ONDER EDE
Als christelijk politicus terecht te moeten staan,
hoe fnuikend voor zijn roep, zijn reputatie!
Het kostte hem gauw drie, vier jaar, het kostte hem zijn baan.
Er was geen kans op vrijspraak of op gratie.
Zijn klamme handpalm rustte op de bijbel.
Hier vroeg men hem te zweren bij de Heer
de waarheid te verkonden, en zowaar, hij voelde twijfel -
misschien moest hij’t maar doen dan, voor één keer.
Met God als zijn getuige, onbevreesd
- hoewel het in zijn haagse hart ook pijn deed -,
sprak hij, zo eerlijk als hij nooit nog was geweest:
“Ik beloof te zullen liegen tot ik barst, dat is míjn eed.”
© Vin 2010