BIJLAGE 84

BIJLAGE 84

Brieven van dr. A. Polak Daniëls en anderen over de repatriëring

Dr. A. POLAK DANIËLS,

Arts

's-Gravenhage, 29.3.1951.

Louis Couperusplein 12

Aan de Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945 's-Gravenhage.

Zoals ik U in een begeleidend schrijven bij het stenogram reeds heb medegedeeld, stel ik er prijs op U nog enige mededelingen te doen, waarmede enkele punten, die ik tijdens mijn verhoor op 14 Februari jl. slechts vaag heb moeten beantwoorden omdat ik geen tijd van voorbereiding had gehad, thans duidelijker kunnen worden.

1. Vertrekdatum van de heer Hartog uit Praag in Juli 1945. In mijn rapport aan de commissie Vorrink heb ik geschreven, dat deze datum 5 Juli was. Uw Commissie heeft mij medegedeeld, dat dit volgens de heer Boon niet juist zou zijn en dat dit 15 Juli zou moeten zijn. In mijn antwoord heb ik gezegd, dat ik dit niet meer precies wist, terwijl ik bij mijzelf aan de mogelijkheid van een drukfout heb gedacht (het uitvallen van een 1).

Ik heb nu mijn dagboek terug gevonden, dat begint op 9.6.'45 en doorgaat tot 15.8.45. Hieruit citeer ik U het volgende:

„2 Juli Boon) vertrekt per Engels vliegtuig naar Londen.

3 Juli

4 Job Het blijkt Independence Day te zijn, dus alles dicht

(in Pilsen) Laatste bespreking met Hartog. Deze is nu heel vriendelijk, vermoedelijk blij, dat „zijn" repatriëringsjob ten einde is.

Hij gaat morgen naar Parijs

5 Juli. Hartog vertrokken

Ik heb aan Hartog voorgesteld om een maal per week een Nederlands vliegtuig naar Praag te laten komen. Daarmee zouden wij geholpen zijn. Nu ik alleen ben geloof ik mij veel beter te kunnen bewegen.

6 Juli 7 Juli 8 Juli

9 Juli Telegram aan Hartog met verzoek om Hanepen officieel te benoemen"

2. Vliegtuigen naar Praag.

Uw Voorzitter heeft mij medegedeeld, dat het onmogelijk zou zijn geweest om vliegtuigen te sturen, aangezien deze er niet waren. Deze mededeling overviel mij en ik begreep niet, waarop deze berustte. Daarna heeft Uw voorzitter mij een verklaring van de heer Boon voorgelezen, waarin iets dergelijks stond. Ik heb dit tijdens het verhoor voor kennisgeving aangenomen. Uw voorzitter heeft er nog aan toegevoegd, dat hij niet begreep, waarom ik mijn bewering betreffende vliegtuigen in mijn rapport aan de commissie Vorrink zonder nader onderzoek heb gedaan, want ik zou immers na mijn terugkeer in Nederland dit feit hebben kunnen vernemen, alvorens een en ander te rapporteren.

Nu, na mijn verhoor, heb ik dit feit nog eens onderzocht en ik kan U nu mededelen

a) dat mij door een lid der directie der K.L.M., in overeenstemming met wat ik altijd gedacht heb, verteld werd, dat de K.L.M. gedurende de hele oorlog en zeker ook in de eerste maanden daarna, over Nederlandse vliegtuigen beschikt heeft, die, voor zover ze vanuit Engeland opereerden Engelse roeptekens hadden;

b) dat, wanneer men bedoelt, dat er weliswaar Nederlandse vliegtuigen bestonden, doch dat deze voor dit doel niet beschikbaar konden worden gesteld, ook dit onjuist moet zijn, aangezien ik U hierbij een brief van den Heer W. Drees. destijds Minister van Sociale Zaken en gedateerd 1.9.1945 overleg, die m.i. geen nadere toelichting behoeft.

3. De t.b.c.-patient in Praag.

Hans Goudstikker, uit Auschwitz afkomstig, 17 jaar oud, lag met een tuberculeus empyeem op de chirurgische afdeling van een der ziekenhuizen. Ik zag hem volgens mijn dagboek voor het eerst op 27 Juni 1945. (Tot zijn dood toe bezochten mijn vrouw en ik hem meerdere malen per week.) Hij werd o.a. behandeld door Prof. Jirassek, met wien ik meerdere malen over hem gesproken heb (het eerst op 7 Juli).

