HENRI KOOT

ZITTING VAN WOENSDAG 17 NOVEMBER 1948

Sub-Commissie III

Tegenwoordig de heren Schilthuis, voorzitter, van Dis en Stokvis, leden, alsmede de heer Gerretsen, griffier.

Punten van het Enquêtebesluit l en m. Verhoor van

HENRI KOOT,

oud 65 jaar, wonende te 's-Gravenhage, generaal-majoor b.d.,

Kanselier der Nederlandse Orden.

Hij legt de eed af als getuige.

34052. De Voorzitter: Waar was u en welke functie bekleedde u, toen Nederland in Mei 1940 in de oorlog kwam?

A. Toen was ik reserve-kolonel van de generale staf, hoofd van de afdeling G.S.-IIIc, die belast was met de chiffreerdienst, omvattende de codeer- en decodeerdienst, de decrypteerdienst, de censuur en al wat daarmee samenhangt. De codeer- en decodeerdienst is eigenlijk een dienst, welke o.m. belast is met het in klare taal omzetten van een cryptogram (een bericht in geheimschrift) en omgekeerd het omzetten tot geheimschrift, terwijl decrypteren is het langs wetenschappelijke weg proberen de sleutels te ontdekken en op deze wijze de cryptogrammen te ontcijferen. Het ene gaat automatisch en het andere gaat wat moeizamer, dat is het verschil tussen decoderen en decrypteren.

34053. De Voorzitter: U bent na die oorlogsdagen in een andere functie gekomen. Ik meen, dat u toen de leiding hebt gekregen bij de „Actie Pleegouders voor Krijgsgevangenen".

A. Ik ben nog enkele weken chef van het kabinet van majoor Breunese geweest, die indertijd commandant van de Arbeidsdienst was. In September daaropvolgende ben ik in z.g. „Untersuchungshaft" geraakt, omdat men mij verdacht de „Leiter" te zijn van de „Geheime Funkverbindung" met Engeland.

Ik heb toen 3 maanden gezeten ten gevolge van een valse beschuldiging van één van mijn onderhebbende korporaals. In December werd ik ontslagen, omdat het mij gelukt was, mij van deze aanklacht vrij te pleiten. Daarna ben ik nog enige maanden bij de Nederlandse Unie belast geweest met de reorganisatie van haar administratief apparaat en daarna heb ik mij met de verzorging van pakketten voor de Nederlandse krijgsgevangenen beziggehouden.

34054. De Voorzitter: Wanneer bent u daarmee begonnen?

A. Dat was begin Augustus 1942.

34055. De Voorzitter: Was die verzorging toen niet in handen van het Rode Kruis?

A. Neen.

34056. De Voorzitter: Het Rode Kruis heeft zich toch altijd met de verzorging van de krijgsgevangenen beziggehouden?

A. Deze actie was eigenlijk een spontane actie, die ontstaan is uit een initiatief van generaal Boerstra. Deze heeft mij hierover gesproken en samen met hem heb ik toen het plan tot die actie A.P.K. („Actie Pleegouders voor Krijgsgevangenen") samengesteld.

34057. De Voorzitter: Dus dat is geheel particulier gegaan?

A. Ja.

34058. De Voorzitter: Wat betekent eigenlijk: „Pleegouders voor

krijgsgevangenen?".

A. Het was mijn bedoeling voor iedere krijgsgevangene een

„pleegouder" te krijgen; die pleegouder zou dan de krijgsgevangene

als pleegkind aannemen om hem te kunnen voorzien van alles, waaraan hij eventueel behoefte zou hebben.

34059. De Voorzitter: Dit ging dus buiten de actie van het Rode Kruis om en was een completering daarvan?

A. Ja.

34060. De Voorzitter: Hield die actie veel in? Zijn er veel pakketten verzonden?

A. Het is een zodanige lawine geworden, dat ik mijn pleegouders wel eens moest remmen en hen moest aanraden de pakketten niet in dergelijke hoeveelheden naar Duitsland te zenden, maar datgene, wat zij verzamelden, ook ten goede te doen komen aan mensen in hun naaste omgeving, die daaraan ook behoefte hadden.

34061. De Voorzitter: Was het nodig om naast de actie van het Rode Kruis ook nog pakketten te sturen?

A. Het was zeer zeker nodig, want deze pakketten werden eigenlijk door familie samengesteld uit eigen voorraden en via het Rode Kruis gestuurd en die familie kon het benodigde door de beperkende distributiebepalingen werkelijk niet in dergelijke hoeveelheden opbrengen.

34062. De Voorzitter: Maar deed het Rode Kruis het dan niet zelf?

A. Zeker; met eenheidspakketten, maar daarnaast had men behoefte aan pakketten van huis.

34063. De Voorzitter: En zorgde het Rode Kruis daar dan voor?

A. Neen, dat deed alleen de familie.

34064. De Voorzitter: Maar was het dan niet georganiseerd door het Rode Kruis?

A. Het was wel georganiseerd nl. in de afdeling 4, en later in de afdeling 4a, waarvan majoor Zijlmans hoofd was.

34065. De Voorzitter: Daar had men dus ook twee wijzen om de krijgsgevangenen aan pakketten te helpen: ten eerste, de actie van het Rode Kruis zelf, en bovendien de actie van de familieleden, die men daarbij hielp.

A. Ja, ik denk wel, dat het zo was. Ik heb mij er helemaal met mee bemoeid.

34066. De Voorzitter: Daarnaast had u dan nog die particuliere actie, die heeft geduurd tot Mei 1943, want toen bent u bij het Rode Kruis zelf die afdeling gaan oprichten?

