VERSPRINGEN
De wedstrijd was bijna gelopen.
De winnaar stond eig’lijk wel vast.
Daar kwam hij alweer aangekropen
voor zijn laatste sprong, rank als een spast.
Het speervangen had hij al binnen,
en hij kopte de kogel ‘t hardst,
sloeg meer horden dan wie ook doormidden,
fanatiek en van allen’t getartst.
En zelfs nu, ondanks spalken en lagen verband,
was hij veruit ‘t felst en getergdst,
nam een ziedende aanloop,
vloog stuit’rend omhoog,
kwam wild zwaaiend terecht
in een doodlijke boog,
landde krakend, het hoofd naar beneden,
op de afzetbalk, net buiten’t zand,
waarop enkel wat haar nog bewoog -
en won;
hij versprong zich het ergst.
© Vin 2010