Mijn mening is en blijft, dat deze jongen vervoerbaar is geweest, mits er niet met hem „gezeuld" zou worden, dus rechtstreeks naar Holland per vliegtuig. Dat dit niet is geschied is daarom zo betreurenswaardig, omdat ik op de dag na zijn overlijden (in Augustus) een bericht van zijn familieleden uit Amsterdam kreeg (die ik via de Joodse Coördinatie Commissie in Amsterdam had laten opsporen), waarin zij naar zijn toestand informeerden. Ik herhaal dus, dat indien deze jongen vervoerd ware, hij althans bij zijn familie zou zijn overleden. Te redden was hij vermoedelijk toch niet geweest. Hans Goudstikker is in de loop van Augustus overleden tijdens de afwezigheid van de heer Boon, en ik vraag mij met grote verbazing af waarom of de heer Boon ooit de moeite heeft genomen om geruime tijd nadat deze jongen gestorven was nog eens met de behandelende geneesheer te gaan praten, met name over zijn al of niet vervoerbaarheid. Formaliteiten waren er niet meer te vervullen, omdat ik voor dat alles zorg had gedragen en ook de familie bericht had. Het rapport, waarin ik deze questie „hekel" is pas in 1947 verschenen!

4. De houding van ons „team" in Parijs.

Bij mijn verhoor heb ik gezegd, dat ik van deze zaak niet veel meer afwist, te meer omdat ik gedurende deze episode in Praag zat. Tezamen met mijn vrouw heb ik deze periode nog eens onder de loupe genomen. De zaak zit als volgt in elkaar.

In Londen heb ik met de heer Brandel, in tegenwoordigheid van de heer Ferwerda, een overeenkomst opgesteld betreffende werkzaamheden van de équipe in Parijs. Dit stuk hebt U in Uw bezit. Vervolgens ben ik naar Parijs gegaan.

Daar heb ik ervaren, dat er geen sprake van zou zijn, dat de Missie Parijs zich hoe dan ook aan de met de heer Brandel gemaakte overeenkomst zou kunnen houden, zodat de Missie Parijs mij het advies gaf mijn équipe te liquideren en de leden als gewone repatriandi vanuit Genève via Parijs naar Nederland te laten teruggaan. Daarna ben ik persoonlijk naar de heer Ferwerda in Eindhoven gegaan om dit voorstel aan zijn oordeel te onderwerpen en deze heeft zich daarmee verenigd. Bij dat gesprek — en dat staat ook in mijn rapport — heb ik nog als laatste redmiddel om de équipe rendabel te maken aan de heer Ferwerda voorgesteld haar in haar geheel aan U.N.R.R.A. over te dragen. Ook dit mocht niet gelukken. Toen ben ik naar Genève gegaan en heb de Jobstijding aan mijn équipe medegedeeld en haar dus voorlopig ontbonden (officieel kon dit eerst in Parijs geschieden).

Vervolgens ben ik vertrokken, en liet de verdere gang van zaken betreffende de équipe aan de plaatsvervangende leiders mijn vrouw en Dr. D. A. Prins, over.

Mijn vrouw deelt mij thans mee, dat in de periode tussen mijn vertrek uit Genève en de reis der équipe naar Parijs (half Juli 1945) een telegrammenwisseling tussen de Missie Parijs en de leiding der équipe heeft plaats gevonden. Eén dezer telegrammen vindt U geciteerd in bijgaande copie van een schrijven van Dr. Prins aan de heer van Waveren (een der leiders van de Missie te Parijs). Het luidde als volgt:" deuxièmement examinerons sur place possibilités travail pour quelques membres votre équipe". (cursiveringen van mij). Uit deze wijze van stellen blijkt m.i., duidelijk, dat er inderdaad geen enkele afspraak meer bestond, en een ieder dus vrij was om desgewenst zijns weegs te gaan.

