Dinsdag 10-08-10 en woensdag 11-08-10, st. Helens Pool-l’Aber Wrac’h (Bretagne) 113 mijl. We zijn overgestoken en gelukkig weer heelhuids aangekomen, in Bretagne dit keer, terug naar UTC+2. De laatste dag op de Scilly’s brengen we rustig door met het voorbereiden van de oversteek.
Zo is er een huis dat in vorige eeuwen werd gebruikt als quarantaine voor mensen, die mogelijk een besmette ziekte hadden, voor ze werden toegelaten tot Engeland. We eten om half zes en daarna gaat het anker eruit, zwaaien we naar Mike en tuffen voorzichtig tussen eilanden en rotsen door naar open zee. Het wordt een vergelijkbare oversteek met de vorige: wind achterop (wel minder), genua uitgeboomd, rollend op oude swell die dwars op Inísh staat. Verder gaat het voorspoedig en in de middag van de 11e doemt voor ons het silhouet van Bretagne op, lager dan verwacht. We moeten een invaart zoeken tussen rotsen die overdadig is gemarkeerd met boeien en lichtenlijnen. We komen goed binnen en krijgen een mooi plekje aangewezen aan een drijvende steiger van de marina. Het ziet er gezellig uit in l’Aber (Keltisch voor estuarium) Wrac’h (Keltisch voor ??). Ontspannen sfeer, al een beetje zuidelijk. We herkennen veel Keltische invloeden, ook hier. Eindelijk weer eens alle voorzieningen zoals water, elektra, douches en winkels aanwezig.
. . . doen boodschappen, gaan douchen, maar vooral heel lekker eten in één van de kleine bistro’s aan de haven: een poulé pecheur: allerlei soorten vis en fruits de mer, groente en aardappelschijfjes, in een grote sudderpan met saffraansaus, heerlijk.
Vrijdag 13-08-10, l’Aber Wrac’h-Camaret, 30 mijl. Om tien uur het zeegat weer uit, met voor de boeg de Chenal du Four, een soort vaargeul tussen de vaste wal en het eiland Ouessant (dat ik graag had willen bezoeken, maar ja, je kan niet alles). Voor het Chenal zijn we gewaarschuwd, zowel door andere zeilers als door de Reeds Almanac, het kan daar flink spoken, in ieder geval flink stromen met draaikolken en brekers. Daar merken wij weinig van, misschien omdat we de doorvaart goed gepland hebben. Ook hebben we de wind mee, dus in de stroomrichting. In ieder geval is het er net zo rustig als in het Noord-Hollands Kanaal. Wel lekker stroompje mee natuurlijk, maar zo weinig wind dat we meer vaart door de stroom lopen dan door de wind. Later gaat het nog wel even flink blazen in de Rade de Brest, die we een klein stukje binnenlopen naar onze volgende haven, Camaret:
een heel gezellig plaatsje aan het waterfront met een prachtige oude verdedigingstoren, een Hoofdtoren in het Frans, zeg maar:
Brest zelf is ons afgeraden om te bezoeken. ’s Avonds worden we nog vergast op twee dixielandorkesten, maar vooral op een geweldig mooie Franse pijperband (of hoe dat hier ook heten mag, Frits [vdH] weet dat vast wel). Díe konden mooi spelen en trommelen, ik heb er van genoten. Aan het eind van de avond gaven ze nog een gezamenlijke jamsessie met één van de dixielandbands, met een beetje drank op kan alles.
Zaterdag 14-08-10, Camaret-Audierne, 28 mijl. Vandaag weer een nieuwe uitdaging: de Raz de Sein, weer een doorgang tussen vasteland en eiland, het Île de Sein ditmaal, waar het helemaal verskrikkelijk tekeer kan gaan en waar je volgens de Reeds alleen tijdens de kentering (slack water) doorheen mag, want anders . . .