A. Ik ben toen aangezocht de afdeling 4b op te richten.

34067. De Voorzitter: Wat deed die afdeling?

A. De afdeling 4b was een afdeling van het Rode Kruis, die belast was met de pakkettenverzorging aan de krijgsgevangenen.

34068. De Voorzitter. Maar deed majoor Zijlmans dit dan niet in

de afdeling 4a?

A. U moet in aanmerking nemen, dat er bepaalde categorieën van krijgsgevangenen waren. De eerste categorie krijgsgevangenen werd gevormd door de 6 generaals met een zeventigtal Indische officieren, die om principiële redenen geweigerd hadden hun erewoord te geven en die direct in krijgsgevangenschap zijn afgevoerd. Daarna heeft men gehad de wegvoering van wat ik zou willen noemen de tweede categorie; officieren en minderen.

34069. De Voorzitter: Werden deze twee categorieën dan verschillend behandeld?

A. De minderen werden zeer zeker anders behandeld. Zij kregen minder en moesten werken.

34070. De Voorzitter: Ik bedoel of zij door het Rode Kruis verschillend werden behandeld?

A. Neen, daar is helemaal geen discriminatie toegepast.

34071. De Voorzitter: Waarom moesten er dan aparte afdelingen 4a en 4b zijn? Was dat in verband met die verschillende categorieën?

A. Omdat de afdeling 4 van majoor Zijlmans alleen niet bij machte was, die grote categorie van 8000 krijgsgevangenen te ver zorgen.

34072. De Voorzitter: Toen hebt u dit gedaan?

A. Ja.

34073. De Voorzitter: Maar hoe kwam u aan de goederen, die verzonden moesten worden?

A. Die goederen heb ik op dezelfde wijze als bij de actie A.P.K. was geschied uit het gehele land kunnen krijgen.

34074. De Voorzitter: Maar verzamelde en verzond het Rode Kruis, als orgaan, die levensmiddelen dan niet zelf?

A. Dat deed het Rode Kruis wel, maar het moest van de Duitse autoriteiten vergunning hebben alvorens die z.g. eenheidspakketten te kunnen wegzenden.

34075. De Voorzitter: Maar daarvoor gaven de Duitsers toch wel permissie? Zij wensten toch juist, dat er gevolg werd gegeven aan de Conventie van Genève?

A. Ja. Men heeft echter toch grote moeilijkheden gehad om van de Duitsers de vergunning tot verzending van levensmiddelen te verkrijgen. Daarbij kwam, dat de familieleden van de krijgsgevangenen zelf gelegenheid hadden hun eigen krijgsgevangenen van pakketten te voorzien. Ten gevolge van de toen bestaande omstandigheden waren zij daartoe echter niet in staat, daar men de levensmiddelen niet kon krijgen. De afdeling 4b is het inderdaad gelukt om dit manco aan levensmiddelen uit het gehele land te verkrijgen.

34076. De Voorzitter: Hoe kreeg u die bij elkaar?

A. Op de wijze zoals ik het u heb gezegd, nl. door pleegouders. Dezen zonden als pleegouders rechtstreeks hun pakketten aan de krijgsgevangenen.

34077. De Voorzitter: En kwamen die ook aan?

A. Ja, die werden allemaal via de afdeling 4b verzonden.

34078. De Voorzitter: Dus indirect, niet rechtstreeks?

A. Wij waren de afzender. Ze passeerden ons en wij verzonden Ze naar de verschillende kampen in Duitsland. Wij controleerden de inhoud, om na te gaan of de pakketten, die bij ons aankwamen, inderdaad voldoende levensmiddelen bevatten. Wanneer dit niet het geval was, werden ze bijgevuld met de voorraden, welke ik ook op deze manier, op zeer clandestiene wijze, uit het gehele land kreeg.

34079. De Voorzitter: Dus dit was illegaal?

A. Ja.

34080. De heer Stokvis: Wanneer ik het wel begrijp, is, dank zij uw verdienste, de afdeling 4b goed gaan functionneren. Maar dit geschiedde eigenlijk met middelen, die voor het allergrootste gedeelte van buiten kwamen en niet van het Rode Kruis zelf. Wanneer u dus niet deze functie had bekleed, zou het er waarschijnlijk slecht uitgezien hebben voor de grote groep van 8000 krijgsgevangenen, die nu door u geholpen is?

A. De kleine groep werd voldoende geholpen. Ik had bronnen, die ik ontsluiten kon voor het zenden van levensmiddelen voor de grote groep. Wanneer men echter zelf voor een krijgsgevangene wilde zorgen, kreeg men van de afdeling 46 een adres en maakte men zelf zijn pakketten klaar. De andere goederen, die ik kreeg, waren bij de afdeling 4b opgeslagen en daar werden de armoedige pakketten mee aangevuld of werden andere pakketten gevormd, die naar de verschillende kampen werden gezonden. Wanneer u mij vraagt: „Wanneer de afdeling 4b er nu niet geweest was en zich op dit terrein niet had bewogen — nl. het aanwerven van pleegouders —, zou dan het Rode Kruis niet in staat zijn gebleken deze krijgsgevangenen met pakketten te verzorgen?", zou ik moeten antwoorden: „niet zo goed als het nu gebeurd is", want het Rode Kruis kon alleen maar de krijgsgevangenen verzorgen met de door de Duitse autoriteiten toegestane eenheidspakketten, die bij „Victoria" in Dordrecht gemaakt werden.