Ook over de verdere gang van zaken bij dit ,,conflict" kunnen da beide copieen, die ik insluit, U enig nader licht verschaffen.

Ik wijs dus met nadruk de afkeuringen af, die tijdens mijn verhoor nog eens duidelijk gebleken zijn uit de mond van de heer Stokvis, en waarvan ik weet, dat ze bij herhaling gebruikt worden door hen, die willen aantonen, dat de houding van mijn équipe laakbaar geweest zou zijn. Deze blaam is geheel onverdiend.

5. Een laatste opmerking van algemene strekking.

Ik heb voortdurend, zowel tijdens ons werk in Zwitserland als later in Londen als na mijn thuiskomst, zeer sterk de indruk gekregen, dat men, om welke reden dan ook, steeds de neiging heeft om deze hele onderneming als een particuliere „hobby" voor te stellen, terwijl ik weliswaar mij op eigen initiatief voor dit werk heb aangeboden, doch het van eind Augustus 1944 af in dienst van het Departement van Sociale Zaken heb gedaan en dan ook nimmer enig voorstel heb gedaan, besluit heb genomen of opdracht heb verstrekt tenzij op last van dit Departement. Indien U dit nodig oordeelt, zoudt U dit bevestigd kunnen vinden in de stukken betreffende aanstelling, werving, salariëring, aankopen enz. enz., dia zich, naar ik vermoed, op het Departement van Sociale Zaken bevinden, waar wij het volledige archief hebben doen deponeren.

Zeer gaarne ben ik bereid om wat ik U hierboven heb medegedeeld onder ede te bevestigen. Ik moge U evenwel verzoeken er rekening mee te willen houden, dat ik op 11 Mei a.s. voor goed naar Indonesië vertrek.

Mijn dagboek zal ik U desgewenst gaarne tegen ontvangstbewijs ter inzage doen toekomen, mits ik dit vóór mijn vertrek terugontvang. Ook zal ik het op prijs stellen bevestiging van ontvangst van dit schrijven en van de drie bijlagen te mogen ontvangen.

Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn

Uw dienstwillige,

(w.g.) POLAK DANIELS.

3 Bijlagen tw.: brief van W. Drees d.d. 1-9-1945,

copie van een brief van v. Waveren aan D. Prins d.d. 25-7-1945,

copie van een brief van D. Prins aan J. van Waveren d.d. 26-7-1945.

Afschrift van een schrijven van de Mission néerlandaise

pour le Rapatriement, Parijs, aan Dr. D. A. Prins, Parijs

Betr. Equipe Dr. Polak Daniëls.

Den Heer D. Prins Hotel Azur, Paris.

Paris, 25 Juli 1945.

109 Bvd Malesherbes.

Geachte Heer Prins,

Wij vernemen, dat semi-arts Frenkel en zuster mok niet bereid zijn voor de Missie in dienst van de Repatrieering in Frankrijk werkzaam te zijn. Wij moeten U echter aan het volgende herinneren:

1. Dat Dr. Polak Daniëls ons heeft meegedeeld, dat zijn equipe naar Parijs zou komen en dat alleen die personen, welke de Missie niet noodig zou hebben naar Nederland zouden worden gerepatrieerd.

2. Dat de Heer Ferwerda ons nader telefonisch op 21 Juli heeft bevestigd. dat de Missie in haar dienst zou nemen al die leden, die de Missie zou kunnen gebruiken, terwijl de anderen naar Nederland zouden worden gerepatrieerd.

3. Dat Majoor Wijnbergen op 21 Juli j.l. heeft medegedeeld, dat 15 leden van de equipe naar keuze zouden moeten worden teruggehouden en dus niet naar Nederland gerepatrieerd mogen worden.

2 chauffeurs van de équipe moeten ten spoedigste naar Eindhoven worden gezonden en worden aldaar in dienst van het Regeeringscommissariaat tewerkgesteld. De rest van de équipe zal naar Nederland gerepatrieerd worden.

Wij meenen uit een en ander te moeten opmaken, dat het Ministerie van Sociale Zaken overweegt een aantal leden van de equipe ook verder in dienst te houden en voor de Repatrieering te werk te stellen, zij het in Frankrijk of elders.

