BIJLAGE 39

BIJLAGE 39

Brief van 30 September 1949 van mr. W. C. graaf van Rechteren Limpurg aan de commissie over pogingen tot hulpverlening uit Zweden aan Nederlandse gevangenen in Duitsland

MINISTERIE VAN

BUITENLANDSE ZAKEN

's-Gravenhage, 30 September 1949.

Afdeling

De HoogEdelGestrenge Heer Mr. L. A. Donker,

Enquéte Commissie Regeringsbeleid 1940-1945.

HoogEdelGestrenge Heer,

Aangezien het mij bij het verhoor van 19 Augustus j.l. was gebleken dat verschillende details van enkele onderwerpen waarover ik ondervraagd werd, mij begrijpelijkerwijze, na bijna vijf jaar niet meer helder voor de geest stonden, heb ik gemeend goed te doen mij naar Stockholm te begeven ten einde aan de hand van de dossiers van het Gezantschap de juiste toedracht van zaken te reconstrueren.

Als resultaat van dit onderzoek, dat, naar ik hoop, thans een duidelijk licht zal werpen op de bemoeienissen van het Gezantschap inzake de onderwerpen in kwestie, veroorloof ik mij U hierbij de navolgende aantekeningen te doen toekomen:

1. Een aantekening getiteld „Verzending van voedselpakketten uit Zweden naar Nederland".

2. Een aantekening betreffende „Lijsten van namen van civiele geïnterneerden in Duitsland".

3. Gegevens betreffende uit Duitsland naar Zweden geëvacueerde Nederlanders.

4. Moeilijkheden met overmaken van geld uit Londen in Maart 1945.

5. Een aantekening betreffende de reliefzendingen met Zweedse Reliefschepen naar bezet Nederland.

6. Een aantekening inzake de kwestie Medicinalrâd Felix Kersten.

7. Tenslotte veroorloof ik mij nog hierbij te voegen een verslag van de grote hulpactie van het Zweeds Nederlandse Hulpcomité, ten einde een volledig beeld te geven van wat te Stockholm gedaan is voor lijdend Nederland.

Ik hoop dat bovenvermelde gegevens voor Uw Commissie een nuttige bijdrage zullen vormen voor haar onderzoek.

Met verzekering van

mijn bijzondere hoogachting,

Uw dw.

(w.g.) W. VAN RECHTEREN.

Verzending van voedselpakketten uit Zweden naar Nederlandse gevangenen in Duitsland

10 Augustus 1944 kreeg de heer N. Woensdregt, die aangesteld was als Chef van de Repatriëringsdienst in Stockholm, van de Repatriëringsdienst in Londen (Joe Brandel, assistent van de heer Ferwerda) een telegram, mededelende, dat de Repatriëringsdienst ook zorgde voor relief van politieke gevangenen, die niet bereikt werden door het Internationale Rode Kruis, en dat zij, gezien de transportmoeilijkheden vanuit Portugal, geinteresseerd waren te weten of het mogelijk was vanuit Zweden voedselpakketten te zenden naar concentratiekampen Zelle, Theresienstadt, Dachau en Buchenwald voor rekening van de Nederlandse regering. Hij voegde daaraan toe namen te hebben van geïnterneerden en verzocht om de mogelijkheid van het zenden van dergelijke pakketten te onderzoeken.

De heer Woensdregt heeft toen de zaak met het Zweedse Rode Kruis opgenomen en 23 Augustus het volgende resultaat van de besprekingen geseind: er waren twee mogelijkheden:

1. zendingen van Zuid-Amerika met Zweedse geleideboten, wat echter te lang zou nemen, 2. Zweedse goederen uit Zweden. Vroeger werden zulke zendingen van eigen Zweedse voedselvoorraden naar anderen dan Noren en Denen geweigerd. Het Zweedse Rode Kruis meende echter, dat indien thans officieel door de Nederlandse regering aan de Zweedse regering (via de Nederlandse Gezant te Stockholm) werd gevraagd om ook voedselpakketten te mogen zenden, waarschijnlijk hierop gunstig zou worden gereageerd; er werd daaraan toegevoegd, dat dergelijke zendingen waarschijnlijk met meer dan 2000 pakketten per maand zouden kunnen bedragen. De prijs per pakket was Zw.Kr. 25.— (d.w.z. dus voor een bedrag van Kr. 50.000.— per maand). Het Zweedse Rode Kruis had zich bereid verklaard de gehele inkoop, verpakking, verzending en distributie op zich te nemen.

