TEEERINGGG!
Vijf voor elf, met een ratelend knarsen
trekt het shitmechaniek zich in gang,
ik hoor radertjes tergend traag kreunen,
maar ik hou me nog net in bedwang,
ben te duf ook nog voor vlotte actie,
ook al weet ik wat hoe dan ook komt,
‘t is een kwestie nog enkel van tellen,
5-4-3-2-1-0, en verdomd!
Daar doorbreekt reeds de pleuris de stilte
die me net nog zo heerlijk omgaf,
dus ik open m’n muil - niet m’n ogen -
en ik brul een bevelend ‘Gaat af!’
Niet dat dat ook maar enig effect heeft,
want de herrie duurt onverkort voort,
waarop ik dan weer vloekend verkondig
da’k dat klereding nog ‘s vermoord.
Als ook dat geen gevolg heeft - godbetert! -,
wordt ‘t hard tegen hard, geen pardon!
Ik verbaas mezelf - als elke ochtend -;
wist niet dat ik zo vuil bekken kon!
Bij elk woord dat ik schreeuw
spat het slijm uit m’n keel,
heel m’n rochel gaat scheldend verloren,
‘t is hij of ‘t is ik,
óf ik win, óf ik stik,
ammereet als de buren me horen!
Na een strijd die een uur lijkt te duren
neemt de weerstand geleidelijk af,
tot ik schuimbekkend rust kan hervinden -
nog éen keer en dit bed wordt m’n graf!
Net voordat ik me afgemat omdraai,
geef ik gauw nog een rotmep kado
aan die vloek voor m’n ongestoord leven;
aan m’n kankerverwekkerradio.
© Vin 2002