BIJLAGE 65

BIJLAGE 65

Afschriften van brieven en telegrammen in zake mevrouw Visser—Wertheim, afkomstig uit het archief van het Nederlandse gezantschap

te Bern en bij schrijven van 9 December 1950 van mr. R. B. baron van Lynden toegezonden aan de commissie

GEZANTSCHAP DER NEDERLANDEN

Pretoria, 9 December 1950.

De Hoogedelgestrenge Heer J. Schilthuis,

Voorzitter Enquêtecommissies Regeringsbeleid 1940-1945 's-Gravenhage.

Hooggeachte Heer Schilthuis,

Aangezien ik destijds weinig bevredigd was over de inlichtingen, die ik U tijdens mijn verhoor voor de Enquêtecommissie heb kunnen verschaffen, heb ik niet nagelaten mij tot het gezantschap te Bern te wenden met het verzoek nasporingen in de dossiers te doen met betrekking tot de kwestie van de vrijlating van Mevrouw Visser. Ik ontving thans een brief met bijlage, waaraan ik het volgende ontleen:

„Mevrouw Reich—Visser schreef aan het Gezantschap voor het eerst op 4 Augustus 1942, onder overlegging van een van Prof. Oppenheim uit Willemstad ontvangen telegram, luidende: „Til Visser and husband should apply Netherlands Legation Berne who should approach Curaçao governor for landing permit stating political integrity means of sustenance purpose voyage stop recommend state also she is daugther president supreme council", aan welk verzoek gevolg werd gegeven; een gunstig antwoord van Gouverneur Kasteel werd op 2 September ontvangen.

Op 2 en 4 September 1942 ontving het Gezantschap twee brieven van Mevrouw Reich, waarvan copie hierbij, inzake het uitkopen van haar moeder uit Holland. De in die brief genoemde Mevrouw Hochberg had een zeer slechte reputatie, zowel politiek als financieel. Uit het dossier blijkt niet, wat of er verder is geschied, alleen werd op 18 September een tweede telegram van Gouverneur Kasteel ontvangen, dat Mevrouw Visser—Wertheim op Curaçao kon worden toegelaten (zie laatste gedeelte van de brief van Mevrouw Reich van 15 Augustus).

Op 19 October 1942 verzocht de Legatie aan de Federale Politie om aan Mevrouw Visser—Wertheim een Zwitsers visum te verlenen (zie afschrift No. 6232). Op 28 October vroeg Mevrouw Reich om het verzoek aan de Federale Politie te rappeleren. Het Ministerie van Justitie antwoordde op 27 November (zie afschrift No. 7297).

Tot October 1943 werd niets meer over de toestand van Mevrouw Visser—Wertheim vernomen, uit een telegram aan Buitenlandse Zaken van 23 October 1943 blijkt echter, dat de Legatie langs indirecte weg had vernomen, dat Mevrouw Visser en Prof. Meijers naar Westerbork waren overgebracht.

Op 4 November 1943 werd een brief van Mevrouw Reich ontvangen, die schrijft met Jhr. Elias te hebben afgesproken, dat Mevrouw Visser—Wertheim vrijgekocht zal worden door middel van personen in Nederland. Hierop werd geantwoord, dat in opdracht van de Regering de Legatie zich niet met dergelijke zaken kon inlaten, daar Duitsland hiermede van deviezen werd voorzien.

Hiernevens gaan, in afschrift, de volgende telegrammen, welke met Londen werden gewisseld met betrekking tot deze aangelegenheid, naar de inhoud waarvan ik wel moge verwijzen:

a. telegram 796 van Bern dd. 5.11.'43,

b. telegram van Minister van Kleffens dd. 10.11.'43, zie copie brief No. 6849,

c. telegram 804 van Bern dd. 8.11.'43,

d. telegram 289 van Bern dd. 3.3'44,

e. telegram 250 van Minister van Kleffens dd. 11.3.'44,

f. telegram 420 van Bern dd. 30.3.'44.

Op 8 April 1944 berichtte Mevrouw Reich, dat haar moeder, Mevrouw Visser, op 20 Maart 1944 in Westerbork overleden was ten gevolge van een dubbele longontsteking.

Tot zover de aangelegenheid Mevrouw Visser—Wertheim.

Wat betreft het echtpaar Reich—Visser vermeld ik, dat dit op een Joegoslaafs paspoort in Zwitserland kwam en de eerste maanden door de Joegoslavische Legatie werd geholpen. Eind 1942 hield deze steun op, daar bleek, dat het echtpaar een dubbele rol speelde, namelijk enerzijds de Joegoslaafse politiek van Londen, anderzijds de communistische politiek van Tito steunde. In opdracht van het Nederlandse Rode Kruis te Londen en de Nederlandse Regering werd toen Mevrouw Reich maandelijks met £ 15. geholpen."

