BIJLAGE 69

BIJLAGE 69

Brieven van de Nederlandse consul-generaal en de consul te Jeruzalem en van de Minister van Sociale Zaken in zake de registratie van gedeporteerde Nederlanders

(Afkomstig uit het archief van het Ministerie van Sociale Zaken)

A

0.10/2846/352

Jeruzalem, 22 Augustus 1944.

Zijner Excellentie den Heere

Minister van Buitenlandsche Zaken, Londen.

Naamlijsten gedeporteerde Nederlanders

Naar aanleiding van Uwer Excellentie s rondschrijven van 22 April jl. No. Doss, B. 3/11096/76, Bureau Na-Oorlogsche Vraagstukken, heb ik mij destijds in verbinding gesteld met de „lrgun Olei Holland" teneinde aan het verzoek van Dr. v. d. Tempel te kunnen voldoen. Het resultaat van mijn met genoemde organisatie gevoerde besprekingen is. thans een voorstel van deze organisatie neergelegd in een memorandum, hetwelk ik hierbij insluit. Zooals daaruit blijkt, meent de „Irgun Olei Holland" namen van ca. 25.000 gedeporteerden, en misschien zelfs meer, te kunnen opgeven. Wil dit werk nut hebben, dan is het ook naar mijn meening gewenscht daaraan de noodige zorg te besteden.

Dit is thans mogelijk geworden, doordat zich onder de nieuw aangekomen. Nederlanders eenige personen bevinden, die bereid en geschikt zijn dit werk op zich te nemen. Wordt het echter op de voorgestelde zorgvuldige wijze uitgevoerd, dan zijn kosten. onvermijdelijk.

De drie personen (de heer Levie en de dames Leuvenberg en Joseph) genieten thans ondersteuning in de vorm van leeningen. Het voorstel is, dat zij in plaats van deze ondersteuning hetzelfde bedrag, maar dan als salaris zullen ontvangen. Dit maakt in zes maanden ongeveer £ 600.— uit. De overige kosten worden door de „Irgun Olei Holland" begroot op £ 400.— zoodat het geheele werk ongeveer £ 1000.— zal kosten. Ik zou Uwe Excellentie beleefd willen verzoeken mij, liefst telegrafisch te willen. mededeelen, of ik gemachtigd ben, deze kosten te dragen. Het werk zal dan natuurlijk volgens mijn aanwijzingen en onder mijn toezicht uitgevoerd worden.

De Consul-Generaal,

(w.g.) DOZY.

32V/5530

Jeruzalem, 21 Augustus 1944.

„Irgun Olei Holland"

P.O.B. 46. Afschrift

Memorandum betreffende de oprichting van een Afdeeling

„Registratie" van de „Irgun Olei Holland'

1. De oorlog heeft het Jodendom in Holland vernietigd en slechts een klein gedeelte zal deze tijden overleven, onder anderen: gevluchten, uitgewisselden, ondergedokenen, gemengd gehuwden, een gedeelte, dat in kampen in Holland en Duitschland werd vastgehouden (geprivilegeerden, Palestina-certificaten, Philipslijsten enz.). Het grootste gedeelte van de Nederlandsche Joden werd naar Polen gedeporteerd.

Hoevelen daarvan zullen terugkeeren is niet te zeggen; de berichten hieromtrent geven niet veel hoop.

2. Na den oorlog zullen vele problemen dienen te worden opgelost, zooals b.v.:

a. Opsporing van gedeporteerde Joden; wat te doen met de kinderen in Holland achtergelaten waarvan de ouders gedeporteerd werden.

b. Het terugbrengen van Joden naar Holland uit concentratiekampen, Bergen-Belsen, Theresienstadt, enz.

c. Schadevergoedings-kwesties, goederen afgegeven aan niet-Joden, eigendommen van stichtingen, kwesties van erfrecht, enz.

Wij hebben slechts eenige voor de hand liggende problemen genoemd, zonder volledig te willen of te kunnen zijn.

Voor zoover ons bekend, zijn in Nederland verschillende archieven (burgerlijke stand, kerkelijke archieven) vernietigd en het is aan te nemen, dat de Duitschers verder nog alles zullen vernietigen, wat later gebruikt zou kunnen worden om hunne misdaden te bewijzen.

