BIJLAGE 43

BIJLAGE 43

Stukken over Nederlandse pogingen tot verzachting van de geallieerde blokkademaatregelen

(Afkomstig uit het archief van het London Committee van het Nederlandse Rode Kruis

en uit het archief van het Ministerie van Oorlog)

A

BARON VAN HARINXMA.

H/JPB.

15 April 1943.

Z.E. den, Heer Minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, Stratton House, Strafton Street, W. 1.

Ik heb de eer Uwer Excellentie hiernevens aan te bieden een memorandum door mij opgesteld naar aanleiding van het onbevredigende verloop van de besprekingen door mij namens het Roode Kruis gevoerd met The Ministry of Economic Warfare betreffende de zending gedurende den oorlog van vitamines en geneesmiddelen naar Nederland.

Wellicht zoude Uwer Excellentie hierin aanleiding kunnen vinden om deze aangelegenheid in den eerstvolgenden Ministerraad ter sprake te brengen.

Voorzitter,

gepar. Hts.

MEMORANDUM

betreffende de mogelijkheid om tijdens den oorlog op grootere schaal vitamines en medicamenten naar Nederland te zenden

Heden had ik een onderhoud met Mr. Camps (Ministry of Economic Warfare) hetwelk in hooge mate onbevredigend was. Twee quaesties kwamen ter sprake.

1. Het overmaken van £ 50.000 aan den gedelegeerde van het London Committee van het Nederlandsche Roode Kruis in Zwitserland, zijnde de tweede helft van het door de Regeering uitgetrokken tegoed voor het aanschaffen van vitamines en medicamenten in Zwitserland (een eerste betaling ad £ 50.000 werd destijds overgemaakt en besteed).

Ik zeide den heer Camps dat deze aangelegenheid door Baron Mackay was besproken met den heer Frazer van de Treasury en dat laatstgenoemde had gezegd dat voor het overmaken van het genoemde bedrag de toestemming van het M.E.W. noodig was.

De heer Camps wenschte nauwkeurig te weten welke de goederen waren welke voor genoemd bedrag zouden worden aangekocht. Ik heb gezegd dat dit thans niet vaststond, doch dat onze gedelegeerde hieruit aankoopen zal doen naarmate de gelegenheid hiertoe zich voordoet. Ik noemde o.a. melkpoeder en insuline. De heer Camps beloofde de zaak met den Minister te bespreken, voegde hieraan evenwel toe dat naar hij meende door de Britsche Legatie te Bern toezicht zoude dienen te worden gehouden op de door onzen gedelegeerde te verrichten aankoopen, m.a.w. dat door dezen eerst aan de Britsche Legatie zoude dienen te worden gevraagd of dezelve zich met uitvoer van het betrokken artikel naar Nederland zoude kunnen vereenigen.

Ik heb den heer Camps geantwoord dat ik dit niet alleen principieel onaannemelijk, maar tevens practisch onuitvoerbaar acht, aangezien de Britsche Legatie telkens eerst Londen zal dienen te raadplegen en hiermede veel te veel tijd verloren gaat.

2. Kwam ter sprake de quaestie van het zenden van vischolie uit Zuid-Afrika naar Nederland. Gelijk bekend werd door bemiddeling der Legatie te Pretoria ten dien einde eene hoeveelheid van 210,000 millioen eenheden reeds aangekocht, terwijl machtiging werd verleend tot het aankoopen van totaal 2 millioen eenheden.

In overleg met het Ministerie van Economische Zaken werd hiervoor destijds niet te voren de toestemming der Britsche Regeering gevraagd, aangezien er op werd gerekend dat de Zuid-Afrikaansche Regeering hiertoe zelfstandig toestemming zou kunnen en willen geven. Telegrammen van H.M.'s Gezant te Pretoria gaven aanvankelijk dien indruk. Dezer dagen evenwel seinde H.M.'s Gezant dat de Zuid-Afrikaansche Regeering slechts bereid zoude zijn eene uitvoervergunning te verleenen, nadat de Britsche Regeering zich hiermede accoord zoude hebben verklaard.