De nodige instructies werden uit Londen ontvangen en de zaak werd vervolgens door het Gezantschap officieel met het Ministerie van Buitenlandse Zaken opgenomen. De Zweedse regering verklaarde zich daarop bereid vergunning te verlenen voor uitvoer van bedoelde voedselpakketten, mits het Brits-Amerikaans-Zweedse standing committee te Stockholm hiermede accoord ging. Aangeraden werd door hen, dat de Nederlandse regering bij betreffende Britse autoriteiten stappen zou ondernemen, opdat aan het Britse lid van genoemd standing committee ten spoedigste instructies zouden worden gezonden om de uitvoer van bedoelde pakketten goed te keuren, indien door de Zweedse handelscommissie het betreffende verzoek zou worden ingediend. Nadat deze besprekingen tussen Londen, de Zweedse regering en bedoeld standing committee geruime tijd hadden genomen, kon op 28 November aan Woensdregt worden medegedeeld, dat die dag van het Zweedse Ministerie van Buitenlandse Zaken mondeling bericht werd ontvangen, dat de geallieerde autoriteiten in beginsel hun toestemming hadden verleend voor de uitvoer uit Zweden naar Duitsland van 2000 voedselpakketten en dat de Zweedse autoriteiten eveneens hun toestemming gaven.

De heer Woensdregt werd verzocht thans de zaak officieel met het Zweedse Rode Kruis verder te behandelen.

Op 29 November werd ook van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken te Londen telegrafisch bericht ontvangen, dat het Ministry of Economic Warfare de Britse Legatie te Stockholm had verwittigd accoord te gaan met de verzending van bedoelde 2000 voedselpakketten per maand, mits de distributie plaats zou vinden onder auspiciën van het Zweedse Rode Kruis en de Nederlandse regering de benodigde valuta zou fourneeren. In hetzelfde telegram werd medegedeeld, dat de Nederlandse Minister van Financiën voor dat doel maandelijks Zw.Kr. 50.000— alloceerde.

1. Het Zweedse Rode Kruis vroeg toen de nodige licenties aan, welke ook werden verleend, doch, doordat de Duitsers de verzending van voedselpakketten van 8 December t/m 15 Januari 1945 gestaakt hadden, kon met de daadwerkelijke verzending der pakketten door het Zweedse Rode Kruis pas in de tweede helft van Januari worden begonnen. De eerste zending bedroeg 460 pakketten. De pakketten werden per kamp in een groot verzamelpakket verpakt, dat geadresseerd was aan de kampcommandant. Deze kreeg tevens een brief van het Zweedse Rode Kruis, waarin hem verzocht werd de verdeling van de pakketten op zich te nemen. Het was eerst gebruikelijk ontvangstbewijzen van „Hjälp Krigets Offer" in te sluiten; deze bewijzen kwamen dan ondertekend terug bij het Zweedse Rode Kruis. Statens Handelskommissionen (waar de licenties aangevraagd werden) verzocht echter dringend ieder, die pakketten verzond naar Duitsland of geoccupeerde landen, geen enkele vorm van drukwerk in te sluiten, daar dit de aankomst van de pakketten zeer bemoeilijkte. Naar aanleiding hiervan besloot het Zweedse Rode Kruis het insluiten van ontvangstbewijzen in het vervolg achterwege te laten. De kampcommandant placht de ontvangst schriftelijk te bevestigen.

2. Behalve door het Zweedse Rode Kruis werden ook voedselpakketten verzonden aan Nederlandse Joden (Bergen-Belsen en Theresienstadt) door bemiddeling van het World Jewish Congress, welke instantie sedert enige tijd pakketten aan Joodse gedeporteerden in genoemde kampen stuurde. De kosten van de pakketten aan Nederlandse Joden werden uit Nederlandse middelen bestreden. Zij hadden een licentie voor 100.000 pakketten gekregen. Het World Jewish Congress had zich hiertoe bereid verklaard en had (volgens een memorandum van Woensdregt van 23 Januari) aan alle Nederlanders in Bergen-Belsen, + 1000 personen, volgens lijsten verkregen uit Londen en Zwitserland, reeds één pakket verzonden, terwijl meer zouden volgen en verzending van pakketten aan de ± 200 Nederlanders in Theresienstadt, waarvan namen en adressen aan de Afdeling Repatriëring te Stockholm bekend waren, binnenkort (einde Januari) zouden beginnen.

De verzending geschiedde als volgt: een Duitse expeditie-firma in Hamburg, de firma Notbahr verzorgde de expeditie van uit Stockholm in Duitse goederenwagons; in Duitsland reisde een employé van de firma mede naar Theresienstadt en Bergen-Belsen en verzorgde persoonlijk de uitdeling der pakketten en liet iedere persoon een bewijs van ontvangst tekenen. Deze employé had een extra lijst bij zich, zodat pakketten, gericht aan niet meer aanwezige adressanten, aan anderen werden uitgedeeld. Elk niet verantwoord of niet afgeleverd pakket werd door de firma Notbahr in Zweden gerefundeerd.

