BIJLAGE 61

BIJLAGE 61

Brief van 22 November 1945 van het hoofd van het Bureau Inlichtingen, afdeling Stockholm, aan de hoofden

van de Bureaux Inlichtingen te Wassenaar en Londen

(Afkomstig uit het archief van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie)

BUREAU INLICHTINGEN

Afdeeling Stockholm,

No. 948 GL.

Stockholm, 22 November 1945.

Onderwerp: Dr. Kersten.

Den Heeren Hoofden Bureau Inlichtingen

te Wassenaar en Londen.

Ik heb de eer UHoogEdelGestrenge hiernevens aan te bieden een tweetal rapporten van den U bekenden Dr. Kersten. Deze Heer beschrijft daarin de weldaden, welke hij gedurende den oorlog aan het menschdorn heeft bewezen. Naar den inhoud er van moge ik overigens verwijzen.

De Heer Kersten voelt zich in hooge mate miskend en beklaagt zich er over, dat alle eer voor de redding van gevangenen uit Duitschland wordt toebedacht aan Graaf Folke Bernadotte, instede van aan hem, die de werkelijke bevrijder was, terwijl Bernadotte slechts voor de autobussen zorgde.

Hij tracht thans zijn oude betrekkingen in den Haag weer aan te knoppen en stuurt regelmatig gegevens over zijn goede werk derwaarts, teneinde het pad te effenen voor zijn terugkeer naar Nederland, welke naar hij hoopt, het volgend jaar zal plaats vinden. Het behoeft wel geen betoog, dat zulks hoogst ongewenscht zou zijn.

Ik moge U echter verzoeken te willen nagaan of in zijn beweringen, als zoude hij den Generaal Röell, den Minister van Roijen, Dr. Colijn en anderen het leven hebben gered, eenigen grond van waarheid steekt. Voorts, of hij reeds de Finsche Nationaliteit bezat, toen hij vóór den oorlog in Den Haag woonde, zooals hij beweert.

De man vertelt overigens hoogst eigenaardige verhalen. Zoo verhinderde hij dat de Afsluitdijk werd opgeblazen, dat den Haag werd platgeschoten, dat Holland werd geïnundeerd etc. Ik vroeg hem of de Duitsche capitulatie in Nederland ook zijn werk was geweest, doch hij verklaarde daarbij slechts zijdelings betrokken te zijn geweest. Himmler moest volgens hem rondkomen van RM. 34.000.— per jaar en het kwam voor, dat hij bij het aanschaffen van een paar nieuwe laarzen moest wachten tot de volgende maand, aangezien hij die op dat oogenblik niet kon betalen. Ik geef U deze specimina ter illustratie van 's mans wartaal.

Hij zegt ongeveer 10.000 menschen uit de handen der Gestapo te hebben gehaald, waarbij steeds omkooperij te pas kwam. Ik merkte op, dat één en ander hem wel aanzienlijke kapitalen zou hebben gekost, doch hij verklaarde, dat dit niet meer dan RM. 6.000.— was geweest. Bij een andere gelegenheid deelde hij mede dat voor het verkrijgen van een visurn voor Zweden voor J. Nieuwenhuis, zijn protégé, (zie mijn brief No 784 GL) RM.5.000.— gemoeid was geweest.

Zijn financieele positie is thans volgens zijn zeggen ongunstig, hetgeen niet zeer ongeloofwaardig toeschijnt. Hij heeft een bijzonder fraaie collectie Hollandsche schilderijen (zie rapport Knulst), die reeds vóór den oorlog zijn eigendom was. Ook dit verzoek ik U te willen controleeren, hetgeen mogelijk is door navraag bij den Heer Thurkow, die daarvan op de hoogte zou zijn. Van dezen is mij overigens niets bekend, dan dat hij vroeger — en misschien ook thans nog — woonde op het Plein 1813 in den Haag en dat hij een broer is van Mevrouw Clifford Kocq van Breughel te Driebergen. Mocht er eenig bewijs zijn, dat hij deze schilderijen eerst later heeft verworven, dan kan ik door de Zweden een nader onderzoek doen instellen.

Zijn aanwezigheid in Stockholm, wordt door de Zweden getolereerd, mits hij zich op den achtergrond houdt.

Harer Majesteits vroegere Gezant alhier, de Heer van Nagell, staat op goeden voet met. Kersten en acht zijn mededeelingen alleszins geloofwaardig.

Het Hoofd van den Dienst,

(w.g.) F. Th. DIJCKMEESTER.