Dientengevolge meenen wij met alle recht te kunnen eischen, dat minstens de medische krachten in de equipe, met name semi-arts Frenkel en zuster Mok in Frankrijk moeten blijven en zich verder ter beschikking moeten houden van het Ministerie van Sociale Zaken, dienst der Repatriatie.

Wij verzoeken U derhalve hen niet uit Rijksdienst te ontslaan en hen mede te deelen, dat zij niet voor repatrieering in aanmerking komen.

Verder gelieve U er nota van te willen nemen, dat wij de volgende 7 leden voor onzen dienst wenschen te reserveeren: D. Muhlrad, A. Nathans, A. Nathans—Oppenheim, J. Poons, H. Visser, E. Kranenburg, A. Schwarz.

In totaal kunnen dus 7 personen bij de Nederlandsche Missie worden tewerkgesteld.

De 2 chauffeurs Potsdammer en Bakker worden door Eindhoven opgevraagd.

Wij geven U in overweging. ingevolge het verzoek van Majoor Wijnbergen nog 6 personen aan te wijzen, die voorloopig in Ris Orangis moeten blijven, in afwachting van verdere instructies, die ons door Majoor Wijnbergen zullen worden toegezonden. Deze 6 personen zullen voorloopig niet in dienst van de Missie overgaan.

Copieen van dezen brief zenden wij aan den Regeeringscommissaris Ferwerda, aan Majoor Wijnbergen, en aan Majoor Polak Daniëls.

Wij zullen morgen telefonisch den inhoud van dit schrijven aan den Regeeringscommissaris mededeelen.

Het niet opvolgen van deze beschikking komt geheel te Uwer verantwoording.

Hoogachtend,

Ned. Missie voor Repatriatie,

Chef der Missie,

(w.g.) v. WAVEREN.

P.S. De bovengenoemde personen en de nog door U aan te wijzen menschen kunnen niet in aanmerking komen voor ontslag en voor uitbetaling van 1 maand salaris.

Wij hebben den heer Nathans, die in onzen dienst is getreden, toegestaan naar Holland te gaan, waarna hij zoo spoedig mogelijk weer naar Frankrijk zal komen.

Tot onze verwondering komt de naam Jappe Bakker niet op de lijst van uit te betalen salarissen voor. Hij bevindt zich eveneins in Ris Orangis en wij verzoeken U er goede nota van te willen nemen, dat wij zijn diensten als chauffeur voor onze Missie wenschen te reserveeren.

Afschrift van schrijven van Equipe de Secours aux Déportés

néerlandais en Europe Centrale, Parijs, aan Mission Néerlandaise,

Parijs

Parijs, 26 Juli 1945.

Nederlandsche Missie voor

Repatrieering in Frankrijk.

109 Bvd. Malesherbes, Parijs.

T.a.v. den heer J. van Waveren.

Betr. Equipe Dr. Polak Daniëls.

Zeer geachte Heer van Waveren,

Refereerende aan Uw schrijven van 25 dezer heb ik de eer U mede te deelen, dat:

1. De mededeeling van Dr. Polak Daniels aan de Missie, zooals in Uw schrijven geformuleerd, niet geheel in overeenstemming is met wat Dr. P.D. begin Juni te Genève aan de équipeleden heeft gezegd. Hij heeft er toen nl. uitdrukkelijk op gewezen, dat de dienstneming van de équipeleden bij de Missie op de basis van persoonlijken vrijen wil zou geschieden. Hierbij moge ik opmerken, dat de opzet van de équipe P.D. van geheel anderen aard was dan van eenige andere Repatrieeringsinstantie.

Er is nooit sprake geweest van een verplichting uit équipedienst in Missiedienst over te gaan.

2. Volgens mijn afspraak met den Heer Knappert op 20 Juli gemaakt. zou op 21 Juli een telefoongesprek plaats vinden tusschen de H.H. Ferwerda eenerzijds en Knappert en mijzelf anderzijds. Door omstandigheden heeft dit telefoongesprek pas om 14 uur en niet in mijn bijzijn plaats gehad. De hierover gemaakte aanteekeningen zijn mij Maandagmorgen door den Heer Knappert toegelicht. Ik had toen de indruk dat:

a. De Heer Ferwerda zijn toestemming gegeven had alle equipeleden te repatrieeren, behalve diegenen, die vrijwillig in Frankrijk in dienst van de Missie, e.q. Ministerie van Sociale Zaken, wilden blijven.

b. aan de repatrieerenden een maand salaris als ontslaggeld zoo worden uitbetaald, daar

c. geaccordeerd was, dat de opzegging van deze menschen door Sociale Zaken zou geschieden.