. . . Ik dus heel zorgvuldig plannen, maar ja, als je vijftien mijl vooraf te gaan hebt, hoeveel wind heb je dan en wat zal dus je snelheid zijn, en hoeveel stroom krijg je precies mee. Eerst hebben we weinig wind en dreigen we te laat te komen, dus motortje d’r maar bij, kwartier later waait het 5 bft, we lopen als een speer, motor uit, krijgen ook nog 2 knoop stroom mee, shite, we komen te vroeg. We zien ook een paar andere jachten te vroeg aankomen en van de andere kant komen ook al jachten opgestoomd, dus zo’n vaart zal’t wel niet lopen. Wij door, en inderdaad, het lijkt gisteren wel, weer een rustig doorvaartje met weinig wind bij de kaap, rare zee in dit Frankrijk, in de UK waait het altijd dubbel hard bij de kapen. Maar ik blijf toch maar voorzichtig denk ik. Na de Raz krijgen we weer een stevige bakstagwind voor -of liever achter- de kiezen. Het waait af en toe 30 knopen (7 bft, 4 voorspeld, dit zal dan die extra kaap-wind zijn), teveel zeil op eigenlijk, maar ik draai alleen de genua een stukje in en met een vaart van 7-8 knopen scheuren we over vlak water (landwind) met veel wit gebruis om ons heen naar de beschutte ankerplaats bij Audierne, waar we lekker in de zon vanuit de kuip genieten van de watersportdrukte rondom. We blijven ook lekker aan boord vanavond.
Zondag 15-08-10, Audierne-Concarneau, 37 mijl. Een makkelijke dag vandaag. Mooie weer, weinig wind. De spinnaker gaat erop en brengt ons het grootste deel verder. Als in de middag de wind aantrekt naar tegen de 20 knopen haal ik de spi eraf in de verwachting dat het zo blijft, maar even later zakt het weer in, zodat ik spijt heb van het weghalen. Maar ja, dat zijn zo de kleine ergernissen van de zeezeiler. Concarneau is een vrij grote stad, op zich niet zo interessant, maar er is wel een mooie ommuurde oude stad, “la ville close” waar we een bezoek brengen, nadat we op het marktplein op een terrasje in de zon lekker hebben gegeten. Het is mooi maar ook erg commercieel met veel winkeltjes, galerietjes en eethuisjes.
la ville close
Maandag 16-08-10, Concarneau-Kerdruc, 15 mijl. De volgende ochtend gaan we naar de markt, wandelen langs de boulevard, gaan nog een keer naar de markt en ’s middags hijsen we de zeilen weer voor opnieuw een zonovergoten tochtje met een windje vier achterop naar een ankerplaats aan de monding van de rivier de Aven, maar omdat we aan lagerwal dreigen te geraken gaan we, na het avondmaal, met half tij (eerder kunnen we er niet in i.v.m. ondieptes) naar Kerdruc, een heel klein dorpje verderop aan de rivier. Het is er erg mooi, maar ook bomvol met jachten en vissersbootjes die tussen twee moorings langs de rivier zijn geparkeerd. We hadden gedacht te ankeren, maar zoeken ook maar een plekje tussen de moorings. Er is er één vrij, maar in de loop van de avond komt de eigenaar aanvaren, die ons gastvrij ons plekje gunt en naast ons afmeert. Om zes uur ’s morgens is ie alweer vertrokken. We hebben ook onze “solaire douchezak” herontdekt, die in dit zonnige weer lekker warm water levert, zodat we in de kuip kunnen douchen.
Dinsdag 17-08-10, Kerdruc-Belle Isle, 34 mijl. Om tien uur maken we los van de mooringlijn en varen voorzichtig langs kasteel en buitenhuizen het riviertje weer af met als bestemming het mooie eiland Belle Isle. Het is bewolkt voor de verandering en na een uurtje gaat het regenen, eerst zachtjes, later serieus, het kan niet alle dagen feest zijn. We hebben wel een mooie halve wind uit het zuidwesten, zodat Inísh met een zevenmijlsvaartje naar onze volgende bestemming, Sauzon, aan een inham op Belle Isle, huppelt.