4. De aankomst hier in Palestina van een aantal Joden, die over betrekkelijk recente en vrij uitgebreide informaties beschikken, verschaft ons een unieke gelegenheid een groot aantal gegevens betreffende personen te verzamelen en vast te leggen. Verder beschikt de „lrgun Olei Holland" over een vrij uitgebreid archief, waarin ook een groot aantal namen van personen en hun lotgevallen. werd vastgelegd.

5. Het zou gewenscht zijn eveneens gegevens te verzamelen in Zwitserland, Engeland, Amerika, Nederlandsch West-Indië, enz., ter aanvulling en contrôle van de gegevens hier in Palestina.

6. Het komt ons gewenscht voor de volgende gegevens te verwerken. Naam, voornamen, geboorte-datum, beroep, adres 10 Mei 1940 en laatst bekende adres in Holland, plaats of land waarheen gedeporteerd en/of gevlucht, datum van vertrek, overleden, genaturaliseerd, in het bezit van Palestina-certificaat of papieren voor andere landen. diversen.

Het is ook gewenscht den naam en adres van dengene, die bovenstaande gegevens heeft verstrekt, in ieder geval vast te leggen. Het zal in vele gevallen natuurlijk niet mogelijk zijn om alle hierboven, genoemde vragen voor een bepaald persoon te beantwoorden. Onder ,.Diversen" zou men in verschillende gevallen ook vermogensverhoudingen en dergelijke kunnen vastleggen.

7. Het is wenschelijk een kartotheek aan te leggen in drievoud. Naar onze schatting kunnen wij hier in Palestina tusschen twintig en vijfentwintig duizend namen vastleggen. Na den oorlog zal een dergelijke kartotheek groote en belangrijke diensten kunnen bewijzen.

Telkens. wanneer een gedeelte gereed is, zou dit naar de Nederlandsche Regeering in Londen kunnen worden opgezonden.

8. Wij hebben ons de organisatie van de afdeeling „Registratie" als volgt gedacht:

Een bureau op te richten in Tel-Aviv onder leiding van den Heer M. J. Levie, bijgestaan door twee Secretaressen, Mej. R. Leuvenberg en Mevr. E. Joseph.

De Heer Moritz Jacob Levie werd geboren te Zwolle op 1.8.1889 en woonde te Amsterdam, Plantage Muidergracht 29. De Heer Levie was sinds 1910 algemeen bedrijfsleider en organisator van de „Nederlandsche Aziatische Handelmaatschappij", heeft zeer actief gewerkt in de Zionistische beweging en heeft zich vooral de laatste jaren in het bijzonder met het Joodsche werk beziggehouden en beschikt over zeer veel gegevens. Mej. Leuvenberg en Mevr. Joseph hebben eveneens voor Joodsche organisaties gewerkt gedurende de laatste jaren.

Wij zijn overtuigd. dat bovengenoemde personen uitstekend voor de werkzaamheden in dit memorandum bedoeld, geschikt zijn

9. De drie personen onder (8) genoemd, hebben zich bereid verklaard, dit work op zich te nemen onder de voorwaarde, dat de leeningen, die zij thans van de Nederlandsche Regeermg verkrijgen, als salarissen worden beschouwd. Volgens onze schatting zal dit werk zes maanden kunnen duren en zal hiervoor aan salarissen (leeningen) maximum £ 600.— noodig zijn. De verdere onkosten zijn als volgt:

6 maanden kantoorhuur £ 30.

Schrijfmachine huur ,, 15.

Karthotheek, papier en drukkosten „ 100.

Reis- en verblijfkosten, 6 maanden à £ 25.— „ 150,-

Kantoorbehoeften „ 25.

Porti. telephoon, enz., 6 maanden à £ 10.— „ 60.-

£ 380.—

Onvoorzien 5 % „ 19.

Totaal: £ 399,—,

zegge £ 400.—.

10. Dit memorandum moet als een eerste opzet worden beschouwd. Eerst na eenige weken zal men kunnen komen tot vastleggen van juiste richtlijnen, opstellen van een kartotheek, enz. Volledige samenwerking met het Consulaat-Generaal der Nederlanden te Jeruzalem is een eerste vereischte.

Het Hoofdbestuur van de „Irgun Olei Holland" heeft alle voorbereidende maatregelen getroffen, om 1 September a.s. met deze werkzaamheden te kunnen beginnen.