3. Er werden verder nog door bemiddeling van de Russische Legatie te Stockholm 297 pakketten verzonden aan Nederlanders in het bevrijde gebied van Polen, die op de lijsten voorkwamen, welke uit Londen waren toegezonden. Over de aankomst van deze pakketten was, voor zover uit de dossiers blijkt, althans op 9 Maart nog niets vernomen. Uit een brief van de heer Woensdregt dd. 9 Maart 1945 aan de Repatriëring te Londen blijkt, dat in Januari 1945 in totaal 2003 pakketten naar verschillende (17) kampen waren gestuurd, waarvan verreweg de meeste pakketten naar Sachsenhausen, Ravensbrück, Dachau en Buchenwald. Sedert eind November werden in totaal 4319 pakketten naar Bergen-Belsen en 227 naar Theresienstadt gezonden (dit dus uit licentie World Jewish Congress, doch betaald door de Nederlandse regering).

Voedselpakketten aan Krijgsgevangenen.

4. Toen uit een op de Legatie ontvangen rapport van de Zweedse Legatie, Afdeling B, en uit een groot aantal op de Legatie ontvangen brieven van krijgsgevangenen bleek, dat sedert maanden ten gevolge van de transportmoeilijkheden de Nederlandse krijgsgevangenen een voedselpakketten meer van het Internationale Rode Kruis ontvingen, werd met de heer Woensdregt overleg gepleegd en heeft deze terstond (begin Februari) aan de Repatriëring in Londen voorgesteld te trachten ook aan krijgsgevangenen voedselpakketten te zenden. Gezien de gunstige berichten, welke verkregen werden over de aankomst van pakketten in Bergen-Belsen en Theresienstadt door de Repatriëring, werd toen telegrafisch verzocht aan een maximaal aantal Nederlandse gevangenen pakketten te verzenden onder toevoeging, dat bij eventuele overschrijding van het toegezegde maandelijkse crediet van Kr. 50.000.— maatregelen genomen zouden worden om benodigde gelden beschikbaar te stellen.

In Februari werd na onderhandelingen met de bevoegde autoriteiten een extra licentie (boven de licentie van 2000 pakketten per maand voor Nederlandse geinterneerden in concentratiekampen en de licentie van het World Jewish Congress) van 8.000 pakketten verkregen en op 9 Maart kon gemeld worden, dat de verzending daarvan in een dusdanig stadium was gekomen, dat gehoopt werd binnenkort het eerste gedeelte te kunnen versturen. Verzending zou plaats vinden onder auspiciën van het Zweedse Rode Kruis, maar de uitvoering werd toevertrouwd aan de firma Notbahr, evenals gedaan werd met de pakketten voor Bergen-Belsen en Theresienstadt, welke door het World Jewish Congress werden verzonden (zie boven onder 3).

Met het Nederlandse Rode Kruis te Londen (welke de zorg voor de verzending van pakketten aan Nederlandse krijgsgevangenen via het Internationale Rode Kruis had) is over deze kwestie van gedachten gewisseld, zowel rechtstreeks door de heer Woensdregt, alsook door de Repatriëningsafdeling te Londen. Uit de correspondentie blijkt, dat het Nederlandse Rode Kruis biijkbaar van het Internationale Rode Kruis niet zulke ongunstige berichten had ontvangen over de verzending van I.R.K. pakketten naar Nederlandse krijgsgevangenen in Duitsland als wij, zodat deze instantie aanvankelijk wat huiverig was om naast de tot dusver gevolgde weg van verzending van pakketten aan Nederlandse krijgsgevangenen door het Internationale Rode Kruis (welke volgens onze berichten toen vast was gelopen) ook nog zulke pakketten te verzenden van uit Zweden onder auspiciën van het Zweedse Rode Kruis. De heer Woensdregt zette de zaak echter zeer energiek en duideliik uiteen, zodat met de actie kon warden voortgegaan en daze in het geheel niet is opgehouden.

Ook de omstandigheid, dat de financiële regeling voor deze zending nog niet dadelijk was getroffen, heeft hierop geen enkele nadelige invloed gehad, daar het Gezantschap, gezien de uiterste urgentie. het volle risico hiervoor zelf op zich heeft genomen, niettegenstaande de heer de Meester in zijn brief van 27 Februari aan de heer Woensdregt schreef, dat ,,zijn Rode Kruis Comité natuurlijk alleen dan financiële verantwoordelijkheid kon dragen, indien betreffende orders door hem vooraf geautoriseerd werden".

Opgemerkt dient nog te wonden, dat onze mening, dat bij verzending van pakketten naar krijgsgevangenen van uit Zweden door het Zweedse Rode Kruis een beter resultaat te verwachten was dan bij verzending door het Internationale Rode Kruis, was gebaseerd op de omstandigheid, dat volgens onze inlichtingen de I.R.K.-zendingen uitsluitend per boot gingen en niet verder kwamen dan Gothenburg en als het bij uitzondering gelukte een Duitse haven (Lübeck) le bereiken, de doorzending vandaar blijkbaar toch ook weer onmogelijk was. Onze wijze van transport daarentegen geschiedde met door Zweden ter beschikking gestelde Duitse wagons. Door onze zendingen aan Bergen-Belsen en Theresienstadt, waarbij van bovengenoemde wijze van verzending gebruik werd gemaakt, kregen wij, gezien bevestiging van intussen in Zwitserland aangekomen landgenoten uit genoemde kampen, zekerheid, dat deze transportweg uitstekende resultaten had opgeleverd.