Ik heb mij aanstonds na dit onderhoud, dat ten deele plaats vond in bijzijn van den Heer Nathans (die ik na het haastig vertrek van Mevr. P. D. verzocht heb, als mijn plaatsvervanger op te treden), met dezen naar den Heer van Waveren begeven, om met hem de details van de ontbinding der equipe te regelen.

3. De Heer van Waveren deelde ons toen mede, dat hij zoojuist van den Majoor Wijnbergen het verzoek had ontvangen, minstens ;15 van onze leden naar keuze terug te houden, hieronder het nog overgebleven medisch personeel, terwijl daarenboven 2 onzer chauffeurs naar Eindhoven gezonden moesten worden. In dit verband moge ik U verwijzen naar het telegram van de Missie aan Mevr. P. D. van 29.6.1945 „deuxièmement examinerons avec vous sur place possibili-

tés travail pour quelques membres votre équipe".

Deze zinsnede is in overeenstemming met de door Dr. P. gedane mondelinge mededeeling, dat er slechts voor enkelen (5 à 6 pers.) werk zou zijn.

Na de mededeeling van den Maj. Wijnbergen rees voor mij de vraag, of ik het verzoek van den Majoor aan den Heer van Waveren als instructie op te vatten had of niet.

Na overleg met den Heer van Waveren en in overeenstemming met dezen ben ik tot de conclusie gekomen, dat ik de mededeeling van den Maj. Wijnbergen slechts als verzoek kon beschouwen en wel om de volgende redenen:

a. daar ik mij slechts gebonden kan achten aan instructies van de Missie Oost-Europa, c.q. Dr. P. D.

b. daar Maj. Wijnbergen als militair m.i. alleen instructies kan geven aan militairen, terwijl de equipe alsnog als civiel beschouwd moet worden.

c. daar bovendien de equipe, die nog niet ingezet was en bijgevolge ook nog niet als een team van repatriation officials gezien kon worden, voor zoover ik beoordeelen kan niet zonder meer als onder Maj. Wijnbergen staande beschouwd kan worden.

Ik ben er mijn van bewust, dat er momenteel bij de Repatrieering behoefte aan personeel bestaat, en dit heb ik de equipeleden dan ook met den meesten nadruk onder het oog gebracht. Na het aan het begin van dit schrijven onder punten 1 en 2 gezegde acht ik mij echter moreel noch juridisch gerechtigd onze equipeleden te dwingen in dienst van de Repatrieering te blijven. Ik teeken hierbij aan dat, hoewel er van onzen kant sinds maanden met herhaling en nadruk om een schriftelijk contract verzocht is, tot heden door niemand een dergelijk document ontvangen of geteekend is, waardoor dus ook een eventueel juridisch argument vervalt. Ik moet er daarom nogmaals op wijzen, dat de geheele equipe in de overtuiging naar Frankrijk is vertrokken, dat zij ten snelste gerepatrieerd zou worden, waarbij het een ieder persoonlijk vrij zou staan in Parijs bij de Missie, bij een anderen Staatsdienst of waar dan ook te solliciteeren. De meening bestond dus, dat bij aankomst in Parijs het ontslag uit den Repatrieeringsdienst automatisch zou zijn, en wel volgens de onder punt 2 genoemde modaliteiten.

Intusschen hebben de HH. D. Muhlrad, A. Nathans, H. Visser, A. Schwartz, A. Potsdammer en Mevr. A. Nathans—Oppenheim bij de Missie gesolliciteerd en zijn aangenomen. Terwijl de heer Teixeira de Mattos nog in onderhandeling is. Jappe Bakker heeft voor ontvangst van uw schrijven bij het B.V.O. (Bureau voor Onderzoek) gesolliciteerd en is daar aangenomen. Indien U alsnog van zijn diensten gebruik wenscht te maken, moge ik U verzoeken deze quaestie direct met het B.v.O. te willen regelen. Alle andere leden der equipe verzoeken met de meeste klem om gerepatrieerd te worden.

