BIJLAGE 64

BIJLAGE 64

Regeringsverklaring in zake uitreisvergunningen uit Nederland, op 24 November 1942 bekendgemaakt door Radio Oranje

(Afkomstig uit het archief van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie)

Sinds enkele maanden zijn de Regeering berichten ter oore gekomen dat de vijand op ruime schaal den verkoop van uitreisvergunningen uit bezet gebied, in het bijzonder van Nederland uit, in de hand werkt. Verwanten en vrienden in geallieerd en neutraal gebied ontvangen de mededeeling dat personen in bezet gebied kunnen vertrekken indien een belangrijke som gelds in de valuta van een neutraal land aan den vijand ter beschikking wordt gesteld. In sommige gevallen gaat het verzoek tot het beschikbaarstellen van dat geld van de betrokkenen rechtstreeks uit, in andere gevallen geschiedt de poging door bemiddeling van handlangers van den vijand in neutraal gebied. Het verzoek is soms vergezeld van de openlijke of bedekte bedreiging, dat, indien de geldsom niet wordt betaald, de betrokken personen naar een concentratiekamp zullen worden overgebracht.

De bewijzen die de Nederlandsche Regeering en de Regeeringen van Groot-Brittannie en de Vereenigde Staten hebben bereikt, duidden er op dat deze praktijken vanwege de Duitsche overheid georganiseerd worden. De bewijzen toonen aan, dat de vijand alles in het werk stelt om zijn bezit aan neutrale valuta te vergrooten. Terwijl vroeger diegenen die Nederland mochten verlaten, hun vermogen in Nederland moesten opofferen, eischt de vijand nu bovendien een losprijs in geld van een neutraal land. De sommen die gevraagd worden, zijn zeer hoog, soms zelfs Fl. 40.000.— per persoon. Hoezeer de vijand dezen toestand tracht uit te buiten blijkt uit de omstandigheid, dat een voorstel is gedaan om een vijfhonderd-tal Nederlanders te laten vertrekken tegen betaling van vijf millioen Zwitsersche franken, op voorwaarde, dat de Nederlandsche Regeering zich bereid zou verklaren, dat bedrag dat van anderen geleend moest worden, te garandeeren wat de rentebetaling betreft.

De Nederlandsche Regeering is met leedwezen tot de overtuiging gekomen, dat zij aan deze praktijken der Duitschers niet kan meewerken. Tegenover het voordeel van den enkeling die aan den machtswellust en de terreur van den bezetter weet te ontkomen staat het leed en de ontbering van millioenen Nederlanders, die langer onder den druk der vijandelijke bezetting zullen zuchten, naarmate zijn buitenlandsche fondsen het den vijand mogelijk maken den dag van zijn nederlaag, den dag van de bevrijding der onderdrukte volkeren, uit te stellen.

Bovendien is het de ervaring der Regeering, niet alleen sinds den oorlog, maar ook in de tijden, dat de Nazi's in Duitschland alleen aan de macht waren, dat voor Duitschen aandrang te wijken niets anders beteekent dan den Duitschen druk te verhoogen in latere gevallen.

Evenzoo eischen de bedrijvers van chantage steeds hoogere sommen en mergelen zij hun slachtoffers te meer uit naar de mate van hun grooter of geringer weerstandsvermogen.

Er bestaat voor de Nederlandsche Regeering geen keuze dan den handel in uitreis-vergunningen te bestrijden, en met name zal zij niet schromen, nu zoowel als later, op te treden tegen diegenen, die uit winstbejag aan dezen handel deelnemen. Hoezeer de Regeering het blijk van medeleven met de slachtoffers op zichzelf waardeert, zij kan niet nalaten allen Nederlanders, die bereid zouden zijn, aan den losprijs bij te dragen, met nadruk onder het oog te brengen, dat de Nederlandsche Wet elke handeling verbiedt, die den vijand direct of indirect tot voordeel kan strekken.