156 Aan de fles

AAN DE FLES


Ik zie ze buitelen in de wei,

ze zakken steeds weer door de pootjes,

lopen, overdreven blij,

haast tegelijk in zeven slootjes.

Wollig, lollig lentegrut,

die met de fles gevoede beessies,

zetten’t schapenras voor schut,

vieren alle dagen feessies.

Goed, ze verdrinken hun verdriet;

geen moeder ooi, geen vader ram,

maar dat verhult de schande niet:

zo jong, en dan al lam!

© Vin 2011