73 Boerenbedrog

BOERENBEDROG


Een klusjesman betrad het erf,

een boer wachtte hem op,

de blik op dreigend onweer,

in zijn hand een forse mestvork.

Zijn blaaskapelstem bulderde:

“Betaal ik je voor nop?

Je levert steeds maar hallef werk,

nu doe je ook de rest, hork!

Dit is nou al de tigste keer.

‘Nog even en het lekt niet meer’,

hoe vaak ik dat al heb gehoord,

‘t is niet meer te tellen!

M’n beesten hebben zeiknat hooi,

de stal éen kleffe waterzooi,

en jij maar zeggen dat je ‘t

wel even zult herstellen!

Hier, hoor ‘s dat gemekker!

De tent wordt almaar lekker!

Noem jij jezelf nou dekker?

Je kunt ‘t dak op! Nu meteen!

En maak ‘t niet nog gekker,

ik baal al als een stekker!

Ik leg je voor m’n trekker,

en trek m’n ploegschaar door je heen!

Ik geef je nog éen kans,

jij vuile zakkenvuller,

de láatste, nu’k je trucjes ken,

dit stinkt naar opzet, vuiligheid!”

De boer verhief zijn riek

en opende de staldeur.

“Denk niet dat ik van gister ben,

ik voel hier duid’lijk natte geit!”

© Vin 2006