30 September 1949.

(w.g.) W. VAN RECHTEREN.

Lijsten van namen van civiele geïnterneerden in Duitsland

A

volgens één schatting:

te Sachsenhausen ca. 2500 Nederlanders waarvan velen uit Vught afkomstig

te Ravensbrück ca. 1000 Nederlandse vrouwen

volgens een andere schatting:

te Sachsenhausen 3 à 4000 Nederlanders

te Dachau 500 „

te Buchenwald 500 „

te Ravensbrück

(vrouwen) 800 „

te Neuengamme 100 „

2. 29 December 1944 van Afdeling B van het Ministerie van Buitenlandse Zaken te Stockholm ontvangen een brief met namen van geïnterneerden, nl.

Sachsenhausen 89

Dachau 33

Ravensbrück 12

Neuengamme 8

Weimar 48

Natzweiler 9

verschillende kampen 9

totaal: 208

Deze lijst werd evenals vorige gegevens ter kennis gebracht van Woensdregt en de Minister van Buitenlandse Zaken te Londen, terwijl het Zweedse Gezantschap deze namen reeds aan het Internationale Rode Kruis had medegedeeld.

3. Brief van Afdeling B van het Ministerie van Buitenlandse Zaken te Stockholm dd. 17 Januari 1945, waarbij weer een lijst met namen van geïnterneerden werd gezonden, nl.

Sachsenhausen 14

Dachau 6

Buchenwald 6

Ravensbrück 9

verschillende kampen 5

40

Hiermede werd gehandeld als onder sub 2. In beide opgaven zijn vaak de gevangenennummers niet opgegeven.

4. Bij brief van Afdeling B van het Ministerie van Buitenlandse Zaken te Stockholm van 6 Maart 1945 aan de Nederlandse Legatie werd nog een lijst met namen van geïnterneerden gezonden, nl.

Sachsenhausen 53

Dachau 1

Natzweiler 1

Ravensbrück 1

56

Totaal van deze 3 lijsten:304.

B.

De Afdeling Repatriëring in Londen zond aan de Afdeling Repatriëring te Stockholm, de heer Woensdregt, lijsten van geïnterneerden. Deze zendingen werden evenals andere brieven verstuurd in de diplomatieke mail van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Londen aan het Gezantschap in Stockholm, doch vaak in gesloten enveloppen welke zonder meer werden doorgezonden. zodat het Gezantschap daar geen kennis van droeg.

In een telegram van de heer Woensdregt aan de Repatriëringsafdeling te Londen, dat voor hem door het Gezantschap verzonden werd op 28 November 1944, stond: Uw brief HD/JP/495 en lijsten gedeporteerden ontvangen. Werken samen betreffende Bergenbelsen en Theresienstadt met Jewish Worldcongress, die reeds licenties hebben en al van hieruit sturen. Zij verzoeken echter om nadere gegevens bloknummers of/en geboortedata van lijst Bergenbelsen. Van 8 December tot 13 Januari geven Duitschers geen toestemming tot ontvangst pakketten. Onze zending kan nog voor dien datum weg, indien gegevens snel komen.

Uit bovenstaande zou geconcludeerd kunnen worden, dat het hier betrof lijsten van Nederlandse Joden in Bergen-Belsen en Theresienstadt.

In een later telegram van Ferwerda aan Woensdregt werden als gevraagd bloknummers en leeftijden van ongeveer 180 personen opgegeven. Dit was nl. nodig, omdat

a. anders de kans op aflevering van pakketten zeer gering was.

b. de Zweedse exportautoriteiten zulks verlangden. Deze gegevens moesten buiten op de pakketten worden vermeld.

Van een lijst van 5600 namen, welke uit Londen naar Stockholm zou zijn gezonden en afkomstig zou zijn geweest van het Nederlandse Rode Kruis in Zwitserland, is mij bij onderzoek van de dossiers op het Gezantschap te Stockholm niets gebleken. Noch ikzelf, noch de heer Woensdregt, noch zijn assistente Mevrouw Graveren herinnerden zich naar zij mij mededeelden, ooit een dergelijke lijst te hebben gezien.

30 September 1949.

(w.g.) W. VAN RECHTEREN.

