ARON DE PAAUW

ZITTING VAN DONDERDAG 13 DECEMBER 1951

Sub-Commissie III

Tegenwoordig de heren Schilthuis, voorzitter, van Dis en Stokvis, leden, alsmede de heer Gerretsen, griffier.

Punten van het Enquêtebesluit: l en m.

Verhoor van

ARON DE PAAUW,

oud 48 jaar, wonende te Amsterdam, afdelingschef bij de firma Asscher.

Hij legt de belofte af als getuige.

95085. De Voorzitter: Wij hebben u gevraagd hier te komen, omdat wij ons er voor interesseren, hoe het eigenlijk in de concentratiekampen is gegaan met de pakketten, die de gevangenen ontvingen van het Nederlandse Rode Kruis, het Internationale Rode Kruis te Genève, Amerikaanse pakketten, waarvan men niet dadelijk begreep, dat zij van het Nederlandse Rode Kruis kwamen, al was dat toch wel zo; zij kwamen van de Nederlandse Regering, die die pakketten echter niet zelf mocht verzenden naar de kampen, omdat de Duitsers dat niet wilden; daarom werden die pakketten verzonden door het Amerikaanse Rode Kruis. Nu hebben wij gehoord, dat u in verschillende kampen hebt gezeten. Hebt u in die kampen weleens iets van pakketten gemerkt?

A. Het enige kamp, waar ik pakketten heb gekregen, was Vught.

95086. De Voorzitter: Als hoedanig bent u opgesloten geweest?

A. Als Jood.

95087. De Voorzitter: Dan wordt mijn vraag beperkt tot deze vraag: Zijn er in die kampen ook aan Joden pakketten uitgedeeld?

A. In Vught niet. Daar kon men alleen particuliere pakketten krijgen. De Rode Kruis-pakketten gingen de Joden voorbij; die zijn daar altijd van verstoken geweest.

95088. De Voorzitter: In Vught mocht u dus van uw familieleden en vrienden pakketten ontvangen. Werden die allemaal uitgedeeld, net zoveel als er werden gezonden?

A. Dat was betrekkelijk. Op een kwade dag kwam er weleens een pakket-„sperre"; één of twee weken, net zoals de heren wilden, werden de pakketten dan ingehouden.

95089. De Voorzitter: Aten zij dan de inhoud zelf op?

A. De inhoud hebben ze onder elkaar verdeeld; grotendeels gingen zij naar de keuken en daar werd er dan een soort pap van gemaakt.

95090. De Voorzitter: En kwam er dan weer eens een periode, waarin de pakketten wel aan de gevangenen werden doorgegeven?

A. Ja, laat ik zeggen: Ze zijn grotendeels doorgegeven.

95091. De Voorzitter: Werden die pakketten per post verzonden?

A. Gedeeltelijk per post en gedeeltelijk via de Joodse Raad. Eén of twee keer per week kwam de Joodse Raad met een vrachtauto, die daar de pakketten afgaf.

95092. De Voorzitter: Die pakketten kwamen dus van familie. leden of bekenden. U zei zo juist, dat u was uitgesloten van de pakketten van het Rode Kruis. Hoe weet u dat?

A. Regelmatig werden er Rode Kruis-pakketten uitgedeeld; de Joodse barakken echter kregen die niet.

95093. De Voorzitter: Uw gevolgtrekking is dus, dat het Rode Kruis niet aan de Joden mocht of wenste te leveren?

A. Ze mochten niet leveren. Er waren ook zogenaamde Vught-pakketten, pakketten, afkomstig van de inwoners van Vught, zoals men daar zei. Deze pakketten werden ook regelmatig elke week uitgedeeld en daar kregen de Joden ook niets van.

95094. De Voorzitter: Dat waren waarschijnlijk de pakketten van mevrouw van Beuningen. Die pakketten kwamen meer dan eens in de week.

A. Die naam ken ik niet, Mijnheer de Voorzitter.

95095. De Voorzitter: Zij was een te Vught wonende dame, die voor die pakketten zorgde. Zij had enige inwoners van Vught als hulp.

