SNEL WEG
D’r was een truck gekanteld
bij knooppunt Roeterlaken,
De A tweezesentachtig
zat hopeloos verstopt.
Een megatank vol zoutzuur
lag dwars over het wegdek,
daarachter in een monsterfile,
dicht opeengepropt,
de spits van kwart voor zeven,
al toeterend en vloekend,
de strakgeplande dagtaak
volslagen lamgelegd.
Gevaarlijke transporten
die hoorden op het spoor thuis,
zo’n vat vol chemicaliën,
wie kreeg dat ding weer weg?
Nog vóor er hulp verscheen
begon ‘t kreng te lekken,
vijftigduizend liter,
hooggeconcentreerd,
kroop langzaam over’t asfalt,
vrat zich door de rijen,
beet zich in het rubber,
ongeïmponeerd.
Nu hád je ze ‘s nodig,
en prompt bleven ze weg,
die pummels der politie -
of eender wélke noodploeg;
de hele zooi stond blank,
een rampenplan was nodig,
begreep men niet dat dit
om inzet in het groot vroeg?
En ja, twee uurtjes later slechts
was’t reddingsteam al ras op komst,
in chemische beschermkledij
en maskers uitgedost.
Op gigachaos voorbereid,
met waterspuit en takeltuig
- dat zoutzuur was gevaarlijk spul! -,
zo kwam men aangecrosst.
Te laat, zo bleek al snel,
toen men maar dóor bleef rijden;
de file had zich reeds
volledig opgelost.
© Vin 2006