DOMINUS IUVENIS
Daar hing hij dan,
de Zoon van God,
te bungelen aan het kruis,
te kijk gezet,
genageld aan de schandpaal.
Wat hulp van Pa,
‘t zou handig zijn,
maar die gaf mooi niet thuis.
Geen wond’ren nu,
geen teken, zelfs geen taal.
Verraden door zijn aanhang,
verraden door zijn volk,
door koning, door discipelen, door Hém.
Een heuveltje, en ginds Jeruzalem,
zijn uitzicht was - zacht uitgedrukt - bewolkt.
Dit was het dan, zijn eind, zijn requiem.
De hoop verdampt,
de geest bedrukt,
en alles deed hem zeer.
Een engel nu,
ter redding,
maar de kans daarop was nul.
Dus hing hij daar,
de Zoon van God,
ofwel de jonge Heer,
en inderdaad,
dat wás hij:
zwaar de lul!
© Vin 2012