STRAAL!
Heel z’n leven al was hij een grote zeikerd,
elke pispaal moest ‘t vroeg of laat ontzien,
in zijn lulvermogen had hij geen gelijke,
en hij was ook nog een blaaskaak bovendien.
Met z’n vieren op een rij,
de knopen los, de gulpen open,
goede vrienden, zij het ongelijk bedeeld,
leggen ze aan met veel tamtam
( ze hebben íets te veel gezopen ) -
weer is hij ‘t die de show luidruchtig steelt:
“Als je ‘t doet”, lalt hij bombastisch,
en verzamelt al z’n krachten,
“moet je’t doen met overtuiging,
‘t is een kunstvorm, een metier!
Dus geen lullige vertoning
met een slap en zielloos boogje,
maar een straal, recht als een meetlat,
van een metertje of twee!”
Dan haalt hij éen keer nog diep adem, spant z’n spieren,
en spuit z’n blaasinhoud de avond in, en masse,
in een strakke baan als uit een sasturbine,
en kweelt opgewonden: “Kijk, ik water pas!”
© Vin 2003