In verband hiermede was ik thans genoodzaakt den heer Camps dit geval voor te leggen. Zijn antwoord heden was beslist afwijzend, op grond van het feit dat, naar hij mij mededeelde vischolie en dgl. behoort tot de goederen welke de Britsche Regeering in geen geval door de blokkade wil laten.

Ik zette uitvoerig uiteen dat het hier betrof eene hulpactie, speciaal voor de kinderen in Nederland en dat door de effectieve contrôle op de verdeeling vanwege de Commission Mixte te Genève geenerlei ongerustheid behoefde te bestaan dat de Duitschers van deze goederen zouden kunnen profiteeren. Ik voegde hieraan toe dat het m.i. de plicht is van de Britsche Regeering om althans iets te doen ten behoeve van de kinderen in Nederland, temeer waar op het gebied van een algemeene relief voor de bevolking der bezette landen door haar een zoo stroeve houding wordt aangenomen.

De heer Camps beloofde tenslotte de zaak aan zijnen Minister voor te leggen, ik heb evenwel zeer weinig hoop dat dit alsnog tot een gunstig resultaat zal leiden.

Het bovenstaande samenvattende meen ik te moeten concludeeren dat er geen kans bestaat gedurende den oorlog op eenigszins grootere schaal vitaminen naar Nederland te zenden zoolang de Britsche Regeering haar tegenwoordig standpunt blijft handhaven.

Van demarches terzake door mij namens het London Committee van het Nederlandsche Roode Kruis te ondernemen is derhalve m.i. geen heil meer te verwachten.

Ik heb nog gedacht aan de mogelijkheid om via het Britsche Ronde Kruis druk uit te oefenen op de Britsche Regeering, doch in verband met terzake reeds opgedane ervaringen zie ik ook hierin geen heil.

Het wil mij derhalve voorkomen dat de eenige oplossing zal zijn dat deze aangelegenheid door de Nederlandsche Regeering officieel worde opgenomen.

Ik moge mij veroorloven voor hetgeen dit betreft twee mogelijkheden te suggereeren:

1. Te doen onderzoeken of de Amerikaansche Regeering in dezen geheel dezelfde opvattingen huldigt als de Britsche, of wel dezelve wellicht voor hetgeen betreft speciaal hulp aan kinderen eenigszins soepeler is. Mocht dit het geval blijken te zijn dan zouden alle aankoopen in Amerika kunnen geschieden of wel de benoodigde gelden uit Amerika naar Zwitserland kunnen worden overgemaakt tot het financieren van aankoopen daar te lande.

2. Eventueel in samenwerking met de in Londen aanwezige geallieerde Regeering een sterke pressie terzake uit te oefenen op het Britsche Gouvernement, desnoods geholpen door het mobiliseeren van de publieke opinie in Engeland.

Het lijkt mij niet uitgesloten dat op deze wijze op dit gebied thans iets te bereiken ware. Waar nu vrijwel vaststaat dat de Britsche en Amerikaansche Regeeringen niet bereid zijn aan de bezette landen relief op groote schaal te verleenen, zal men het recht kunnen verlangen dat althans ten behoeve van de kinderen zekere faciliteiten worden verleend.

B

MINISTERIE VAN HANDEL NIJVERHEID EN SCHEEPVAART

(Netherlands Government; Ministry of Trade, Industry and Shipping)

18641.

London, W. 1,

20 Mei 1943.

Stratton House, Stratton Street.

Zijner Excellentie

den Heere Minister van Oorlog.

Ik heb de eer Uwer Excellentie hierbij te doen toekomen een verslag van een bespreking, welke Jhr. Michiels van Verduynen en ik op 19 dezer met Lord Selborne voerden inzake voedselzending naar Nederland.

Ik doe dit memorandum al onze Ambtgenooten geworden.

De Minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart,

(w.g.) P. KERSTENS.

MEMORANDUM

betreffende het bezoek van de heeren Michiels van Verduynen en Kerstens aan Lord Selborne en Lord Drogheda op 19 Mei 1943 omtrent voedselzending naar Nederland.

Lord Selborne zette nogmaals uiteen, dat het hier „a very big problem" betrof. Hulp aan Nederland kon niet worden losgemaakt van dezelfde hulp aan Noorwegen, België, Frankrijk, Polen en bezet Rusland. Zelfs op basis van onze — tot zijn groote voldoening zeer sober gehouden — eischen zou het op zeer omvangrijke levering uitloopen.