Deze eenheidspakketten waren niet toereikend op zichzelf en waren niet voldoende om de krijgsgevangenen er behoorlijk mee te voeden.

34081. De Voorzitter: Weet u hoeveel de krijgsgevangenen kregen? Wij hebben wel eens gehoord, dat zij twee pakketten in de maand kregen.

A. Neen, dat weet ik niet precies uit het hoofd. Het is wel mogelijk, dat zij in het begin twee eenheidspakketten kregen per maand, maar later is een en ander door de felle tegenwerking van de Duitse autoriteiten zeer minimaal geweest en was de inhoud van die pakketten zeer sober. De pakketten van de familieleden en van de afdeling 4b werden toen, wat dit betreft, beter dan de eenheidspakketten.

34082. De Voorzitter. Maar die pakketten van de familieleden en de afdeling 4b waren toch eigenlijk één geheel?

A. Ja.

34083. De Voorzitter: Dus wanneer de heer Stokvis vraagt: „Zouden ze zonder die afdeling 4b niet genoeg gehad hebben?", moet u dit bevestigend beantwoorden?

A. Ja, dan moet ik dit inderdaad bevestigend beantwoorden.

34084. De Voorzitter: Maar officieren of minderen werden dus gelijk behandeld en kregen dus hetzelfde?

A. Ja.

34085. De Voorzitter: Ik kom nog even terug op de particuliere actie: de A.P.K., verleende het Rode Kruis daar enige medewerking aan?

A. Dit is helemaal particulier gegaan, al had ik natuurlijk wel de morele steun nodig van het Rode Kruis.

34086. De Voorzitter: Kreeg u die ook?

A. Ja.

34087. De Voorzitter: Van wie?

A. Van afdeling 4, van majoor Zijlmans, die mij persoonlijk van de verschillende adressen voorzag in de verschillende kampen. Verder kreeg ik de medewerking van het commissariaat van de Nederlandse weermacht, de heer Rietveld, die mij ook van adressen voorzag, adressen in de kampen en ook adressen hier in Nederland, omdat het mijn bedoeling was, pleegouders te recruteren voor krijgsgevangenen uit die plaatsen, waar zij zelf woonachtig waren, ten einde zodoende een band te vormen tussen een krijgsgevangene en zijn pleegouders.

34088. De Voorzitter: U vertelde zoëven, dat de wijze, waarop u de levensmiddelen kreeg om de pakketten van de familieleden bij te vullen en ook om zelf nog pakketten te sturen, illegaal was.

A. Ja.

34089. De Voorzitter: Daar wilt u dus mee zeggen, dat u levensmiddelen trachtte te verkrijgen, die eigenlijk niet aan u mochten worden verschaft? Kreeg u die dan van fabrikanten of van particulieren?

A. Van particulieren: boeren, vissers (voor zover er nog visconserven waren) en ook van fabrikanten.

34090. De Voorzitter: Bezocht u die dan?

A. Neen, ik had overal mijn contacten. Illegale contacten, die wel eens bij mij verschenen — soms ook wel eens niet —, zagen kans levensmiddelen voor deze krijgsgevangenen uit de streek te krijgen en dit deden zij dan rechtstreeks door middel van deze peetschappen. Op een gegeven ogenblik kregen zij zoveel goederen, dat men zei: „Wat kunnen wij er mee doen?" En dan werd er gezegd: ,.Stuur het maar op de een of andere wijze naar de afdeling 4b in de Hamerstraat in den Haag, dan zal men er daar wel pakketten van maken, of pakketten van bijvullen."

34091. De Voorzitter: Werd daarvoor betaald?

A. Neen, het ging allemaal gratis.

34092. De Voorzitter: Tot wanneer heeft dit geduurd?

A. Tot mijn gevangenneming. Dat was, naar ik meen, in April 1944.

34093. De Voorzitter: Dus dit alles heeft eerst particulier en later in de afdeling 4b van Augustus 1942 tot April 1944 plaats gehad? Wist het Rode Kruis, dat deze levensmiddelen, voor een gedeelte althans, illegaal werden verkregen?

A. Ja, het hoofdbestuur, zoals dr. Offerhaus, en mijn nevenafdelingen wisten dat. Ik steunde b.v. de afdeling 4a van majoor Zijlmans, want die had deze contacten niet.

34094. De Voorzitter: Dus diegenen, die onder hem ressorteerden, moesten ook geholpen worden en u hielp de heer Zijlmans daar weer mee?

A. Ja; zo ook de afdeling van mevrouw van Overeem, die ook behoefte had aan levensmiddelen voor de politieke gevangenen. Hier werd ook dikwijls geholpen met de voorraden, die ik had.

34095. De Voorzitter: Dus het hoofdbestuur van het Rode Kruis wist hiervan?

A. Ja.

34096. De Voorzitter: Heeft het hoofdbestuur daarop wel eens aanmerkingen gemaakt?

A. Gelukkig niet.

34097. De Voorzitter: Dus u denkt, dat b.v. de heer van Lynden en dr. Offerhaus dit geweten hebben?

A. Ja, dat weet ik zeker.

34098. De Voorzitter: Weet u dat zo zeker, omdat u er zelf met hen over gesproken hebt?

A. Ik heb hun er over gesproken. Ze hebben mij juist hoofd van de afdeling 4b gemaakt, omdat ik met die A.P.K. enig succes had gehad.

34099. De Voorzitter: Hebben de Duitsers wel eens moeilijkheden gemaakt?

A. Daarmede moest ik altijd zeer voorzichtig zijn. Ik heb mij, toen ik hoofd van de afdeling 4b werd, direct met Hauptmann Claus in verbinding gesteld, die belast was met de behandeling van de aangelegenheden van de krijgsgevangenen. Hij was van de „Abteilung I H" van de Wehrmachtsbefehlshaber.