A. Dat is mogelijk.

95096. De Voorzitter: Bevatten die pakketten belegde boterhammen?

A. Ja, het waren goede pakketten.

95097. De Voorzitter: Zij bracht die in het kamp of liet ze brengen. Kreeg u die pakketten ook niet?

A. Neen, die kregen wij ook niet.

95098. De Voorzitter: Waren de Joden in afzonderlijke barakken ondergebracht?

A. Ja.

95099. De Voorzitter: Vormden die afzonderlijke barakken een afgesloten geheel, afgesloten van de rest van het kamp?

A. Ja, het was afgesloten van de rest van het kamp. Alleen echter bij het werk ontmoetten wij elkaar; buiten het werk was het afgesloten.

95100. De Voorzitter: Als u hoort spreken over Rode Kruispakketten, denkt u daarbij dan ook aan de naam van mevrouw van Overeem? Of hebt u die naam nooit gehoord?

A. Ik ken geen enkele naam.

95101. De Voorzitter: U hebt dus geen pakketten gezien, waaraan men kon zien, dat zij van het Rode Kruis kwamen?

A. Neen, Mijnheer de Voorzitter, maar ik weet wel, dat zij in Vught werden uitgedeeld. Dat heb ik gehoord van de gevangenen daar en dat heb ik ook gezien.

95102. De Voorzitter: U kreeg dus niets anders dan de familiepakketten?

A. Niets anders.

95103. De Voorzitter: Later bent u naar Duitsland gebracht. Wanneer was dat?

A. Dat was einde Februari of begin Maart 1944. De data kan ik mij niet meer precies herinneren.

95104. De Voorzitter: Waarheen bent u toen getransporteerd?

A. Ik ben toen naar het Lager Sauferwasser gebracht, dat, naar ik hoorde, zeventig kilometer van Breslau af lag. Maar eerst ben ik nog in Auschwitz geweest. Van Vught ging ik naar Birkenau, vandaar naar Auschwitz en toen naar Sauferwasser. Ik meen, dat ik in Auschwitz vier weken ben geweest.

95105. De Voorzitter: Hebt u daar nooit iets gemerkt van levensmiddelenpakketten?

A. Neen.

95106. De Voorzitter: In het najaar van 1944 zijn aan de Joodse gedeporteerden pakketten verzonden uit Zweden door de Jewish Agency.

A. Die zijn terechtgekomen in Theresienstadt, weet ik. Ik meen, dat men daar twee keer pakketten heeft gekregen, onder meer uit Zweden. Voor de rest heb ik van Februari 1944 af, totdat ik in Theresienstadt kwam, dat was vier weken vóór de bevrijding, geen enkel pakket gekregen. Ook niemand anders.

95107. De Voorzitter: De kampen. waar u bent geweest, waren waarschijnlijk allemaal speciale Joodse kampen?

A. In Auschwitz waren wij wel in een zogenaamde quarantainebarak, een bunker, maar na Auschwitz zijn onze Joodse kentekenen van onze borst afgenomen en zijn wij met de andere gevangenen samengekomen.

95108. De heer Stokvis: U werd toen dus „geariseerd"?

A. Ja, gelijkgeschakeld. Het Lager Sauferwasser was nog een specifiek Joods kamp; later echter, toen wij moesten evacueren naar die andere kampen, ging alles door elkaar, ook wat nationaliteit betreft.

95109. De Voorzitter: Bent u niet in Buchenwald geweest?

A. Neen.

95110. De Voorzitter: Ik meen, dat daar een afzonderlijke Joodse afdeling was.

A. Ja, maar die was er in Auschwitz ook. Auschwitz was geen kamp, waar men bleef. Het was meer een zogenaamd Auffanglager, vanwaar men werd getransporteerd naar de diverse kampen.