Ook onder de waarborgen van het allerbeste toezicht op aanvoer en distributie zou hulp aan de bezette landen tevens hulp aan de Duitschers beteekenen. De ervaring in Griekenland had dit nog eens voldingend bewezen.

Dit werd door ons tegengesproken voor wat betreft de levering zooals wij die vragen: 1500 ton melkpoeder voor kinderen en zwangere vrouwen. Bovendien meenden wij protest te moeten aanteekenen tegen deze uitlating, want hoe na deze zaak ons aan het hart mocht liggen, zouden wij nooit dit verzoek hebben geformuleerd, indien wij ons niet volledig bewust waren van het feit, dat een levering onder contrôle en garantie, zooals wij ons die voorstelden, den Duitschers niet ten goede zou kunnen komen. Overigens werden wij door onze menschen dikwijls voor de vraag geplaatst, waarom er geen bezwaar werd gezien in het aanvaarden van het compensatiegevaar in het geval van de zeer belangrijke zendingen aan Engelsche krijgsgevangenen, terwijl dit wel in het geding komt bij de hulp aan de kinderen.

Vervolgens betoogde Lord Selborne, dat de aanmaak van melkpoeder een uiterst moeilijk zoo niet onoplosbaar vraagstuk in zichzelf zou vormen. De vraag zou zich nl. voordoen, of de omzetting van machinerie t.b.v. melkpoederproductie geen directe schade aan de productie van oorlogsmateriaal zou beteekenen.

Daarbij kwam dan nog, dat de voedselvoorziening van Engeland, Amerika, de legers en de thans reeds bezette gebieden (Middenoosten, Noord-Afrika) zeer zware eischen aan Amerika stelt, om van de scheepsruimte niet te spreken. Wat dit laatste betreft, gelooft hij overigens, dat Zweden hiervoor zou kunnen en willen zorgen.

Lord Selborne vroeg zich af, of — gezien de schaarschte aan melk (poeder) — de eventueele oplossing niet gezocht moest worden in de betere voeding der zoogende moeders door de beschikbaarstelling van graan. De kinderen zouden dan meer moedermelk krijgen.

Wij plaatsten daar tegenover ten eerste, dat het allerminst ging om het geven van „protective food" (eiwit en vet), ook aan de moeders, en ten tweede dat hiermede alleen de zuigelingen geholpen zouden zijn, maar niet de veel grootere aantallen oudere kinderen.

Onze vraag in hoeverre juist was een bericht, dat ons had bereikt als zouden vier graanschepen van Canada uit naar België worden gedirigeerd — het betrof hier een inlichting verstrekt door Jhr. van Lidth de Jeude — werd ten stelligste door de Engelschen tegen gesproken: er was geen sprake van.

Lord Selborne legde er vervolgens bijzonderen nadruk op, dat zeer groote hoeveelheden voedsel, waaronder vooral ook melk, bij overeenkomst aan Rusland geleverd moeten worden en dat de Russen zeker geen enkele korting daarop zouden aanvaarden, indien er maar eenig gevaar bestond, dat de Duitschers er op de een of andere manier eveneens beter van zouden worden. De Russische Regeering was nag niet geraadpleegd, maar dit zou zeker moeten gebeuren.

Vervolgens wees hij er op, dat het primair een Amerikaansche Aangelegenheid was, Amerika immers moet voor de voorraden zorgen. Engeland zelf is daar voor 40 % zijner voedselbehoeften van afhankelijk. Op het oogenblik — er zijn ter zake grondige besprekingen gevoerd tusschen Lord Selborne en Governor Lehman -was het vraagstuk in Amerika „under serious consideration" tusschen Engeland en Amerika, waarin dan t.z.t, ook Rusland nog zou moeten worden betrokken.

Op onze vraag, hoe lang het nog zou duren, eer wij, als resultaat van deze besprekingen in Amerika, een definitief ja of neen zouden kunnen vernemen, antwoordden de heeren Selborne en Drogheda. dat zij dit niet nauwkeurig konden aangeven, maar, dat zij wel „spoedig" uitsluitsel hoopten te kunnen geven.