De bovenvermelde copieën van brieven en telegrammen sluit ik hiernevens in. Uit de aanhef van de brieven dd. 15 Augustus 1942 en 3 September 1942 maak ik op, dat zij tot de militaire attaché, generaal van Tricht, waren gericht; waarschijnlijk is hij dus degene geweest, die zich in eerste instantie met deze kwestie bezighield.

Kennisneming van deze documenten zal U doen blijken, dat het Gezantschap te Bern wel degelijk aandacht heeft geschonken aan de pogingen van de dochter van Mevrouw Visser om haar moeder los te kopen en om een zogenaamd Palestina certificaat en een San Salvador paspoort te verkrijgen.

De bewering, dat ik nagelaten zou hebben over Mevrouw Visser naar Londen te seinen, althans nooit enige reactie op dit telegram zou hebben doorgegeven, wordt wel duidelijk weerlegd door het afschrift van de brief aan Mevrouw Reich—Visser dd. 10 November 1943, die ik notabene persoonlijk ondertekend blijk te hebben.

U waart destijds zo vriendelijk in Uw inleidend woord te zeggen, dat ik opgeroepen was teneinde in do gelegenheid te worden gesteld te spreken over bepaalde aangelegenheden waarin mijn naam ward genoemd. Ik vertrouw dat er alsnog gelegenheid zal bestaan om de juiste gang van zaken ter kennis van de Enquêtecommissie te brengen.

Ik moge hieraan toevoegen, dat ik mij na ontvangst der hier-nevenstaande gegevens wederom tot het gezantschap te Bern gewend heb om aanvullende inlichtingen te verkrijgen, daartoe gebracht door de hierboven aangehaalde passage uit de brief van de tijdelijk zaakgelastigde te Bern omtrent de dubbele rol, die het echtpaar Reich—Visser gedurende de oorlog speelde.

De heer Stokvis vroeg mij namelijk wat eigenlijk het doel van het bezoek van Mevrouw Reich—Visser was en ik bleef hem het antwoord daarop schuldig. Er stond mij echter op dat moment vagelijk iets voor do geest dat zij allerlei moeilijkheden ondervond van de zijde van de Zwitserse autoriteiten, omdat zij niet met de heer Reich was gehuwd en zich bovendien in Zwitserland met politieke kwesties bezighield, hetgeen door de Zwitserse Regering minder op prijs werd gesteld. Ik gaf er echter de voorkeur aan deze vage herinneringen niet te formuleren en doe dit ook heden onder alle voorbehoud en te Uwer strikt persoonlijke informatie; wellicht zullen de nadere gegevens die ik uit Bern wacht echter ook hierin meerdere klaarheid brengen.

Ik geloof overigens, dat uit het bovenstaande reeds blijkt, dat de klachten van Mevrouw Reich—Visser ten aanzien van mijn persoon op vrij zwakke gronden geformuleerd werden.

Ik zal het zeer op prijs stellen Uw opmerkingen ten aanzien van een en ander te mogen vernemen, waarbij ik gaarne Uw advies ontvang omtrent de wijze, waarop ik officeel aan de Enquêtecommissie mededeling van het resultaat mijner nasporingen kan doen.

Het is misschien beter dit schrijven voorlopig als een zuiver privé mededeling aan U te beschouwen, tenzij spoed vereist is, in welk geval U wel naar eigen goeddunken gelieve te handelen.

U bij voorbaat dankend voor de te nemen moeite, verblijf ik als steeds met de meeste hoogachting,

Uw dienstwillige,

(w.g.) R. B. VAN LYNDEN,

Gezantschapssecretaris.

Copie

Bijlage 1.

LEGATION DES PAYS-BAS. No. 6232.

A la Police Fédérale des Etrangers, Bureau des Emigrants, à Berne.

La Légation Royale des Pays-Bas prie la Police Fédérale des Etrangers, Bureau des Emigrants, de bien vouloir accorder le visa suisse à Madame Cornelia Johanna Sara Visser—Wertheim, de nationalité néerlandaise, née à Amsterdam le 7 avril 1874, veuve de Maître Lodewijk Ernst Visser, ancien président de la Cour de Cassation à la Haye, domicilié à La Haye, Catsheuvel 65. Madame Visser désire s'établir à Lausanne pour être soignée par le Dr, Maurice Jeanneret, qui l'a dèjà traité antérieurement dans sa clinique. Les autorités compétentes vaudoises seraient disposées d'accorder à Madame Visser un permis de séjour dans le Canton de Vaud.

