VERIJDELD
Jan de Korte zag zijn heden als een klinkende mislukking.
Niets bereikt, zijn naam vergeten reeds bij’t leven.
Ied’re dag die grauwe, martelende anonimiteit,
doch daar zou hij eens een flinke draai aan geven!
Liever ging hij nog de lucht in, als Van Speyk, dan zo te kwijnen,
en public, met minstens honderd die ‘t zagen.
En dus tipte hij bijtijds tv, de radio, de kranten,
om zijn greep naar landsbekendheid te doen slagen.
‘T was wat straf zich op te blazen, maar wel lonend;
dé garantie voor een smak publiciteit.
Op de vastgestelde datum,
op het uur der naakte waarheid,
installeerde hij zich stijlvol
voor een meute ramptoeristen
die op veilige distantie
maar met gretig scherpe blikken,
zich verheugden op spektakel en jolijt.
‘Tien!’ Hij hoorde - ‘negen!’ - hoe men - ‘acht!’
hem luidkeels trachtte - ‘zeven!’ - aan te sporen.
Met - ‘zes!’ - een zee van camera’s paraat
leek het er - ‘vijf!’ - op dat hij’t nu toch inderdaad
tot - ‘vier!’ - de sterrenstatus had gebracht.
Zijn knal zou wereld- - ‘drie!’ - wijd zijn te horen!
Vooruit dan - ‘twee!’ - maar, actie!
Met blaaskracht - ‘één!’ - op maxi!
Maar hoezeer hij zich ook - ‘nul!’ - in bochten wrong,
weer was hij, als gewoonlijk, het schlemieltje;
hij kon er net niet bij, bij zijn ventieltje.
© Vin 2008