierd: kleine pakketzendingen via Lissabon en Madrid, de zendingen ad circa 200 pakketten per maand uit Egypte en de aanzienlijk belangrijker zendingen uit Genève;

d. ten slotte de Denen en de in Denemarken levende Noren financierden de zendingen vanuit Kopenhagen.

Vast staat, dat de Noorse Regering in Londen zich nimmer tegenover andere regeringen of Nationale Rode Kruis Verenigingen heeft kunnen uitlaten over deze perfect lopende, volkomen geheim gehouden doch ten slotte toch legale organisatie, aangezien zij intermate bevreesd was, dat de geallieerde mogendheden — tegen wier wens doch oogluikend toegestaan, deze actie geschiedde — op een kwaden dag alle pakketzendingen zouden verbieden, indien hieraan enige ruchtbaarheid zou worden gegeven.

Als bijlage is aan dit verslag toegevoegd een korte bevestiging van het Ministerie van Buitenlandse Zaken te Oslo d.d. 25 Juli 1947 van het eerste onderhoud, dat plaats vond.

Na afloop dezer besprekingen heb ik het Nederlandse Gezantschap te Oslo verzocht nog eens langs den officiëlers weg den dank van het Nederlandsche Roode Kruis over te brengen aan Minister Halvard M. Lange voor de zo bijzonder gewaardeerde maatregelen, die hij heeft willen treffen teneinde de nicest uitgebreide inlichtingen te mijner beschikking te kunnen stellen.

Ten slotte zij vermeld, dat ik noch den heer Willems in Stockholm noch den Heer Woensdregt in Oslo heb aangetroffen, beiden blijken momenteel in Nederland te vertoeven.

's-Gravenhage, 28 Juli 1947.

(w.g.) VERSPIJCK.

M. 673.a.

MINISTERE DES

AFFAIRES ETRANGERES.

Oslo, 25th July 1947. Copy

Dear sir,

Referring to your conversation to-day with the Foreign Minister and representatives from the Norwegian authorities concerned. I have the honour to state the following concerning the transmission of Red Cross parcels to Norwegian political prisoners in Germany during

the war.

The official German permission was not given till the end of February 1943 for the tranmission of Red Cross parcels to Norwegian political prisoners, which immediately started from Stockholm and Geneva. Later on it also became possible to send smaller quantities of parcels from Madrid, Lisbon and Cairo. From the autumn of 1942 Norwegian Red Cross parcels were also sent; these parcels were paid by the prisoners' relatives in Norway. The parcels could not be sent collectively, but had to be specially adressed to each individual.

It was therefore of the utmost importance always to have up-to-date lists of our political prisoners. Such lists were worked out in Stockholm and London and based on the information collected in Norway and trough our underground contacts in Norway and Berlin and were finally distributed to all bases of transmission.

Apart from the official German permit, consent also had to be obtained from the Allied Military authorities. Officially these authorities were not in a position to permit transmission of parcels to political prisoners in Germany or German-occupied countries, as there was no guarantee whatever that the parcels would really reach the prisoners. They also stated that it was the duty of Germany to accommodate the prisoners and that such a relief-organisation as the above mentioned indirectly tended to prolong the war.

However, unofficially it was pointed out that these rules of blocade would not be stricktly maintained. The most important thing was to avoid publicity around this matter. Consequently, on the part of the Allied Authorities nothing was ever done in order to prevent this transmission of parcels, which might thus continue to an ever increasing extent until the end of the war.

I have the honour to be,

Dear Sir,

Your obedient Servant

For the Minister (s.)

ERIK DONS

Secretary