Daar ben ik zeer koel en min of meer vijandig ontvangen bij mijn eerste bezoeken.

34100. De Voorzitter: Waarom moest u hem bezoeken?

A. Om van hem te kunnen vernemen, wanneer de pakkettenzendingen aan deze nieuwe categorie van krijgsgevangenen konden beginnen. Ik kreeg direct de indruk, dat zij zelf door de maatregelen, om onze militairen in krijgsgevangenschap terug te voeren, verrast waren. Hij heeft zich achter allerlei bevelen van Berlijn verscholen om eigenlijk zijn onwetendheid te verbergen over het wel of niet goedkeuren van een pakkettendienst ten behoeve van de krijgsgevangenen, toevertrouwd aan het Rode Kruis. Hij wist mij nog viel mede te delen, of dit rechtstreeks via de posterijen kon gebeuren, dan wel of het Rode Kruis daarbij zou worden ingeschakeld evenals ten aanzien van diegenen, die zich reeds eerder in krijgsgevangenschap bevonden.

34101. De Voorzitter: De Duitsers hebben zich er toch altijd zo op laten voorstaan, dat zij de Conventie van Genève handhaafden, en toch maakten zij telkens weer bezwaren?

A. Inderdaad.

34102. De Voorzitter: Zouden de Duitsers er bij het hoofdbestuur van het Nederlandse Rode Kruis ook bezwaar tegen hebben gemaakt? Heeft het hoofdbestuur last met hen gehad?

A. Ik denk het wel, maar ik heb mij heel weinig op dit terrein bewogen, dat eigenlijk tot het hoofdbestuur behoorde. Ik heb mij uitsluitend aan mijn eigen afdeling gewijd.

34103. De Voorzitter: Dus u weet niet of het hoofdbestuur veel moeite heeft gehad om uw actie tegen de Duitsers te verdedigen en in stand te houden; of de leden daarvan zich bijzondere verdiensten hebben verworven door tegen de Duitsers in te gaan?

A. Neen, dat weet ik niet.

34104. De Voorzitter: Nu hebben wij van de heer Offerhaus gehoord, dat hij zich op een gegeven ogenblik tot u gewend heeft met de vraag, of u meende, dat het Rode Kruis zich met illegale werkzaamheden zou moeten bezighouden.

A. Toen uw griffier de heer Gerretsen een keer bij mij was, heeft hij mij deze vraag gesteld en toen heb ik geantwoord: „Ik herinner mij niet precies, of men mij dit inderdaad gevraagd heeft." Maar wanneer de heer Offerhaus mij dit had gevraagd, zou ik ook tegenover hem dezelfde houding hebben aangenomen als ik tegenover een ieder in die tijd heb aangenomen. Wanneer men mij toen vragen had gesteld omtrent illegale actie, zou ik daarover niet eerder openhartig alles hebben gezegd dan nadat ik iemand volkomen had vertrouwd. Wanneer ik had gedacht, dat een illegaal geheim nog niet toevertrouwd kon worden, zou ik mij op de vlakte hebben gehouden. Dit is mijn illegale tactiek geweest. Wat ik dus aan dr. Offerhaas zoal geantwoord heb, weet ik niet. Dit kan ik u echter wel zeggen: mijn afdeling 4b bestond bijna uitsluitend uit vrouwen, meisjes van de burgerschool, studenten, etc. Ik had er inderdaad een vrouwelijk bedrijf van willen maken.

34105. De Voorzitter: Dat was dus voor de verpakking?

A. Ja; maar niet alleen voor de verpakking. Dit hele bedrijf had de administratie en registratie van al de krijgsgevangenen, het inschrijven naar hun beroep, plaats van inwoning, naar de peet, welke zij gekregen hadden, en het onderdeel, waartoe zij behoorden. Het was werkelijk een intensief bedrijf. Ik had hier uitsluitend vrouwen voor. Veertig betaalde werksters van het Rode Kruis en een 40-tal vrijwilligsters. Maar ik merkte al, dat verschillenden van deze meisjes ook illegaal werkzaam waren. Ik liet het toe, totdat ik op een gegeven ogenblik berichten kreeg, dat deze meisjes onvoorzichtig waren. Ik heb toen gelanceerd: „Denk er aan meisjes, wij zijn leden van het Rode Kruis. Zorg er voor, dat u het Rode Kruis niet compromitteert met illegale actie". En naast deze reprimande, die ik meende aan deze meisjes te mogen geven......

34106. De Voorzitter: Waarom meende u dat?

A. Om ze enigszins te remmen.

34107. De Voorzitter: Te eigen behoeve of ten behoeve van het Rode Kruis?

A. Te harer eigen behoeve en ten behoeve van de afdeling 4b, want die deed ook nogal ongeoorloofde dingen in die tijd, ik zelf althans deed dat.

