181 Tijdreiziger

TIJDREIZIGER


“Keek wie daar aankwam!

Zag hem eens gingen!

Liet ons bedachten

hoe wij hem ontvingen.

Vlug! Liep naar binnen

en greep uit de kast

spijzen en drank

voor de nad’rende gast!

Sprak me niet tegen!

Deed wat ik zei!

Heette hem welkom,

was gul en gastvrij.

Schoof nog een stoel

uit de serre erbij.

Bood hem een plaats aan de tafel,

bewees hem de bovenste eer,

schonk hem de zuiverste koffie,

en noemde hem netjes mijnheer!

Wat hield je nu op, af en tegen?

Mankeerde je iets aan’t gehoor?

Vertelde dat nóg eens!

Dat kon je niet meenden!

Moest ik dat geloofden?

Verrekte! Ging henen!

Dat overkwam míj niet!

Droop af! Nam de benen,

voordat ik m’n kalmte verloor!

Ach, liet ook maar zaten,

ik had me bedacht.

Het kon weleens waren,

geheel onverwacht,

dat jíj hier gelijk kreeg.

Verhipte, welk pech,

die gast, dat was gister,

die was lang alweer weg!”

© Vin 2013