296 De ogen bedrogen
DE OGEN BEDROGEN
Ik dacht haar te hebben gevonden,
de vrouw van mijn dromen, alsnog.
Een prachtige beeldschone blonde.
Wat laat, maar dat gaf niet; dan toch!
Ik liep langs de werken van Escher,
tentoongesteld voor het publiek,
en ik wist weliswaar wel: men flest je’r
met een wonderlijk beeldmozaïek,
met onmooglijke, vreemde constructies
die de ogen verwarren, maar toch
leek het een van de mooiste gelukkies
dat ik haar daar ontwaarde. Edoch,
ze bleek, toen ik gretig nabijkwam,
zwartharig te zijn, en vooral
oerlelijk. U denkt dat ik ijl, zwam?
Geheel niet. Het was een geval
van deceptie, misleiding, bedrog,
geheel in de lijn der confusie
die gewekt werd door’t werk
dat getoond werd. ‘T was sterk,
maar de waarheid was niettemin - och! -
dat mijn droomvrouw niets meer
bleek te zijn - bah, alwéer! -
dan een optische eh… desillusie.
© Vin 2021