34108. De Voorzitter: U was dus van mening, dat dit werk niet in gevaar moest worden gebracht?

A. Dit moest niet in gevaar worden gebracht door enthousiaste meisjes, die, wanneer ze op een gegeven moment gearresteerd waren, iets zouden loslaten, zodat zij de gehele illegale ontvangst van de levensmiddelen zouden compromitteren. Daarvoor moest ik dus altijd wat voorzichtig zijn. Maar ik wist b.v. dat mijn secretaresse, mevrouw Guise, en nog enkele andere dames zeer nauw betrokken waren bij de illegale inlichtingendienst in den Haag, o.a. om gecompromitteerde illegalen naar het buitenland te evacueren. Ik wist dit van anderen, maar ik liet het toe, omdat ik wist, dat zij goed werk verrichtten. Later heeft mevrouw Guise ook veel gedaan ten bate van de vrouwelijke gevangenen in Duitsland. De afdeling 4b had ik ook dienstbaar gemaakt aan de inlichtingendienst uit Duitsland. Wij ontvingen nogal veel brieven of mondelinge boodschappen van de krijgsgevangenen en „arbeidsinzeltelingen" in Duitsland, die steun kregen van de afdeling 46, en deze mensen dachten zelfs wel eens, dat de familie Vierbé een familie van die naam was, terwijl daarmede de afdeling 4b bedoeld werd. Deze berichten gaf ik door aan mijn betrouwbare illegale contacten in den Haag om ze op deze wijze ook naar de overkant te krijgen. Direct contact met Engeland had ik niet, maar wel zijdelings. één van de velen, aan wie ik deze berichten doorgaf, was o.a. de oud-Minister van Buitenlandse Zaken, de heer van Royen. verder generaal Boerstra; dus aan diegenen, die hier in den Haag contacten met de militaire illegaliteit hadden, z0 ook kolonel Collhoff en kolonel Schmidt, hopende, dat hetgeen zij van belang achtten om naar Engeland te worden overgebracht, ook daarheen zou worden geseind. Voor de bestwil van deze illegale dienst meende ik de meisjes te moeten waarschuwen; ik moest ten slotte rekening houden met de loslippigheid van deze jonge meisjes.

34109. De Voorzitter: U hebt nu verschillende malen gesproken over Uw „illegale werk". Daarmede bedoelt u dus datgene, wat u nu omschreven hebt? Of was er nog meer?

A. Neen.

34110. De Voorzitter: Nu schijnt het, dat sommige illegale organisaties er bij het Rode Kruis op aangedrongen hebben, ook personen, die zich met illegaal werk bezighielden, te vervoeren en hen daar te brengen, waar zij zijn moesten. Ook zouden zij aangedrongen hebben op het verzenden van illegale voedselvoorraden, enz. voor hen. Dit zou de reden geweest zijn, waarom dr. Offerhaus aan u zou hebben gevraagd: „Wat denkt u er van?", waarop u dan voorzichtig geantwoord zou hebben en zou hebben aangeraden daarmede voorzichtig te zijn. Hebt u dat min of meer gedaan uit de overweging, dat die oudere mensen van het Rode Kruis dergelijke dingen niet moesten gaan doen?

A. Wanneer dr. Offerhaus mij zo'n vraag had gesteld, om b.v. wapens met Rode Kruis-auto's te vervoeren, zou zo'n vraag mij al verwonderd hebben en zou ik mij beslist op de vlakte gehouden hebben. Ik zoo mij hebben afgevraagd, of dit misschien een vraag was om te toetsen, wat ik in een dergelijk geval zou doen. Ik kan mij dus voorstellen, dat, wanneer hij mij dit had gevraagd, ik geantwoord zou hebben: „Nu dokter, doet u het niet". Maar ik zelf zou het wel hebben gedaan; slechts zou ik het niemand hebben gevraagd.

34111. De Voorzitter: Maar kende u hem ook niet voldoende om over dergelijke zaken openhartig met hem te praten?

A. Neen. Toen ik bij het Rode Kruis kwam, had ik de indruk, dat de zaak daar te veel gecentraliseerd was. En toen ik later hoofd van de afdeling 4b werd, heb ik min of meer laten blijken, dat ik gaarne mijn eigen gang zou willen gaan met deze afdeling. Ik kreeg daartoe van dr. Offerhaus ook onmiddellijk toestemming. Zo heb ik ook geïnformeerd, hoe men er tegenover stond, uitsluitend vrouwen in dit bedrijf te betrekken. Ik geloof, dat dr. Offerhaus, of althans de heren van het Rode Kruis, die daar reeds lang werkzaam waren, daar zeer sceptisch tegenover stonden. Ik zei hun, dat ik het toch wilde proberen, want op een gegeven moment kon het nodig zijn, dat de mannen weer moesten onderduiken, en dan was ik genoodzaakt toch weer verder te werken met uitsluitend meisjes. Ik wilde ook bewijzen, dat vrouwen inderdaad in staat waren in een dergelijk Rode Kruis-bedrijf te werken.

34112. De Voorzitter: Waarom zouden zij tegen het werken met meisjes zijn?

A. Men had er geen ervaring mee gehad; ik wilde het daarentegen proberen.

34113. De Voorzitter: Zaten ze met hun gedachtengangen enigszins aan tradities vast?

A. Ja. Ik heb ook direct een zekere controverse gemerkt tussen de verschillende afdelingen van het Rode Kruis in verband met al diegenen, die, hoewel zij geen deel uitmaakten van het Rode Kruis, toch Rode Kruiswerk verrichtten, in de vorm van: peetschappen, het verzamelen van gelden en levensmiddelen. De één wilde de zaak gaarne gecentraliseerd hebben en er in gekend worden en de ander zei: „Het is allemaal illegaal werk, laten wij het alles zelfstandig doen, zonder dat wij elkaar kunnen compromitteren". Maar het is mij gelukt deze twee groepen tot elkander te brengen en tot samenwerking te krijgen.

34114. De Voorzitter: Dus voor de dingen, die enigszins in het verborgene moesten geschieden, waren de heren niet erg geschikt?