Hedenmorgen is nu tusschen de HH. van Waveren, Knappert en mijzelf afgesproken, dat ik met den trein van 27 Juli naar Eindhoven zou vertrekken, teneinde aldaar het geheele probleem met den Heer Ferwerda te bespreken. In afwachting van zijn beslissing is de Missie niet bereid 17 leden der equipe te repatrieeren, t.w. het zestal dat in dienst der Missie kwam, verder Jappe Bakker, J. Poons, E. Kranen burg, semi-arts M. Frenkel en zuster P. Mok, evenals een door mij aan te wijzen zestal personen die voor Maj. Wijnbergen gereserveerd zouden moeten worden. Deze menschen zouden minstens tot 31 Juli en eventueel langer in Ris Orangis moeten blijven, waarvan de met name genoemden ter beschikking van de Missie. De andere leden, totaal 11 in getal, zouden den 27sten gerepatrieerd worden met uitbetaling van een maand salaris.

Hoewel ik tegen dit voornemen uitdrukkelijk moet protesteeren, daar deze schikking naar mijn weten tegen alle door Dr. P. D. gemaakte afspraken indruischt, hebben zich terstond vrijwilligers bereid gevonden althans in Ris te blijven in afwachting van de beslissing van den Heer Ferwerda, om te voorkomen, dat de repatrieering van de andere 11 leden eveneens vertraagd zou worden. Het repatrieerende elftal bestaat uit de HH. Brandon, Dreese, Laufer, Fajgenbaum, Stofkooper, Content, Neter, Gelderblom, Kattenburg en het echtpaar Hurwitz. Vrijwel al deze menschen zijn gehuwd, terwijl hun vrouwen en kinderen dezer dagen uit Zwitserland gerepatrieerd zouden worden.

Ik heb er goede nota van genomen, dat U den Heer Nathans toegestaan hebt heen en weer naar Holland te gaan en ik zal het zeer op prijs stellen indien hij mij en het repatrieerende gedeelte naar Eindhoven zou kunnen vergezellen.

De laatste zinsnede in Uw brief heb ik met eenige verwondering ter kennis genomen. Hierop kan ik slechts constateeren, dat mijn geheele optreden in Parijs op verzoek en in naam van Dr. P. D. geschiedt.

Met de meeste hoogachting

Equipe de secours Genève

(w.g.) PRINS,

Plaatsvervangend leider.

Copie aan:

Reg. Comm. Ferwerda

Maj. Wijnbergen

Maj. Polak Daniëls

Ned. Ambassade Parijs.

MINISTERIE

VAN SOCIALE ZAKEN

's-Gravenhage, 1 Sept. 1945.

Den Heer Dr. A. Polak Daniëls,

c/o Consulat de, Suède, Prague.

Hooggeachte Heer Polak Daniëls,

Het deed mij bijzonder veel genoegen Uw brief van den 22en Juli te ontvangen en daaruit van Uw wederwaardigheden en werkzaamheden te vernemen. Ik merk, dat U daarbij, zooals zoo dikwijls voorkomt, met moeilijkheden en teleurstellingen te kampen hebt gehad, ook in het contact met landgenooten, maar tenslotte zit U dan toch temidden van belangrijk werk.

Ik heb zoo spoedig mogelijk moeite gedaan om het vliegtuig te krijgen, waarvoor U toestemming had ontvangen en heb nu ook mededeeling gekregen, zij het veel later dan ik gehoopt had, dat een toestel beschikbaar is gesteld. Ik hoop, dat deze zaak nu loopt.

Onlangs heb ik het genoegen gehad met Uw vrouw kennis te maken. Zij heeft. ook heel wat avonturen met U doorgemaakt.

Bij ons thuis is alles goed. Ondanks veel gevaren is mijn gezin er tenslotte ongeschonden afgekomen.

Met hartelijke groeten van allen

Hoogachtend,

(w.g.) W. DREES.