La Légation des Pays-Bas saisit cette occasion de présenter á la Police Fédérale des Etrangers l'assurance de sa haute considération.

Berne, le 19 octobre 1942.

Copie

Bijlage 2.

No. 7297.

DEPARTEMENT FEDERAL DE JUSTICE ET POLICE.

861524 M .

Le Département fédéral de Justice et Police a l'honneur de se

référer à la note de la Légation royale des Pays-Bas du 19 octobre

1942, adressée à la Police fédérale des étrangers et relative au cas

de Mme Cornelia Visser. En date du 19 novembre 1942 la Police

fédérale des étrangers a invité la Légation de Suisse à Berlin à viser

le passeport de Mme. Visser en vue d'un séjour de durée indéter-

minée à Lausanne.

Le Département fédéral de Justice et Police saisit cette occasion

pour renouveler à la Légation royale des Pays-Bas l'assurance de sa

haute considération.

Berne, le 27 Novembre 1942.

A La Légation royale des Pays-Bas,..

Berne.

Afschrift telegram

Bijlage 3.

Verzonden Bern 5.11.1943.

Mevrouw Visser mijn telegram 758 zou gered kunnen wordendoor

Engelsche papieren, die haar op grond van Palestina certificaat voor

veteranen gegeven zouden kunnen worden.

Laatstgenoemd papier verkrijgbaar via Weizmann die Visser goed

kende uit Palestina opbouw Fonds, waarvan Blankesteyn op ide

hoogte. Indien zij Engelsche papieren heeft kan Internationale Roode

Kruis en Zwitsersche Regeering optreden.

ROSENTHAL 796.

Bijlage 4.

Afschrift telegram

GEZANTSCHAP DER NEDERLANDEN

No. 6849.

Mevrouw M. Reich—Visser,

Le Chalet Trembly, Nyon.

Bern, 10 November 1943.

Hooggeachte Mevrouw,

Met verwijzing naar het dezerzijdsche schrijven dd. 6 November

1943, no. 6768, alsmede naar Uwen brief van den 9 dezer, heb ik de

eer U mede te deelen, dat ik heden van den Nederlandschen Minister

van Buitenlandsche Zaken te Londen de telegrafische opdracht ontving

aan U, in antwoord op Uw telegram aan Hare Majesteit de

Koningin te zeggen, dat Uw verzoek de volle aandacht der Regeering

heeft en dat langs verschillende wegen getracht wordt Mevrouw

Visser te helpen, maar dat helaas weinig hoop kan worden gegeven.

Met beleefde groeten en gevoelens van hoogachting,

Uw d.w.

(w.g.) VAN LYNDEN,

Gezantschapssecretaris.

Bijlage 5.

Afschrift telegram

Verzonden Bern 8.11.'43.

Blijkens telegram van Nederlandsch emigranten comité Jeruzalem

en alhier vertoevende dochter van Mevrouw Visser, mijn 796, heeft

bedoeld comité via Internationale Roode Kruis telegrafisch afgegeven

officieel certificaat Regeering, no. M/438/43/C/244 ten behoeve moeder

in Westerbork. Kan hierop Engelsche papieren worden verkregen?

(verder ook met betrekking tot Prof. Meijers).

ROSENTHAL 804.

Bijlage 6.

Afschrift telegram

Verzonden Bern 3.3.1944.

Verzoeke antwoord slot mijn 804.

ROSENTHAL 289 .

Bijlage 7.

Afschrift telegram

Verzonden Londen, ontvangen Bern 11.3.'44.

Uw 289. Met Engelsche papieren kunnen voor zoover ik kan na-

gaan slechts bedoeld zijn Britsche paspoorten doch deze worden

aan belanghebbenden afgegeven nadat zij 2 jaar in Palestina ge-

woond hebben. Foreign Office weet ook niet welke papieren anders

bedoeld zijn.

KLEFFENS 250.

Bijlage 8.

Afschrift telegram

Verzonden Bern 30.3.1944.

Mevrouw Visser laatstelijk Uw telegram 250 nog steeds vertoevend

kamp Westerbork ontving van Consulaat San Salvador te Genève

paspoort gedateerd 10 Februari j.l. Wordt dit paspoort door Regeering

San Salvador erkend, zie Uw 64.

ROSENTHAL 420.