A. Neen, daarvoor waren ze niet geschikt.

34115. De Voorzitter: Ze waren beter geschikt om dat te doen, wat de Duitsers voorschreven, en dan hun best te doen?

A. Wat legaal kon gebeuren deden zij wel goed.

34116. De heer Stokvis: Dat is betrekkelijk, als ik naga, dat zij eigenlijk volkomen van uw activiteit afhankelijk waren bij het doen marcheren van de afdeling 4b, die zo belangrijk was.

De Voorzitter: Ja, maar die activiteit was niet legaal.

De heer Stokvis: Zij was gedeeltelijk legaal, maar het was in ieder geval een afdeling, die althans theoretisch op legale wijze gedreven had kunnen worden.

A. Dan had die toch niet die hoeveelheden kunnen verwerken.

34117. De heer Stokvis: Misschien ligt dit zelfs ook wel aan de leiding van het Rode Kruis. Wellicht zoo het u gelukt zijn om het langs legale weg wel tot grotere uitbreiding te brengen?

A. Misschien; ik moet een en ander ook toeschrijven aan het feit, dat het mij wel gelukt was om althans de militaire autoriteiten, zoals Hauptmann Claus, te temmen.

34118. De heer Stokvis: Dat is u gelukt?

A. Dit is mij inderdaad gelukt. Nu meen ik ook wel, dat dr. Offerhaus er niet geschikt voor was, want die was bitter gestemd tegen de Duitsers door het verlies, dat hij geleden had. Hij was altijd zeer dankbaar, dat ik er met Hauptmann Claus over ging spreken, hoewel het misschien uit prestige-overweging beter was geweest, wanneer het hoofdbestuur zich zelf gewend had tot de Duitse autoriteiten. Maar ik deed deze dingen graag, vooral toen ik merkte, dat ik invloed kreeg op de beslissing van deze militaire autoriteiten.

34119. De heer Stokvis: Dit alles vormt een bevestiging van mijn twijfel aan de juistheid van de suppositie, dat wat legaal kon gebeuren, ook op voortreffelijke wijze door het hoofdbestuur van het Rode Kruis gedaan werd, want dit is niet het geval.

A. Het Rode Kruis heeft datgene wat het legaal kon doen, dus wat door de Duitsers werd toegestaan, inderdaad wel goed gedaan.

34120. De heer Stokvis: Maar dit was ten slotte niet zo heel vee]. Wanneer men de afdeling 4b uitschakelde, bleef er niet veel meer over, dat legaal kon gebeuren.

A. Toen het Nederlandse Rode Kruis zich afzijdig hield van de Winterhulp, is er een soort van „voet van oorlog" ontstaan tussen de Duitse autoriteiten en het Nederlandse Rode Kruis.

34121. De heer Stokvis: Wanneer was dat?

A. Ik heb hier een aantal photocopieën van de correspondentie van de heer Wimmer.

34122. De Voorzitter: Dat was toch de een of andere Duitse commissaris?

A. Hij was Staatssecretaris, Generalkommissar für Verwaltung und Justiz. En naar aanleiding van de gegevens, die ik hieruit heb kunnen putten, heb ik hier geschreven: „Reeds bij mijn eerste aanraking met Hauptmann Claus had ik de overtuiging, dat eerder op tegenwerking dan op medewerking van Duitse autoriteiten moest worden gerekend."

De Voorzitter: In Mei 1943.

A. „Vooral de mijns inziens juiste distanciërende houding van het Nederlandse Rode Kruis tegenover Winterhulp heeft grote verbittering gewekt bij die Duitse autoriteiten, die meenden langs deze weg het Rode Kruis geleidelijk voor hun politieke doeleinden te kunnen winnen. Typerend voor deze vijandige houding der Duitsers tegenover het Nederlandse Rode Kruis is de annotatie van Staatssecretaris dr. Wimmer naar aanleiding van een antwoord-memorandum van het Nederlandse Rode Kruis op een vraag om te verantwoorden, waarom het zo weinig deed voor Winterhulp.

„Diese umfangreiche Beantwortung ist für mich ein erschütterndes Zeichen des Bürokratismus. Dasz man so der politischen Sauwirtschaft im niederländischen Roten Kreuz nicht beikommen kann, ist mir völlig klar.

Es ging in der Anfrage einfach darum, warum die Angehörigen des Roten Kreuzes nicht ebenso wie die Sportvereine gesammelt haben.

Berufung auf ein einschlägiges Verbot ist doch Quatsch — so werden wir natürlich immer an der Nase herumgeführt. Bitte sehr energisch in diesen Sachen Ordnung zu machen."

De Voorzitter: Dat is een succes!

A. Dat is de geest, waarin het Nederlandse Rode Kruis heeft moeten vechten tegen deze Duitse autoriteiten. En dat de afdeling 4b nog iets heeft kunnen doen, heeft ze te danken aan de geest van het Nederlandse Rode Kruis, de vaderlandse geest van al deze mensen, die deel hebben uitgemaakt van het Nederlandse Rode Kruis. Men heeft van het begin tot het eind gevochten tegen deze Duitse autoriteiten en die hebben allerlei dingen aangegrepen om een einde te maken aan het dagelijks bestuur, waar men een geweldige haat tegen had.

34123. De heer Stokvis: Nu krijgt men wel de indruk, dat het antwoord van het Rode Kruis aan de Generalkommissar Wimmer niet erg handig en tactisch is geweest. Ze hebben veel meer geantwoord dan gevraagd werd; dat blijkt uit deze brief.