„Irgun Olei Holland",

(w.g.) A. DE LEEUW.

B

32V/5530. 18 September 1944.

Aan Zijne Excellentie den Heere

Minister van Buitenlandsche Zaken, Stratton House, W.I.

In antwoord op Haar schrijven van 13 dezer B.13-IV/24765 heb ik de eer Uwer Excellentie te verzoeken den Consul-Generaal te Jeruzalem te willen antwoorden dat ik, na overleg met onzen Ambtgenoot van Binnenlandsche Zaken, het voorstel goedkeur.

De ontwikkeling van den toestand maakt echter noodzakelijk, dat het werk indien eenigszins mogelijk in drie, in plaats van zes maanden wordt voltooid.

Aannemende dat zulks mogelijk zal zijn, ga ik ermee accoord dat gedurende drie maanden een bedrag van

£ 100.— per maand ten laste van mijn Departement worde betaald voor salarissen, alsmede een bedrag van

£ 275.— voor verdere onkosten.

Mocht blijken, dat het werk langer in beslag zal nemen, dan zal een en ander in Nederland nader moeten worden beoordeeld.

De Minister van Sociale Zaken,

voor dezen,

(w.g.) Mr. M. DE GROOT.

C

32V/5737. 9 October 1944.

Den Heer Ferwerda, 49 St. James Street.

Naar aanleiding van Uw schrijven van 3 dezer CR Hen/S bericht ik U, dat reeds aan Irgun Olei Holland was geseind, dat zij in Palestina tot registratie moeten overgaan en dat het werk in 3 maanden moet zijn geschied.

Om de opgaven zal t.z.t. worden gevraagd.

De Minister van Sociale Zaken,

voor dezen,

(w.g.) Mr. M. DE GROOT.

D

0.10/4401/520.

Jeruzalem, 13 December 1944.

Zijner Excellentie den Heere

Minister van Buitenlandsche Zaken,

Londen.

Registratie gedeporteerde Nederlanders.

Ten vervolge op mijn schrijven dd. 30 November j.1. No. 0.10/4354/ 511, heb ik de eer Uwer Excellentie hiernevens te doen toekomen de stamlijsten 101 t/m 299, houdende namen van gedeporteerde en ondergedoken Nederlandsche Joden en hun families.

Ik zal het op hoogen prijs stellen, indien Uwe Excellentie Haar welwillende tusschenkomst zou willen verleenen, teneinde deze lijsten aan hun bestemming te willen doen geworden.

De Consul,

belast met de waarneming van het Consulaat-Generaal,

(w.g.) H. D. BORNSTEIN.

E

0.10/4444/545.

Jeruzalem, 18 December 1944.

Zijner Excellentie den Heere

Minister van Buitenlandsche Zaken,

Londen.

Registratie gedeporteerde Nederlanders.

Ten vervolge op mijn schrijven d.d. 13 December j.1., No. 0.10/4401/ 520, heb ik de eer Uwer Excellentie hiernevens te doen toekomen de stamlijsten 300 t/m 500 houdende namen van gedeporteerde en ondergedoken Nederlandsche Joden en hun families.

Ik zal het op hoogen prijs stellen, indien Uwe Excellentie Haar welwillende tusschenkomst zou willen verleenen, teneinde deze lijsten aan hun bestemming te willen doen geworden.

De Consul,

belast met de waarneming van het Consulaat-Generaal,

(w.g.) H. D. BORNSTEIN.

F

0.10/4489/546.

Jeruzalem, 27 December 1944.

Zijner Excellentie den Heere

Minister van Buitenlandsche Zaken,

Londen.

Registratie gedeporteerde Nederlanders.

Ten vervolge op mijn schrijven d.d. 18 December j.1., no. 0.10/4444/ 545, heb ik de eer Uwer Excellentie hiernevens te doen toekomen de stamlijsten 500 t/m 600, houdende namen van gedeporteerde en ondergedoken Nederlandsche Joden en hun families.

Ik zal het op hoogen prijs stellen, indien Uwe Excellentie Haar welwillende tusschenkomst zou willen verleenen, teneinde deze lijsten aan hun bestemming te willen doen geworden.

De Consul,

belast met de waarneming van het Consulaat-Generaal,

(w.g.) H. D. BORNSTEIN.