95111. De Voorzitter: Ja, of men werd doodgemaakt!

A. Ja.

95112. De heer Stokvis: Weet u nog nauwkeurig in welke kampen u bent geweest? Wanneer bent u weggehaald?

A. Dat was 12 Februari 1943. Ik ben toen naar Vught gegaan, waar ik ben gebleven tot Februari/Maart 1944, daarna naar Westerbork, een dag of drie, vier. Toen naar Auschwitz, eerst nog een dag naar Birkenau; van uit Auschwitz naar het Lager Sauferwasser; wij zijn van daaruit geëvacueerd naar Dresden, waar wij toen zijn ondergebracht op een spoorwegemplacement.

In Dresden ben ik een paar weken gebleven; toen zijn wij in Leibnowitz geweest en tenslotte in Theresienstadt, waar ik ben bevrijd.

95113. De heer Stokvis: Nergens dus, behalve in Vught, maar dan niet van het Rode Kruis, hebt u pakketten ontvangen of gezien, dat uw medegevangenen pakketten kregen?

A. Nergens heb ik pakketten gekregen; anderen ook niet. Ik heb geen enkel pakket gezien. In Dresden heb ik nog een paar andere Hollandse gevangenen ontmoet; dat waren militairen, krijgsgevangenen; zij hadden wel pakketten gekregen. Voor zover zij konden, hebben zij ons nog wat toegestopt. Wel weet ik, dat er in Auschwitz pakketten zijn aangekomen, want ik heb twee weken op het postkantoor gewerkt. We hebben toen stapels pakketten binnengekregen, maar die kwamen uit Polen voor de Poolse gevangenen.

95114. De Voorzitter: Hoe weet u, dat die uit Polen kwamen?

A. Ik heb de adressen gelezen.

95115. De Voorzitter: Hebt u het misschien aan de postzegels gezien?

A. Neen, ik zag aan de adressen, dat ze afkomstig waren uit Polen; het waren allemaal Poolse namen, die er op voorkwamen; het kan ook Russisch zijn geweest!

95116. De Voorzitter: Stond er ook op waar ze vandaan kwamen?

A. Ja, de afzender stond er ook op.

95117. De Voorzitter: Dat waren dus ook Poolse namen?

A. Ja.

95118. De Voorzitter: Weet u nog waar u die pakketten hebt gezien?

A. Op het postkantoor in Auschwitz, waar ik een paar weken heb gewerkt.

95119. De Voorzitter: Waren er nog andere nationaliteiten, die er pakketten kregen?

A. Ja, maar ook geen Rode Kruispakketten, waarvoor u belangstelling hebt. Ik heb die niet gezien.

95120. De Voorzitter: De pakketten voor die Polen waren toch waarschijnlijk wel Rode Kruispakketten?

A. Het waren particuliere pakketten, zoals wij ze in Vught hebben gekregen.

95121. De Voorzitter: Waren dat pakketten, bestemd voor Joodse gevangenen?

A. Ja, die waren er ook bij.

95122. De Voorzitter: Werden die pakketten ingehouden?

A. Dat durf ik niet te zeggen. Wij waren eigenlijk meer afgesloten; wij leefden in quarantaine voor een paar weken.

95123. De Voorzitter: Hebt u nog gemerkt of Noren en Denen pakketten kregen? Of waren die niet in Auschwitz?

A. Er was van alles, maar die heb ik niet meegemaakt, en wel Fransen en Belgen in het kamp Flossenberg, dat ik zo juist ben vergeten te noemen. Voordat ik naar Dresden ging, ben ik eerst nog in Flossenberg geweest; dat was ook zo'n verzamelkamp. Daar heb ik Belgen ontmoet, gendarmen, die waren gevangen gezet wegens illegale actie. Zij kwamen uit de gevangenis van Neurenberg. Zij hebben ook geen pakketten gekregen.

