124 Psraakverdarring

PSRAAKVERDARRING


“Goedemiddag dokter Deps, U bent de logopedist?”

“Gaat U zitten, heer van Wattem, neemt U plaast.”

“Doe ik, doe ik, dankudel. Ik hoop verdraaid dat ‘t derkt,

‘t is niet eenvoudig zo’n gedoonte af te dennen.”

“Verklaar U nader altsublieft, ik heb tot dusver niest gemerkt,

‘t gaat wellicht om iest subtiels en delicaast?

Weets U vooral gewoon Uzelf, vrijuit, vermist

ik zeer discreet ben kunt U ‘t mij geruts bekennen.”

“Ik kan de ‘d’ niet zeggen.”

“U kunt de ‘d’ niet zeggen?”

“Inderdaad ja, dat is juist, de letter ‘d’."

“Wel, dat is waarlijk wonderbaarlijk,

want dan weet ik waar het wringt,

wat er wortelt in Uw wezen, als het ware.

Ik wil wedden: ‘t zit gewis tussen de oren.

‘T is meer waan dan werk’lijk wanpsraak, naar het klinkt.

Dus we kunnen ons het weeklijks werk bepsaren;

zo’n ‘d’ fixe, dat is gewoonweg ongevaarlijk.

Laat Uw welzijn door zo’n wissewas niet tsoren!”

“Denkt U derkelijk?”

“Dat doe ik.”

“Del verdraaid, dat is me dat!”

“Heer van Wattem, zelden hoorde ik de ‘d’ zo donders duid’lijk.”

“Hartverdarmend!”

“En daarnaats ook nog zo dikwijls bovendien.”

“Potverdrie!”

“Ik hoef U daarvoor dan ook, dus, niet meer te zien.”

“Gedeldig zeg!

‘T zal daarschijnlijk dis zo dezen als U ‘t hoopverdekkend uitdrukt.

Uw doordendeldaad geeft de dijf’laar moed!

Mijn diepste dank hoor, dokter Deps!”

“Graag gedaan, het ga U goed!”

© Vin 2008