Wij wezen er op, dat de voedselvoorziening na den oorlog niet meer tot werkelijk herstel van de thans aan den gezondheidstoestand der opgroeiende generatie toegebracht wordende schade zou kunnen leiden, indien er niet gezorgd wordt voor de levering van zgn. beschermend voedsel — nu.

Afzonderlijke aandacht vroegen wij voor het feit, dat zelfs een incidenteele levering, op kleine schaal, van vischolie door Zuid-Afrika op de weigering van Engelsche medewerking stuitte.

Omtrent dit punt zegden Lord Selborne en Lord Drogheda onmiddellijke beschouwing toe en gingen er gaarne mede accoord, dat de heeren van Harinxma en Lamping terzake met Lord Drogheda in verbinding zouden treden.

C

26 Mei 1943.

Zijner Excellentie

Jhr. Mr. E. F. J. Michiels van Verduynen.

Amice,

Ik doe U hierbij toekomen het memorandum, dat Harinxma en ik bij Drogheda achterlieten.

Aangekocht werden:

228.000 millioen eenheden fishliver oil van Vitamin Oils Cy. en 357.000 millioen eenheden fishliver oil van Ocean Products Cy, alles concentratie van minstens 20.000 units per gram.

Dit komt neer — inclusief vaten — op tezamen circa 40 ton scheepsruimte! Een bagatelle.

Mijn notaatje kwam er op neer, dat wij nul op het request krijgen, omdat het Britsche Kabinet zich indertijd had uitgesproken geen enkele doorbreking van de blokkade toe te laten — behalve voor Griekenland en voor krijgsgevangenen — en dat in dat standpunt geen wijziging was gekomen.

Verder, dat men bij Lord Selborne in het hol van den leeuw terecht kwam, omdat diens taak is de blokkade zoo stringent mogelijk door te voeren en dat ook Drogheda het Foreign Office noemde, wilden wij voor onze zaak stem krijgen in het Britsche Kabinet.

Harinxma en ik kwamen tot de conclusie dat in soortgelijke gevallen bij Economic Warfare geen enkel succes was te verwachten, dat wij moesten doorgaan te trachten telkenmale den steun van Washington te krijgen (zoojuist is het weer gelukt van de Amerikanen voor sinaasappelen toestemming te krijgen, die de Engelschen hadden geweigerd) en verder om zooveel mogelijk langs allerlei kanalen te doen wat wij konden.

Merkwaardig is het standpunt van Economic Warfare, dat men de Kanaaleilanden niet kan ravitailleeren, omdat men het dan aan andere landen niet zou kunnen weigeren.

Ik vertrouw hiermede aan Uw verzoek te hebben voldaan.

Met vriendelijke groeten,

D

Afschrift

THE NETHERLAND RED CROSS SOCIETY.

10 Februari, 1944.

Z.E. den Heere

Minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart,

Ten vervolge op mijn schrijven dd. 8 dezer heb ik de eer ter kennis van Uwe Excellentie te brengen, dat ik gisteren een onderhoud had met den heer Camps van het M.E.W., teneinde te trachten, alsnog de vergunning te verkrijgen voor de verzending naar Nederland van de 16.500 vials Vitamine A (referte mijn schrijven dd. 26/1).

Bij het onderhoud was eveneens aanwezig de vertegenwoordigster van het Amerikaanse M.E.W., die als zoodanig is verbonden aan de Amerikaansche Ambassade, alhier.

De heer Camps zeide mij, dat voor de verzending van bedoelde vitaminen A naar Nederland geen vergunning zou kunnen worden verleend, daar dit zou ingaan tegen het principe der blokkadebepalingen, welke speciaal voor hetgeen betreft vitaminen A geen uitzondering toelaten.

Ik antwoordde, dat ik niet inzie, waarom deze principes der blokkade niet zouden kunnen worden herzien of althans hierop een uitzondering zou kunnen worden gemaakt, mede in verband met het feit, dat de oorlog naar mag worden aangenomen, thans in het eindstadium is gekomen, temeer nog waar het hier een geringe hoeveelheid betreft, speciaal bestemd tot versterking van het weerstandvermogen van de kinderen in Nederland.