A. Ze hebben zich op de vlakte gehouden. Ik heb dit verder helemaal niet bestudeerd, want ik ben ten slotte geen beoordeelaar hiervan.

34124. De heer Stokvis: Van wanneer is de brief aan generaal Rauter?

A. Daar staat geen datum boven.

34125. De Voorzitter: Blijkbaar heeft deze moeilijke verhouding geruime tijd geduurd, want ten slotte hebben de Duitsers ingegrepen en het bestuur afgezet.

A. Ja.

34126. De Voorzitter: Toen hebben zij die nieuwe voorzitter, de heer Engelbrecht, benoemd, of was dit reeds eerder gebeurd?

A. Engelbrecht was er toen al.

34127. De Voorzitter: Ten slotte hebben zij de leden van het

bestuur vervolgd en veroordeeld. Waartoe werden die veroordeeld?

A. Tot ontslag bij het Rode Kruis en f 300 boete.

34128. De Voorzitter: U was één van degenen, die veroordeeld werden?

A. Ja. Ik heb hier een hele bundel photocopieën over het proces, daar vindt u de aanklacht, etc.

34129. De Voorzitter: Waar bestond die aanklacht ongeveer uit?

A. „Deutschfeindliche Kundgebung", naar aanleiding van een pamflet, dat gepubliceerd was in een van de maandbladen.

De Voorzitter: Dat is dan geen grote straf voor Deutschfeindliche Kundgebung.

A. Neen. Voor mij zelf had ik ook verwacht, dat ik naar Duitsland weggevoerd zou worden. Het was de tweede maal, dat ik met de Duitse justitie in contact kwam. Maar men is mild geweest, mijn tijd was blijkbaar nog met gekomen.

34130. De Voorzitter: Toen zijn dus de heer van Lynden, dr. Offerhaus en u afgezet.

A. Ja, ook de heer Canté.

Ik heb u voorgelezen waarom dr. Wimmer naar aanleiding van een antwoord van het bestuur van het Rode Kruis zich bedot voelde. De Duitsers hebben door stille en openlijke tegenwerking steeds gepoogd het dagelijks bestuur van het Nederlandse Rode Kruis tot vrijwillig aftreden te dwingen en toen hun bleek, dat dit niet of eerst na lange tijd zou gelukken, heeft men naar andere middelen gezocht om het dagelijks bestuur in gebreke te kunnen stellen. De eerste gelegenheid, die men daartoe gunstig achtte, was de ontdekking en inbeslagneming in een pakket, bestemd voor een der krijgsgevangenen in het kamp Stalag 371, van middelen, die dienden tot ontvluchting uit de kampen.

34131. De Voorzitter: Was dat waar?

A. Ja.

34132. De Voorzitter: Wat waren dat dan voor middelen?

A. Een zaag, etc. Eigenlijk weet ik hier heel weinig van, omdat dit de afdeling 4a aanging. Het was een krijgsgevangene, die onder de hoede was van de afdeling van de heer Zijlmans. Ik heb het pas later gehoord.

34133. De Voorzitter: Wist de heer Zijlmans dan, dat die zaag in dat pakket zat?

A. Neen, die wist er niets van. De pakketten werden bij ons niet gecontroleerd. Wanneer een pakket goed ingepakt was en het gewicht had, werd dit meteen doorgezonden. Had het een geringer gewicht, dan werd het opengemaakt en bijgevuld tot het toelaatbare gewicht; dat was 2 kg of 5 kg.

34134. De heer Stokvis: Werd het pakket dart doorgezonden ineen verpakking van het Rode Kruis?

A. Wanneer het overgepakt was wel. Dikwijls was het absoluut nodig, dat het pakket overgepakt werd, maar wanneer het, wat de verpakking betreft, goed bij onze afdeling kwam, werd het zo doorgestuurd.

34135. De heer Stokvis: Maar dan werd er toch wel een of ander kenteken van het Rode Kruis opgeplakt?

A. Men had de zogenaamde plakadressen en die werden door de afdeling uitgegeven. Ieder familielid van een krijgsgevangene kreeg deze etiketten.

34136. De heer Stokvis: Dus formeel kwam het als Rode-Kruispakket bij u binnen?

A. Ja. Maar de censuur op de pakketten werd in het kamp uitgeoefend door de Duitsers.

34137. De heer Stokvis: Dus deze gang van zaken was inderdaad niet zonder gevaar?

A. Inderdaad.

De inschakeling van de heer Engelbrecht bleek al spoedig niet het gewenste resultaat te zullen hebben. Er is ook een brief van Staatssekretär Wimmer aan Rauter, waarin staat:

„Wie Ihnen bekannt ist, wurde seinerzeit der Kommissar der Provinz Utrecht, Gesandter Engelbrecht, vom Herrn Reichs-Kommissar zum Präsidenten des Niederländischen Roten Kreuzes bestellt. An diese Bestellung wurde die Hoffnung geknüpft, dasz die politisch unliebsamen Verhältnisse im Niederländischen Roten Kreuz nach und nach wenigstens einigermaszen behoben werden. Diese Hoffnung hat sich bisher kaum erfühlt,, da Engelbrecht sich als eine wenig aktive Natur erwies und in die Verhältnisse im Niederländischen Roten Kreuz nicht in entsprechender Weise eingriff. Schon in der Zeit da Engelbrecht ernannt wurde, erschien es nötig, nicht nur die Präsidentenstelle, sondern auch die Stelle des Generalsekretärs des Niederländischen Roten Kreuzes neu zu besetzen, in welcher Richtung En gelbrecht Ausschau halten sollte. Engelbrecht hat aber bisher keine Vorschläge in dieser Richtung zu erbringen vermocht."

