ONDER CONSTRUCTIE
ZITTING VAN VRIJDAG 10 JUNI 1949
Plenaire Commissie
Tegenwoordig de heer Donker, voorzitter, jonkvrouwe Wttewaall van Stootwegen en de heren Koersen en Stokvis, leden, alsmede de
heer Duisterwinkel, griffier.
Punten van het Enquêtebesluit: f, l en m.
Verhoor van
Mr. HENDRIK ROELOF DE ZAAIJER,
oud 48 jaar, wonende te Leeuwarden, procureur-generaal bij het
gerechtshof te Leeuwarden.
Hij legt de eed af als getuige.
No. 58022 heeft betrekking op punt f van het Enquêtebesluit.
58023. De Voorzitter: Wat heeft Rauter over de kwestie-Kersten gezegd?
A. Die kwestie kwam ter sprake, omdat — ik herhaal het — ik natuurlijk met hem heb gedebatteerd over de handelingen van de Duitsers hier te lande, waarover men welhaast geen goed woord kan zeggen. Toen kwam dat deportatieplan van de Nederlanders naar Polen ter sprake; dat plan van Hitler en Himmler. Rauter zei: gelooft u die onzin? Ik had dat boek van Kersten zelf niet gelezen, maar ik had er natuurlijk over gelezen, wat er van in de couranten was geschreven. Hij zei: het is te gek om over te praten; Kersten is te goeder trouw geweest, maar hij is het slachtoffer geworden van verhalen, die officieren om Himmler hebben opgedist; die hebben hem iets op de mouw gespeld. Nu had ik zelf de indruk, dat dit wel waar was; wat ik daarover had gelezen, geloofde ik onvoorwaardelijk; ik heb er nooit aan getwijfeld, dat het niet waar was; ik had het verhaal reeds in de bezettingstijd gehoord. Maar in die laatste nacht zei Rauter, dat het belachelijk was; dat hij daarvan nooit iets geweten heeft en dat het ook niet waar was. Hij zei: Denk u nu eens de transportmoeilijkheden, die wij hadden; die moeilijkheden waren voor ons reeds zo enorm; die zouden nog veel groter zijn geworden, indien wij al de Nederlanders gingen deporteren; het is te gek om over te praten; Kersten vertelt dit te goeder trouw, maar waar is het niet. Ik vertel nu niet mijn eigen oordeel, Mijnheer de Voorzitter, maar datgene wat Rauter in de nacht vóór zijn executie heeft verteld. Kersten is zo'n goedgelovig man, zei Rauter, maar hij is het slachtoffer geworden van een verhaal van die officieren; hij is er ingelopen.
58024. De heer Stokvis: Wist hij, dat die officieren om Himmler Kersten iets op de mouw hadden gespeld of was dat een suppositie van hem?
A. Dat weet ik niet.
58025. De heer Stokvis: Noemde hij het als een feit?
A. Ja, Rauter zei het als een feit, dat vaststond. Het viel hem erg van mij tegen, dat ik zo'n nonsensverhaal geloofde, althans die indruk maakte hij. Hij heeft zich die nacht reusachtig goed gehouden, maar niet bovenmenselijk. Hij zat er niet als iemand, die er zich niets van aantrok, dat hij geëxecuteerd zou worden; hij was soms zeer gevoelig die nacht. Ik ben niet altijd alleen bij hem geweest; ook de gevangenisdirecteur en de aalmoezeniers kwamen.
58026. De Voorzitter: Hij was dus stellig niet in een stemming, dat hij op dat moment behoefte zou hebben gehad om bepaalde verhalen te lanceren?
A. Neen; ook geen stemming die nacht zo van de grote man, die op het laatst nog eens zal vertellen, hoe het was. Hij heeft veel gesproken over zijn vrouw en over zijn vijf kinderen.
58027. De Voorzitter: Meent u, dat er bij hetgeen hij gezegd heeft nog andere punten zijn, welke voor ons onderzoek van belang kunnen zijn?
A. Ik zou het niet weten.
De Voorzitter: Dan dank ik u voor de verstrekte inlichtingen en sluit ik het verhoor.
H. R. DE ZAAIJER.
DONKER, voorzitter.
WTTEWAALL VAN STOETWEGEN.
KOERSEN.
STOKVIS.
DUISTERWINKEL, griffier.