95124. De Voorzitter: Hebt u wel gezien, dat er in Flossenberg pakketten zijn gekomen?

A. Neen,. ik heb daar geen enkel pakket gezien.

95125. De Voorzitter: Hebt u nooit gezien, dat Fransen pakketten kregen?

A. Neen, nooit.

95126. De Voorzitter: U hebt dus geen Franse of Belgische pakketten gezien, wel Poolse?

A. Ja, kijkt u eens, Mijnheer de Voorzitter, ik heb in Vught een jaar gezeten en dan leer je de zaak kennen. In Flossenberg b.v. ben ik ook maar vier of vijf weken geweest en dan zaten wij daar afgezonderd.

95127. De Voorzitter: U hebt dus geen pakketten gezien?

A. Neen,

95128. De Voorzitter: Bent u in Theresienstadt tot het allerlaatst gebleven? Bent u niet naar Zwitserland gestuurd?

A. Neen, dat was voordat wij kwamen. Die 400 man waren toen al weggestuurd. In Theresienstadt hebben wij na de bevrijding een Zweeds pakketje gekregen van het Rode Kruis. Vóór de bevrijding is daar ook eenmaal een partij Rode Kruis-pakketten geweest. Dat is mij daar verteld. Ik heb er ook nog wat van gekregen.

95129. De Voorzitter: Hebt u daar na de bevrijding iets gemerkt van Nederlandse ambtenaren of militairen?

A. Neen. De enige Nederlanders, die ik na de bevrijding heb ontmoet, heb ik gezien in Bamberg, een missie van drie militairen, die op het perron stonden. Die mensen konden ook niets doen; wij zijn uit Theresienstadt weggegaan en hebben toen een pakket gekregen van de Amerikanen.

95130. De Voorzitter: Hebt u dat van Amerikanen gekregen of was dat alleen maar een Amerikaans pakket?

A. Neen, ik heb dat van de Amerikanen gekregen.

95131. De Voorzitter: Van Amerikaanse troepen?

A. Ja.

95132. De Voorzitter: Hoe bent u uit Theresienstadt weggekomen?

A. We zijn daar weggehaald door de Fransen, die ons hebben overgedaan aan de Amerikanen; tenslotte zijn wij zo naar Eindhoven gekomen.

95133. De heer Stokvis: Bent u door de Russen bevrijd?

A. Ja.

95134. De Voorzitter: Bent u met de trein gekomen?

A. Van Theresienstadt zijn wij met een trein naar Bamberg gegaan. Wij hebben geen voedsel meegekregen, alleen dat Amerikaanse pakketje, dat onvoldoende was. Onderweg hebben wij in een Duits plaatsje, naar ik meen in Bamberg, een levensmiddelenkaart gekregen, ook Duits geld, dat wij voor levensmiddelen hebben besteed. Zo zijn wij hier gekomen.

95135. De heer Stokvis: Hebt u in Theresienstadt zelf geen Nederlandse repatriëringsofficieren gezien?

A. Neen.

95136. De heer Stokvis: Kunt u ons wellicht nog mededelingen doen omtrent wat u van anderen hebt gehoord betreffende pakketten?

A. Ik heb wel gehoord van anderen, die ook in kampen zaten, bij voorbeeld in Dachau, dat daar Noren, Denen en Fransen wel pakketten kregen van het Rode Kruis. Vooral de Noren kregen veel, maar ook daar kregen de Nederlanders geen pakketten.

95137. De Voorzitter: Dat hebt u dus alleen maar gehoord?

A. Ja, van gevangenen, die daar in die kampen waren geweest.

95138. De Voorzitter: Weet u zeker, dat daarbij ook van Fransen werd gesproken?

A. Ja.

95139. De Voorzitter: Wanneer moet dat ongeveer zijn geweest?

A. Ook in de periode van na Januari 1945.

95140. De Voorzitter: Toen was Frankrijk al vrij en kon men van daaruit dus pakketten sturen.

A. De Christen-Hollanders, die ik heb gesproken, hebben ook geen pakjes ontvangen; die mensen waren er even armzalig aan toe als wij.

De Voorzitter: Ik dank u zeer voor uw inlichtingen en ik sluit het verhoor.

A. DE PAAUW.

SCHILTHUIS, voorzitter.

VAN DIS.

STOKVIS.

GERRETSEN, griffier.