Daar moeten we samen met andere jachten weer tussen twee moorings afmeren. Uiteindelijk liggen we met 13 jachten aan 2 mooringlijnen geknoopt. Ik blaas de dinghy op en we wandelen wat door het pittoreske Sauzon, zo maar wat foto's:
en natuurlijk weer naar een klif om over de zee uit te kijken. ’s Avonds klaart het weer op.
Woensdag 18-08-10, Belle Isle-Morbihan-Crouesty, 25 mijl. Vandaag is het mooi weer en gaan we voordat we verder zeilen eerst met de vouwfietsjes (een deel van) het eiland verkennen. Daarvoor parkeren we Inísh aan een enkele mooring buiten de haven. Belle Isle is mooi, zoals de naam zegt, maar heel anders dan de eilanden in Schotland en Ierland die we gewend zijn. Hier is het veel minder groen, het zal dus wel veel minder regenen. Bovendien is het eiland eigenlijk een vlakke pannenkoek die een meter of vijftig uit zee steekt, doorsneden met wat rivierdalen en ravijnen waarin de meeste bomen en struiken groeien. Die zijn ook het mooist. Bovenop alleen wat groepen naaldbomen en veel dor gras. De oostkant is het meest beschut en ziet er ook het weelderigst uit, met de meeste bebouwing, die wel heel schattig is, vaak ruwe stenen met in mooie pasteltinten geschilderde kozijnen en luiken. Er zijn ook héél véél vakantiebungalowtjes zo nagebouwd. De sfeer is bepaald zuidelijk, zoals overal in Bretagne, en wij worden er ook een beetje door aangestoken.
Tegen tweeën maken we los van de mooring en zeilen we weer richting vaste wal, vlak langs een ander mooi eilandje, Houet, waar we niet stoppen, onze volgende bestemming is de Golf de Morbihan, een binnenzee met heel nauwe ingang waar het heel hard kan stromen. We komen daar een paar uur voor de kentering aan, maar omdat we andere jachten naar binnen zien gaan, proberen wij het ook. In het begin gaat alles goed, we hebben niet eens zo heel veel stroom tegen, maar als we binnen zijn en een paar bochten in de vaargeul moeten volgen, gaat het wel vijf knopen stromen, heel hard waaien, het water bruist en breekt en draaikolkt, en dan . . . . valt ineens de wind weg, die even een 6 bft was en we stromen dwars-uit naar een ondiepte, zodat de kiel met een heeeel akelig geluid door de rotsen wordt geschraapt, en boem, daar liggen we. We gaan onmiddellijk overstag en terug met dichte zeilen en motor aan, waardoor we bijna meteen weer losschieten met opnieuw een heeeel akelig geluid. We gaan met kloppend hart terug naar buiten, nu met tien knopen over de grond, van dit water hebben we onze bekomst, we controleren het vlak (de bodem) van Inísh, maar hoogstwaarschijnlijk hebben we ook deze vastloper zonder schade, maar wel mèt weer een forse deuk in het ego, overleefd.
We zoeken een veilige marina op om onze (geestelijke) wonden te likken en bij te komen van de schrik. Daar trakteren we onszelf maar op frites met mosselen (ik) en een salade (Josien) op een terrasje aan de haven. Van de schrik en de stress vergeten we foto's te maken.
Donderdag 19-08-10, Crouesty-Piriac, 23 mijl. Ontbijten, douchen, boodschappen, brief naar Aidan en dan trossen los voor een makkelijk tochtje, met weinig wind en alweer zon, naar Piriac, een ons aangeraden haventje, waar we voor vieren (half tij) moeten aankomen omdat er een dam bij de haveningang is, waardoor bij laag water een bassin met hoger peil ontstaat en wij blijven drijven. Dat lukt, we zijn ruim op tijd binnen en vinden Piriac inderdaad een leuk stadje. We worden vergast op een band die een mix van western, cajun en rockmuziek speelt tot negen uur ’s avonds. Wel het aanhoren waard, al had ik liever Bretonse shanties gehoord natuurlijk.