Gegevens betreffende uit Duitsland naar Zweden

geëvacueerde Nederlanders

Bij vier brieven van de Legatie aan de Minister van Buitenlandse Zaken van 4, 12, 18 en 25 Mei 1945 werden lijsten overgelegd van Nederlandse vrouwen en mannen, die dank zij de Zweedse hulpactie van Graaf Bernadotte uit Duitse concentratiekampen naar Zweden waren gekomen en die terstond bij aankomst werden geregistreerd. Het totale aantal daarvan bedroeg 823 personen. Aangezien niet vermeld staat of het vrouwen of mannen zijn, kunnen alleen de voornamen, voor zover deze vermeld staan, hier een aanwijzing geven. Voor zover hieruit af te leiden lijkt het, dat onder genoemde personen zich ruim 50 mannen bevonden; met zekerheid is dit getal echter niet vast te stellen.

In een telegram van Woensdregt aan Ferwerda van 15 Juni 1945 staat, dat het aantal Nederlanders, die uit Duitse concentratiekampen in Zweden waren aangekomen, 817 bedroeg; dit klopt dus vrijwel geheel met het voorgaande.

Het is in dit verband van belang te releveren, dat volgens een Noors boek, getiteld „A History of Norway" van Karen Larsen, Princeton University Press, op bladzijde 559 staat, dat bij bovenbedoelde actie van Graaf Bernadotte 3330 Noren in April 1945 naar Zweden waren geëvacueerd, in vergelijking waarmede het aantal van 823 Nederlanders niet onaanzienlijk is. Voor zover nuttig laat ik de desbetreffende passage hier volgen, waaruit tevens blijkt de bijzondere waardering, welke de schrijfster voor het werk van Graaf Bernadotte en het Zweedse Rode Kruis heeft.

„No single achievement of the last days of the war did more to bind the three Scandinavian peoples together than their united efforts, to free the Norwegian and Danish prisoners interned in Germany. As early as the spring of 1944 the Norwegian Minister in Stockholm, Nils Chr. Ditleff conceived the idea of getting these prisoners out before the final collapse of Germany, a rescue expedition was organized through the Swedish Government and the Swedish Red Cross. Detailed preparatory work was done and careful plans laid through the coope ration of Norwegians, Danes and Swedes, at home and abroad, even in Germany. Chief amongst them was Count Folke Bernadotte who headed the expedition and carried out the plans with extraordinary skill and daring. It seems miraculous that he could obtain from Himmler himself the consent to carry out his mission. During April 3330 Norwegians were evacuated to Sweden besides thousands of other prisoners who were thus spared untold horrors in the final debacle of the Third Reich.”

30 September 1949.

(w.g.) W. VAN RECHTEREN.

Moeilijkheden met overmaken van geld uit Londen in Maart 1945

Op 17 Maart werd een telegram aan Buitenlandse Zaken gezonden met dringend verzoek om Maart remise. Geen geld werd daarop ontvangen.

Op 22 Maart 1945 werd een telegram aan Buitenlandse Zaken gezonden, dat geld dringend nodig was en de Gezant genoodzaakt zou zijn bijzondere maatregelen te nemen.

Op 26 Maart werd machtiging van Buitenlandse Zaken ontvangen om bij een Zweedse bank, indien mogelijk beperkt en binnen korte tijd aflosbaar, crediet op te nemen, daar op dat ogenblik het onmogelijk was gelden naar Zweden over te maken.

Op 29 Maart werd een telegram aan Buitenlandse Zaken gezonden, dat het gelukt was bij Skandinaviska Banken een crediet, voorlopig tot maximaal 600.000 Kronen, op te nemen (tegen 4½ %). Hierbij werd medegedeeld, dat in verband met de reliefschepen, met instructies aan de Consul-Generaal omtrent uitrusting van Nederlandse kustvaartuigen enz. (kosten Gezantschap, Bureau Zorg Uitgewekenen, Repatriatie etc.) in de eerstvolgende 6 weken meer dan 1.500.000 Kronen nodig zouden zijn, afgezien nog van de kosten van het reliefschip „Gotland" en eventuele nieuwe schepen. Intussen had de Gezant vernomen, dat het wellicht mogelijk zou zijn een gunstiger regeling voor een crediet te treffen met de Riksbank. Hij besprak deze kwestie met de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Financiën, Dag Hammarskjöld, en bij brief van 18 April werd door deze voorgesteld een regeling voor een crediet van 2.000.000 Kronen tegen een rente van 1 %, welke regeling zou eindigen, zodra een definitieve regeling tot stand zou zijn gekomen. Dit werd telegrafisch overgebracht naar Londen op 19 April.

Op 24 April rappel van de Gezant, waarin er op werd gewezen, dat indien geen machtiging werd ontvangen, voort moest worden gegaan met van een particuliere bank te lenen, welke mogelijkheid uiteraard beperkt was en veel duurder (4½ % in plaats van 1 %).

