1 Lekker soepje!

LEKKER SOEPJE!


“Lekker soepje!”, zei de man, en nam z’n bekertje eruit.

“Gaat er altijd wel weer in, zo tegen tienen.”

Op mijn beurt trad ik naar voren, waar de drankenautomaat

me de vrijheid gaf mezelf eens te bedienen.

‘Druk voor groentensoep een 1 in en voor kervelsoep een 2,

minestrone- is een 3, de 4 tomaten-,

met een 5 kiest U voor kippe-, 6 is tot mijn spijt kapot,

en de 7 die is ongevuld gelaten.’,

las ik op een ranzig briefje, achter plexiglas verstopt,

vol met opgedroogde soep, muf en verschoten.

Naarstig zocht ik naar een gulden,die ik in de gleuf moest doen,

want ik had tot een tomatensoep besloten.

Maar nog nauw’lijks had ik, kwijlend al, m’n piek gedeponeerd,

of de geest in de machine kwam tot leven;

met een akelig gesteun verscheen een vettig pluimpje rook,

en ‘t hele apparaat begon te beven.

“Jezus Christus!”, klonken stemmen uit de rij achter m’n rug,

“‘T zal die eikel weer niet wezen!” “‘T is toch godverdomme stug!”

En terwijl een straal tomatenbrij zich mengde met de groep,

draaide voor mijn neus het hele mechanisme in de soep.

“Snert”, was alles dat ik uitbracht, ook al was de smurrie rood

die in klodders van me afdroop toen ik het toneel ontvlood

waar m’n tierende collega’s me verwensten naar de hel.

En ik moet het eerlijk zeggen: ik begreep hun grieven wel.

Want geef mij een automaat, ik raak ‘m aan en huppakee,

‘t kreng vervalt terstond tot automatenpuree.


© Vin ‘99