Ik gaf den heer Camps de verzekering, dat wij naar aanleiding van ter zake ontvangen rapporten ervan overtuigd zijn, dat de contrôle, welke vanwege de Commission Mixte van het Internationale Roode Kruis wordt uitgeoefend, inzake de verdeeling in Nederland van daarheen door hare bemiddeling gezonden goederen, zeer doeltreffend is, zoodat niet behoeft te worden gevreesd, dat dezelve in handen der Duitschers vallen. Zoo zouden de vitaminen, — evenals met de sinaasappelen en melk het geval was —, op de scholen aan de kinderen kunnen worden uitgedeeld om ter plaatse te worden geconsumeerd.

Verder bood ik aan een rapport van de Commission Mixte inzake de distributie der vitaminen, terstond nadat dezelve zou hebben plaatsgevonden, over te leggen. Indien dit rapport zou blijken in alle opzichten gunstig te zijn, zouden dan verdere zendingen kunnen volgen.

Verder legde ik er den nadruk op, dat hetgeen wij vragen uiterst bescheiden is en uitsluitend ten doel heeft, het weerstandsvermogen der kinderen in Nederland tegen de steeds toenemende besmettelijke ziekten te versterken.

De heer Camps kwam evenwel steeds terug op de principes van de blokkade, op grond waarvan hij een afwijzende houding moet aannemen.

Ik heb geantwoord, dat ik de zaak aan de Nederlandsche Regeering zou voorleggen, opdat dezelve zal kunnen beoordeelen of er voor haar aanleiding bestaat, wederom officieele stappen terzake te ondernemen.

Dienovereenkomstig moge ik hiermede deze aangelegenheid aan Uwer Excellentie's oordeel onderwerpen. Omtrent Uw standpunt zal ik gaarne t.z.t. worden ingelicht.

(w.g.) v. HARINXMA THOE SLOOTEN,

Voorzitter.

E

YB/MM/DBE 20.7.43

The Baron Harinxma thoe Slooten,

8-10 Arlington House, Arlington Street, S.W. 1.

Dear Baron Harinxma,

re: Vught and Westerbork Concentration Camps.

In reply to your letter of 16.7.43, ref: F/KHD, we are very sorry to have to tell you that the Ministry of Economic Warfare do not allow any parcels from this country to be sent to Dutch nationals interned in camps in Holland. We are afraid therefore, that we cannot help you in the matter.

Yours sincerely,

(w.g.) P. LOWTHER.

F

LONDON COMMITTEE OF

THE NETHERLAND RED CROSS SOCIETY

President: H.R.H. Princess Juliana

Chairman: Baron Harinxma.

8-10, Arlington House, Arlington Street S.W. 1.

F/JPB.

28th July 1943.

Mrs. Lowther,

The British Red Cross Society, Clarence House, St. James' S.W.

Dear Mrs. Lowther,

Further to your letter of the 20th. ref. YB/MM/DBE, I should be obliged if you would kindly approach Geneva on our behalf with a view to finding out if Prisoner-of-War parcels could be sent to Westerbork and Vught camps in Holland. If so, we might be able to arrange for the sending of parcels from other countries.

Yours sincerely,

(w. g.) FRIEDHOFF.

G

22nd November 1943.

YB/MM/DBE

W. FRIEDHOFF,

Esq., 8/10, Arlington House, Arlington Street, S. W. 1.

Confidential

Dear Mr. Friedhoff,

re: Despatch of parcels to Westerbork & Vught camps.

We have just heard from the International Red Cross Committee that although they have no information on the camps at Westerbork and Vught, they are quite prepared to make an experiment and to send any parcels we can place at their disposal in Geneva to persons indicated by us. Alternatively the International Red Cross Committee inform us that the Committee possess a small stock of parcels destined for civilian persons detained in Civilian Internment Camps. These parcels are of continental origin and their cost is approximately Swiss Francs 17. The Committee suggest that if it is found possible for us to pay for a certain number of these parcels in Swiss Francs they will be pleased to address them to detainees whose names and addresses are given to them. Perhaps you would be able to make some arrangement with your Red Cross representative in Switzerland so that parcels can be sent to these camps. As you know, it is extremely difficult to make any transfer of money from this

country to Switzerland.

Yours sincerely,

(w. g.) P. LOWTHER.