Op 27 April nogmaals een rappel van de Gezant, waarin hij er uitdrukkelijk op wees, dat hij niet kon voortgaan met charteren van reliefschepen, indien geen financiële regeling werd getroffen en dringend om antwoord werd verzocht. Tevens werd in dat telegram gesteld, dat 2.000.000 Kronen reeds te weinig was en dit bedrag reeds op dat moment op 4.000.000 Kronen moest worden gesteld.

Nadat de uiterst moeilijke positie met de heer Hammarskjöld nogmaals was besproken, werd op 4 Mei door de Gezant em brief van hem ontvangen, waarin het voorstel voor een overdraft van 2.000.000 Kronen werd herhaald, zonder dat enige garanties of nota-wisselingen daarvoor werden verlangd.

Op verzoek van de Gezant werd aan de Zweedse Gezant te Londen telegrafisch opdracht gegeven om aan de Nederlandse regering te Londen uiteen te zetten, dat ingevolge de monetaire overeenkomst tussen Zweden en Engeland betalingen tussen Zweden en landen buiten de Sterling-area onderworpen zouden zijn aan bijzondere afspraken tussen Zweden en die landen. Aldus vielen de laatste landen niet onder het bovenbedoelde monetaire accoord en zij waren niet bevoegd om betalingen aan Zweden te doen in sterling. Ingevolge deze houding werden de uitgaven van de Noorse, Deense en Belgische Legaties reeds gefinancierd door middel van credieten in Zweedse Kronen. De Zweedse regering was bereid hetzelfde te doen voor de Nederlandse Legatie, tenzij de Nederlandse regering liever goud of U.S.-dollars wilde overmaken.

Intussen was de Gezant wegens uitblijven van antwoord uit Londen gedwongen geweest particuliere credieten te blijven opnemen en het crediet van Skandinaviska Banken werd dan ook, ingaande 9 Mei 1945, verhoogd met een bedrag van 500.000 Kronen en kwam aldus op 1.100.000 Kronen.

Het blijkt echter uit een brief van 12 Mei, dat de Gezant op eigen initiatief het Riksbank crediet van 2.000.000 Kronen accepteerde en het crediet van de Skandinaviska Bank, groot 1.100.000 Kronen, werd toen afgelost. Hij wees de Minister van Buitenlandse Zaken te Londen er echter op, dat hoewel hij nu tijdelijk gered was, het urgent was, dat een definitieve regeling gemaakt zou worden.

Op 2 Juni werd de Gezant ten slotte gemachtigd het crediet van 2.000.000 Kronen op te nemen. Op dezelfde datum werd met de Riksbank overeengekomen het crediet met nog een 500.000 Kronen te verhogen.

Op 5 Juni gaf de Gezant aan de Riksbank op verzoek van die bank een schatting van de benodigde gelden voor de eerstkomende maand, totaal 745.000 Kronen, waarvan 250.000 Kronen voor reliefschepen, 300.000 Kronen voor vluchtelingen, 150.000 Kronen voor de Inkoop Centrale en 45.000 Kronen voor het Gezantschap. In verband hiermede verzocht de Gezant tevens het crediet nog met 1.000.000 Kronen te verhogen; zodoende werd het crediet op 3.500.000 Kronen gebracht. Dit werd op 7 Juni geaccepteerd en door de Gezant bericht aan Londen. In zijn brief van 7 Juni aan Londen drong de Gezant er tevens op aan, dat een credietregeling zou worden getroffen op hechtere basis dan de tegenwoordige, waarmede in de toekomst zou kunnen worden gewerkt en waardoor de oude credieten zouden kunnen worden geconsolideerd. Dit laatste staat niet in die brief vermeld, doch het is duidelijk, dat dit de bedoeling was.

Op 13 Juli seinde de Zaakgelastigde naar Londen, dat nog voorhanden was 400.000 Kronen, doch dat zeer spoedig er veel meer nodig zou zijn (800.000 Kronen voor het Consulaat-Generaal en 1.500.000 Kronen voor Repatriëring).

Uit het voorgaande blijkt, dat tot laatstgenoemde datum slechts incidentele verhogingen van het crediet van de Riksbank werden bereikt.

Op 23 Juli werd door de Gezant een telegram van mr van Kleffens ontvangen, waarbij hij gemachtigd werd een crediet op korte termijn te openen tot een maximum bedrag van 25.000.000 Kronen. De onderhandelingen over dat crediet hadden een gunstig resultaat en deze credietovereenkomst kwam in een briefwisseling met het Zweedse Ministerie van Buitenlandse Zaken op 23 Augustus tot stand. Dit crediet van 25.000.000 Kronen is later bekend geworden als „het Legatiecrediet".

30 September 1949.

(w. g.) W. VAN RECHTEREN.

