MANK
In oosterse sprookjes zijn naga’s en draken
- en sfinxen, demonen en dies -
volkomen plausibele, wereldse zaken.
Geen mens zal ervan van zijn repelsteel raken.
Doch zelfs in de Oriënt dient men te waken
voor ongeloofwaardigheid. Kies
dus als schrijver liefst niet voor onmooglijke wezens,
hou immer de logica hoog.
Getrouwheid aan’t leven - een loffelijk streven -
en realiteitszin zijn waardevol, tevens
moet men zich steeds hiervan rekenschap geven:
een anomalie springt in’t oog.
Zo stoorde ik mij, in de ‘Sheherazade’,
recentelijk nog aan een beest
dat met nét iets te veel fantasie werd beladen.
De bron van’t idee liet zich makkelijk raden.
Maar juist dat ‘iets te’ kan’t verhaalplezier schaden.
Er gaat dan iets mank, wijl men leest.
Volkomen absurd, dit gedierte,
zo irrealistisch als wat.
De stelling ‘In Bagdad, daar mag dat’
is kwats, een onjuistheid ontsiert de
tekst als een fee met een wrat.
Foei, gij schrijver die zomaar wat heen klooit!
Wat een nonsens, zo’n duizendenéenpoot!
© Vin 2021