DOOIE PIER
Hij kon zich weerom niet bedwingen,
had een opperbest humeur.
De pier was ‘La la’ aan het zingen
voor een heilbot en een steur
die met grote schelvisogen
naar’t aanstellerig labeur
van de opgewekte worm zaten te staren.
Ja, ze konden dat wel smaken,
meer die pier nog dan zijn zang.
Heerlijk mals tussen de kaken,
en hij was zo lekker lang!
Nee, men had geen mededogen,
ook al was dat dan wat wrang
voor de pretfalset die niet wilde bedaren.
Nog een laatste ‘La la’ klonk, toen restte stilte.
Steur had kop en heilbot kont. Ze zogen hard
om het grootste stuk te krijgen van de zilte
zeeversnapering, het langste en dus allerbeste part.
Doch een grote burgemeester
(een soort meeuw, zoals u weet)
maakte zich meester van het beest, d’r
klonk een dubbelkeelse kreet,
maar de vissen visten achter’t
net dat net nog bij de vleet
goede vulling bood aan hongerige magen.
‘Ha!’, dacht pier, ‘Nu kan ik zingen
voor een waardig, chic publiek,
voor de hoogstgeziene kringen’.
Welk een tragische tragiek;
almaar luider - dus niet zachter -
klonk gekrijs, géen feestmuziek
uit het meeuwennest, in akelige vlagen.
Geen ‘Veldgids Vogels’ zal een meeuw er bij de zangers tussenwringen.
‘Ach, shit happens - of guano. Niets om uit je vel te springen.
Op de spelingen van’t lot valt ook voor mij niets af te dingen.
Volgend keer maar méer geluk’, aldus de pier van Scheveningen.
© Vin 2024