Relief zendingen met Zweedse reliefschepen naar bezet Nederland

Op 2 October 1944 werd van de Minister van Buitenlandse Zaken in Londen een telegram ontvangen, waarin de alarmerende voedseltoestand in Nederland en vrees voor hongersnood in de nabije toekomst uiteen werden gezet en instructies werden gegeven om een beroep te doen op de Zweedse Regering om zoveel mogelijk voedsel in Zweden te mogen kopen en in Zweedse boten naar hongerend Nederland te zenden, terwijl ook de bemiddeling van de Zweedse Regering werd ingeroepen om de nodige vergunning hiervoor van de Duitsers te krijgen.

De daarop volgende driehoeksbesprekingen tussen Londen, Stockholm en Berlijn bleken uiterst moeilijk en tijdrovend en telkenmale leek het alsof de gehele actie niet door zou kunnen gaan. Nadat deze zware onderhandelingen eindelijk tot een goed einde waren gebracht, konden de eerste 2 reliefschepen Dagmar Bratt en Noreg met 1. resp. 1.856 en 1.807 ton voedsel eindelijk op 24 Januari 1945, de Zweedse haven Trelleborg verlaten. Vervolgens werden de volgende reliefreizen gemaakt 2. de ss Hallaren met 4.036 ton voedsel, 3. tweede reis Dagmar Bratt en Noreg met resp. 1.692 en 1.507 ton en 4. tweede reis Halfaren met 1.987 ton terwijl dit schip tevens medenam een gedeelte van de lading van het I.R.K. reliefschip Henri Dunant, dat een gedeelte van de lading in Göteborg had moeten lossen wegens te grote diepgang van het schip. In totaal 12.887 ton voedsel.

Deze reliefactie kwam tot een einde toen de Hallaren op zijn tweede reis juist bij de bevrijding van Nederland in Den Helder zijn lading kon lossen, nadat het schip enige weken in de buurt van Delfzijl had gelegen, waar door de gevechten geen mogelijkheid tot lossen was.

De totale kosten van het door deze drie Zweedse schepen op bun reizen medegenomen Zweedse voedsel bedroegen 9.199.720 kronen. Hiervan werd door de Zweedse staat als gift betaald Kr. 4.501.476, uit gelden verzameld door het Zweeds Nederlandse Hulpcomité gedurende zijn grote winteractie, 1.328.676 kronen en uit het Zweeds Nederlandse crediet van 75.000.000 kronen (voor aankopen van goederen in Zweden) 3.369.568 kronen.

De vrachtkosten, die betaald werden door het Gezantschap eerst uit gelden overgemaakt uit Londen, later uit het Gezantschapscrediet bedroegen in totaal bijna 1.000.000 kronen.

Direct na de bevrijding zijn nog de Zweedse schepen Gotland, Karmas en Utklippan door de Nederlandse Regering gecharterd voor voedselzendingen naar Nederland, de vrachtkosten werden eveneens uit het Gezantschapscrediet betaald.

De lading van de Utklippan ten bedrage van 2.168 000 kronen werd eveneens uit bovenbedoeld crediet betaald. De andere beide schepen namen lading in Engeland.

30 September 1949.

(w.g.) W. VAN RECHTEREN.

Kwestie Medicinalrâd Felix Kersten

In verband met de door de Enquêtecommissie gestelde vragen inzake mijn bemoeienissen met Medicinalrâd Felix Kersten, acht ik het aanbevelenswaardig nog het volgende te preciseren:

1. Ik heb de heer Kersten éénmaal bij kennissen ontmoet. Wanneer dat precies is geweest herinner ik mij niet en evenmin wat toen bij dit gesprek, waar verschillende andere personen aanwezig waren, is besproken, behalve dat hij belangstelling toonde voor Nederlanders in hun lijden, aangezien hij vroeger in Nederland was geweest.

2. Later is de vertegenwoordiger van het Bureau Inlichtingen, Luitenant Knulst, door Baron van Nagell met Kersten in contact gebracht. Knulst besprak toen met mij de wenselijkheid om van de diensten van Kersten gebruik te maken. Zowel ik als Luitenant Knulst waren toen van mening, dat uiterste voorzichtigheid geboden was, aangezien de heer Kersten reeds sedert lang de lijfarts van Himmler was en dus in Gestapokringen verkeerde met op zijn minst de daaraan verbonden risico's.

Ik verklaarde echter ermede accoord te gaan, dat Luitenant Knulst met de heer Kersten voorzichtig contact zou opnemen. Aangezien Luitenant Knulst de chef van de inlichtingendienst in Stockholm was, welke dienst direct contact had met het Bureau Inlichtingen in Londen, was hij voor dergelijke contacten de aangewezen persoon. Zoals bekend, heeft Luitenant Knulst aan de heer Kersten een lijst met namen gegeven.

Wanneer erop gewezen wordt, dat Zweedse instanties ijkbaar wel contact hadden met de heer Kersten, moge ik opmerken, dat het voor vertegenwoordigers van een neutrale mogendheid toch een heel andere zaak was met de lijfarts van Himmler contact te hebben dan voor de vertegenwoordiger van een geallieerde mogendheid, die in een strijd op leven en dood was gewikkeld met een regime, waarvan Himmler een der meest verfoeide vertegenwoordigers was.

