TREURDICHT
Onheil, pech, kapotte toetsen
op mijn typmachien, zodat
ik geen ‘letters’ tik, maar ‘etters’.
‘K ben het eig’lijk nu al zat.
Maar ik blijf het maar proberen,
tegen beter weten in.
Bah, mijn ‘woorden’ worden ‘wrden’,
zinnen maken heeft geen zin.
Wat een ramp, hoe onfortuinlijk,
ik verlies geheel de greep
op die letters. Beter pak ik
nu een pen en zet een streep
door die stijlloze coupletten
die ik met een vlekkend lint
produceer. Geen nut gezwind
te grijpen naar correctietape.
Dit is werk’lijk een tragedie,
klerezooi, calamiteit.
Nee, ik zie hier geen remedie,
ben de draad volledig kwijt.
Een verspilling van mijn tijd.
Dit wordt met de regel dommer.
Kopzorg, klooiwerk, kwel en kommer,
waarvoor ik geen panacee zie.
Tevergeefs zit ik te sloven;
dit gedicht is desastreus,
geschikt voor blinden (tevens doven)
hooguit, vol met fouten en affreus.
Ik tik tégenslagen. Heus,
ik kom dit echt niet meer te boven.
Nee, ik stop nu, rigoreus,
na vijf complete catastrofen!
© Vin 2025