ANTISEMITISME

ANTISEMITISME

Het woord antisemitisme komt weinig voor in het Parlementaire onderzoek, en waar het genoemd word, is het niet concreet maar meer het gevoel van de getuige persoonlijk.

Antisemitisme in de jaren voor de oorlog was een algemeen en geaccepteerd verschijnsel die vooral in de hogere maatschappelijke kringen voorkwam.

Er is één echt concreet voorbeeld, dat laat zien dat onder de huid van de zichzelf zo moreel opgehemelde ambtelijke elite wel degelijk het kwaad van het anti Joodse sentiment aanwezig was.

Enige jaren geleden werd in de archieven van de Nederlandse vertegenwoordiging in Zwitserland een door de gezant Mr. JOHAN JERONIMUS BALTHAZAR BOSCH RIDDER VAN ROSENTHAL verzonden telegram aan de Nederlandse regering in Londen gevonden, die een geheel andere kijk op zijn getuigenis in 1948 zou hebben gegeven, als dat telegram toen bekend was geweest.

De tekst spreekt voor zichzelf:

TELEGRAM

MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN LONDEN 2 September 1943.

NETHERLAND FOREIGN OFFICE

Afd. Diplomatieke zaken

No. 5478 Geheim Archief

GEHEIM

Ik heb de eer Uwer Excelentie mede te deelen, dat Hr. Ms. Gezant te Bern mij in code als volgt heeft getelegrafeerd:

"Uit Nederland komen reeds lang vele berichten over de teleurstelling ondervonden bij het verbergen van Joden en het veiligstellen van hun vermogens. Vaak komt voor het verraden van Christen-gastheren en andere helpers en het aangeven van bergplaatsen van juwelen en dergelijke om zichzelf te redden of door lafhartig gedrag. Geheel onafhankelijk van Duitse propaganda ontstaat hierdoor groeiende anti-Joodse stemming.

Daarom heb ik den indruk, dat de benoeming van Joden in hoogere officieele regeeringsposities in Nederland niet gaarne wordt gezien en vertrouwen in de regeering niet bevordert".

Het bovenstaande wordt medegedeeld omdat ik meen dat Uwe Excelentie het op prijs zal stellen omtrent de stemming in Nederland zooals deze in bovenaangegeven telegram wordt weergegeven te worden ingelicht

Gelijkluidend schrijven richt ik mij tot al onze Ambtgenoten

DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

voor dezen,

het hoofd de Afdeling,

Zijner Excellentie

den Heere Minister van Justitie

te Londen

Fotokopie origineel

KENNIS OVER HET LOT DER JODEN

Ook de vraag die velen zich hebben gesteld, is wanneer wist men in Londen wat er feitelijk met de Joodse gedeporteerden gebeurde.

Uit de getuigenissen blijkt dat Minister Gerbrandy al in 1942 op de hoogte was van de gaskamers, maar naar eigen zeggen dit niet kon geloven.

Ook Felix Kersten verklaard in zijn getuigenis dat hij al in 1942 van het lot dat de Joden te wachten stond op de hoogte was, en dit ook aan de Zweedse regering heeft gemeld.

Beide onderwerpen hierboven zijn bewust niet door de Parlementaire Commissie onderzocht, want men vreesde dat als zou kunnen worden aangetoond dat antisemitisme ook een grote rol in de hulpverlening aan de gedeporteerden zou hebben gespeeld, en dat koningin Wilhelmina in een al vroeg stadium volledig op de hoogte was van het lot dat de Joden te wachten stond, dit zeker in de toekomst grote gevolgen voor onze regeringsvorm zou kunnen betekenen.