30 September 1949.

(w.g.) W. VAN RECHTEREN.

Afschrift

Zweedsch Nederlandsche hulp-Comité Stockholm

In Augustus 1940 werd op initiatief van een comité in Londen te Stockholm opgericht het Comité Neerlands Vrijheidsdag, dat o.a. ten doel had de saamhoorigheid van Nederlanders in den vreemde te bevorderen en om uitdrukking te geven aan de vaderlandsliefde van alle Nederlanders.

Telkenjare op den 31 Augustus werden alle Nederlanders bijeen geroepen om den verjaardag van Hare Majesteit Onze Koningin gezamenlijk te herdenken.

In verband met den ernst der tijden kon van viering moeilijk sprake zijn en werden dan meestal gelden ingezameld voor o.a.

het Prins Bernhard Fonds

het Prinses Margriet Fonds

het Van Galen Fonds

het Roode Kruis in Engeland (pakketten levensmiddelen voor Nederlanders in gevangenkampen in Duitschland)

en in den loop der jaren werden + Kr. 50.000.— bijeengebracht door Nederlanders en vrienden van Nederland in Zweden.

Het bestuur van het PI. Comité Neerlands Vrijheidsdag bestond uit de Heeren: K. Holthuis (Shell), voorzitter, H. Ubbens (v. d. Berg's Margarine), secretaris, R. Hylkema (Philips) lid.

Daar wij gaarne zagen dat er meer hulp verleend kon worden, richtten wij op: Zweedsch Nederlandsche Hulp-Comité, waarin zitting hadden behalve ons drieën de Heeren: P. Adlercreutz, I. Bergström, W. Murray, E. Maijström, S. van der Maaten, Chr. Uggla en het resultaat was, dat weer Kr. 50.000.— werden bijeengezameld en dit geld werd uitsluitend gebruikt voor het zenden van levensmiddelen aan Nederlanders in gevangenkampen in Duitschland, door bemiddeling van het Engelsche Roode Kruis.

De werkzaamheden van het Zweedsch-Nederlandsche Hulp-Comité begonnen in October 1943.

In Mei 1944 werden besprekingen begonnen om een grootere actie op touw te zetten voor hulp aan Nederland en werd het ZweedschNederlandsche Hulp-Comité uitgebreid met meerdere Nederlanders en Zweden en teneinde separate actie te voorkomen werden in dit comité opgenomen het Kleedings Comité, dat beheerd werd door Mevrouw van Rechteren Limpurg (vrouw van den gewezen Nederlandschen Gezant te Stockholm), Mevrouw de Jong (vrouw van den pl. gen. consul) en Mevrouw van Rijckevorsel (vrouw van den gew. Gezantschap's secretaris) opgericht December 1942.

De groote actie werd begonnen tegen het einde van 1944 en het resultaat was, dat netto Kr. 2.017.000.— werden bijeengebracht, welke als volgt werden besteed:

levensmiddelen Kr. 1.328.000.

geneesmiddelen „ 294.000.-

kleedingscomité „ 245.000.

Rädda Barnen

(Hollandsche kinderen in Zweden) „ 100.000.

diversen „ 50.000.

Totaal Kr. 2.017.000.—

Zweedsche autoriteiten en het Zweedsche Roode Kruis zorgden voor schepen, transport-vergunning etc.

Volgende personen zijn leden van het Zweedsch Nederlandsche Hulp-Comité geweest:

de Heer P. Adlercreutz, voorzitter

„ „ Carl Albert Andersson

Mevrouw Inga Bagger—Sjöbäck

de Heer I. Bergström

„ „ E. Bernelius

„ „ C. Bouchette

„ „ L. de Geer

„ „ H. Graffman

Mevrouw Julie Graffman

„ Britte Hammarskjöld

de Heer H. Hoogland

„ „ K. Rolthuis

Mevrouw Margaretha Rolthuis

de Heer R. Hylkema

„ Albin Johannson

Mevrouw Birgit de Jong

de Heer H. Kastengren

„ S. van der Maaten

„ E. Maijström

„ W. Murray

„ „ P. A. Norlin

Mevrouw F. van Rechteren Limpurg

„ Chrislaine van Rijckevorsel

de Heer R. von Rosen

„ A. Schumacher

„ E. Sjöberg

„ R. Svanström

„ H. Ubbens

„ Chr. Uggla

„ „ A. Wallenquist

Mevrouw Eva Wigforss

De werkzaamheden in verband met onze inzamelingen werden geleid vanuit het kantoor der Zweedsche Shell, waar ook het Kleedings-Comité is gevestigd.

Stockholm, 1 April 1946.

(w.g.) P. ADLERCREUTZ.