STIGMA
Daar hebben we het kerkje van kanunnik Vandergeest,
of meer precies: daar hebben we zijn bouwval.
Het moet nochtans een paar jaar t’rug zeer toonbaar zijn geweest,
zo zegt men, de herinnering verflauwt al.
De dorpsgemeente, bijbelvast, godvruchtig,
gaat elke zondag, trouw als een kortjakje,
ter preke in het hulpbehoevend bouwwerk,
en doet een flinke duit in’t kerkezakje.
Als altijd met de opbrengst hoogst verguld,
zijn buidel tot de rand toe vers gevuld,
komt Vanderg. het godshuis uit.
Daar staat hij met zijn rijke buit.
Je vraagt je af: wat doet hij met z’n fondsen?
Hoe komt het dat een eens zo statig pand
in zulk een sjoofle toestand is beland?
Kom, we blijven maar eens in zijn spoor
- misschien heeft ‘ie niks door -
en onderzoeken de geruchten die reeds gonzen!
Krijg nou wat zeg! Ziet u hem nog? Hij is hem al geknepen!
Dan rest ons niets dan post te vatten bij de pastorie;
daar duikt ‘ie vast vanzelf weer op, of is hij zo geslepen
zich schuil te houden voor een dag of drie?
( We zijn potdomme uren verder,
waar blijft die frauduleuze herder?! )
Sst! Hoor ik niet iets komen?
Daar is ‘ie, rijdend in
een nieuw collectebusje,
met opperbeste zin,
want ik zie hem duid’lijk zingen,
hij hupt achter het stuur.
We leggen hem meteen maar
de schenen aan het vuur!
Kijk, daar loopt hij naar de achterkant
- of beter nog: daar host ‘ie -,
die boordevol met dozen luxe goed’ren zit,
en lost die.
Dáar gaat zijn revenu dus heen!
het onderhoudsbudget verdween
voor kratten port en bisschopswijn,
sigaar per gros, zalm per dozijn
en allerhande luxueuze, wereldse gemakken.
Eens zien hoe hij zich hieruit redt!
Hij schijnt niet al te zeer ontzet
nu wij hier voor zijn snufferd staan,
die kerkezak, die kleptomaan,
hij stelt zelfs voor er óok maar een te pakken!
“Kom, broeders, laat ons drinken
op Christus, onze Heer!
Gedenken we zijn voorbeeld.
‘K heb binnen nog veel meer!
Ik hoef me nergens voor te schamen”,
zegt hij jolig, nonchalant,
“ik hou me keurig aan de Bijbel, want
ook Jezus had een gat in zijn hand!”
© Vin 2006