Verder leest u: „lch wäre daher dankbar, wenn Sie in der Lage wären, mir eine Persönlichkeit zu empfehlen, die an die Stelle des jetzigen Generalsekretärs (Offerhaus) treten könnte."

Gegadigden voor de openkomende vacatures waren de heren Dyserinck en Coen. Reeds medio 1943 hadden de Duitsers plannen om „in verband met de politiek onverkwikkelijke toestanden in het Nederlandse Rode Kruis hierin personeel en organisatorisch in te grijpen". Nu volgt er ook een brief van Wimmer van 28 Juli 1943 aan Herrn Gesandten Bene:

„Angesichts der politisch unerfreulichen Verhältnisse im Roten Kreuz steht zur Erwägung, in dieses personell und organisatorisch einzugreifen. Ich erbitte Ihre Stellungnahme zu diesem Vorhaben."

34138. De heer Stokvis: Ik begrijp niet wat Bene daar nu mee te maken had; die was Vertreter van het Auswärtige Amt, als ik mij goed herinner.

A. Ik zelf meen, dat Wimmer hierin een zeer kwade rol gespeeld heeft.

34139. De heer Stokvis: Hij wilde zich misschien dekken.

A. Ik weet het niet, want ik heb mij in deze regionen nooit bewogen. Het was voor mij een openbaring toen ik het las. De beste stok, waarmede men het bestaande Dagelijks Bestuur van het Rode Kruis uit elkaar kon slaan, verschafte hun het pamflet van de burgemeester C. M. A. Koot van Uithoorn, die te goeder trouw, maar min of meer tegen mijn bedoelingen in en met meer tamtam dan gewenst was, zijn gemeentenaren opwekte voor een pakkettenactie ten behoeve van onze krijgsgevangenen. Hij wilde dit doen geschieden in de geest van de A.P.K., maar heeft toen nogal op de grote trom geslagen en een kort pamflet doen uitgaan, dat inderdaad gelezen kon worden als een „deutschfeindliche Kundgebung". Zij hebben hem toen een week in arrest gesteld. Hierdoor werd de aandacht gevestigd op mijn artikel in bijlage 2, dat ten slotte als de stok werd aangegrepen om daarmede de hond te slaan i.c. het Dagelijks Bestuur van het Nederlandse Rode Kruis.

Bijlage X bevat: akten van beschuldiging, requisitoir en o.a. stukken uit het proces contra het Nederlandse Rode Kruis. Dat dit proces uitsluitend ten doel had, zich van het Dagelijks Bestuur te ontdoen, blijkt onder meer uit het vertrouwelijke schrijven van Staatssekretär Wimmer aan Generaal Rauter van 19 Juli 1944, toen mijn proces wel aan de gang was, maar er nog geen veroordeling was uitgesproken.

„Mit Beziehung auf Ihre Anfrage betreffend die Verwendung des ehemaligen Generalkonsuls Dyserinck übermittle ich Ihnen Abdruck der Anklageverfügung gegen 4 Funktionäre des Roten Keuzes." (Daar was ik er één van.) „Die Gerichtsverhandlung findet nächstens statt. Mit Zustimmung des Herrn Reichskommissars warte ich mit personellen Änderungen im Roten Kreuz zu, bis das Urteil vorliegt. Ich bemerke, dasz ich dem Generalkonsul Dyserinck weder eine Zusicherung noch eine Andeutung bezüglich seiner eventuellen Verwendung im Roten Kreuz gemacht habe und auch nicht machen konnte, da ich das Fell des Bären nicht gut verkaufen konnte, bevor der Bär erlegt is." (Met die heer bedoelden zij Offerhaus, van Lynden, etc.) „Es ist aber mit Sicherheit damit zu rechnen, dasz verurteilende Urteile ausgesprochen werden, sodasz dann der Weg für Neubesetzungen frei ist. Wie ich Ihnen schon mündlich mitgeteilt habe, bin auch ich für die Verwendung Dyserinck's im Roten Kreuz; der gleichen Auffassung ist auch Gesandter Bene. Ich werd Sie selbstverständlich auf dem Laufenden halten.

Ich darf Ihnen noch mitteilen, dasz an der Gerichtsverhandlung vielleicht auch ein Vertreter des Genfer Büros teilnehmen wird. Ich habe meiner Hauptabteilung Justiz Auftrag gegeben, Ihr Büro von dem Termin der Verhandlung in Kenntnis zu setzen."

U ziet, dat het Nederlandse Rode Kruis zwaar tegen mensen als Rauter, Wimmer en Bene heeft moeten vechten.

34140. De Voorzitter: Heeft men van dr. Reuter erg veel last gehad?

A. Wanneer ik mij goed herinner, heeft dr. Reuter, lid van het Duitse Rode Kruis, in het begin neutraal en zelfs wel vriendschappelijk tegenover het Nederlandse Rode Kruis gestaan, maar later is ook hij afgedreven in deze scherpe richting. Dat heb ik gemerkt toen mijn proces behandeld werd, hij heeft mij toen zeer heftig aangevallen en ook majoor Ehrhardt.

De Voorzitter: Ik geloof niet, dat wij hierop nog verder behoeven in te gaan. Het was interessant en wij danken u zeer voor de inlichtingen, die u ons hebt willen verstrekken.

Ik sluit thans het verhoor.

H. KOOT.

SCHILTHUIS, voorzitter.

VAN DIS.

STOKVIS.

GERRETSEN, grillier.