Donderdag 04-10-2012 – zaterdag 13-10-2012, Vava’u, Tonga. Donderdag zijn we weer wat uitgerust van de woelige en natte oversteek. Het miezert nog een beetje, maar we moeten inklaren, dus gaat de dinghy te water en met ons naar de wal. Het inklaringskantoor is een loods waar een paar aftandse bureaus staan met daaraan een paar slaperige ambtenaren, alleen de douane heeft wat te doen op het moment, de immigratie-, health- en agriculture-ambtenaar komen alleen in actie bij jachten uit het buitenland. We worden netjes en redelijk snel geholpen, al moeten we wel weer drie formulieren invullen met dezelfde gegevens die we ook al in Niuatoputapu hebben neergepend. Als we het dorp een beetje hebben bekeken (het is hier veel sjofeler dan in Samoa, valt ons op) en geprobeerd hebben om interneturen voor aan boord te kopen (lukt niet, want er is iets mis met de hotspot, jammer, we verlangen naar contact met het thuisfront en willen graag ons vaarbericht uploaden) en we bij de dinghy aankomen, blijkt die weer vol water te staan (kreun). Ik laat het water er uit lopen maar onderweg naar Inísh aan de mooring krijgen we alweer natte voeten, dus gaat de dinghy maar weer aan dek, met water erin, zodat we kunnen constateren waar het lekt (asseterinkan, moet het er ook weer uitkomen). We vinden het lek al snel en besteden de middag opnieuw aan dinghyplakken. De volgende morgen wil ik ’t bootje weer te water laten maar merk tot mijn ontsteltenis dat nu een van de buizen lek is, shit, shit, shit. Een rolberoerte krijg je dervan! Maar als ik met zeepsop in de weer ga blijkt alleen het ventiel te lekken en als ik dat heb schoongemaakt en ingesmeerd met vaseline blijkt het luchtlek dicht en na een nieuwe tewaterlating het waterlek ook nagenoeg. Zucht van verlichting! Dan rap naar het internetcafé bij het dinghydok, waar we mails lezen en beantwoorden, het thuisfront melden dat we weer min of meer in de bewoonde wereld zijn en vaarbericht 15 uploaden. We ontmoeten nieuwe en oude bekenden en gaan boodschappen doen in het dorp, waar het vandaag (vrijdag) wemelt van de schooljeugd in lafalafa (zie v.15). ’s Avonds gaan we lekker uit eten in het internetcafé
Zaterdag wandelen we de naast het dorp gelegen tafelberg op, met mooi uitzicht over Vava’u en omliggende eilandjes, waar we de komende week nog een paar ankerplaatsen gaan bezetten. Ook ontmoeten we de crew van onze buurboot Legacy en een Franse solozeiler (bootnaam Clio) waar we een leuk contact mee hebben op de gezamenlijk afgelegde terugweg. Daarna weer naar het internetcafé, o.a. om mijn vliegreis naar Nederland te boeken: 29-30 november heen en 23-24 december terug. Worden lange vluchten. ’s Middags bezoeken we Debby en Don op Buena Vista, die we kennen van Frans Polynesië, gezellig bezoekje, en we krijgen gegevens van het Minerva Rif, twee kleine atollen op een derde van de oversteek Tonga-Nieuw Zeeland, waar we (indien nodig) beter weer kunnen afwachten voor de rest van de oversteek.
Zondag een rustige dag aan boord, vanaf de wal bereikt ons af en toe het klokgelui en de prachtige kerkzang. ’s Middags krijgen we bezoek van Etienne van “La Luna”. We wisten dat ze op Vava’u waren, maar ze zijn nu ook terug in Neiafu. Hij blijft de rest van de middag bij ons aan boord kletsen en ’s avonds komt Denise erbij en gaan we met z’n vieren wat eten aan de wal.
Maandag willen we uitklaren en de meer afgelegen eilandjes en ankerplaatsen gaan bezoeken, maar eerst ga ik ’s morgens met de dinghy gas halen, want we hebben onze laatste fles aangesloten. Dat wordt een speciale operatie. Etienne had al een hint gegeven. Eerst zeggen de mannen dat ze onze fles niet kunnen vullen omdat ze geen aansluitnippel hebben, en ja, de regels, maar na veel gezucht en teleurgesteld kijken gaan ze overstag, zetten de fles goed vastgeklemd scheef en drukken de vulslang zo vast mogelijk tegen het ventiel van de fles. Oké, d’r lekt af en toe wat gas weg maar ze slagen er toch in om 5kg. butaan in de fles te proppen, ik blij terug naar Inísh, voorlopig kunnen we weer koken en bakken. Dan moeten we gaan uitklaren maar we hebben allebei een slome bui en eigenlijk niet zo’n zin om aan het werk te gaan. Morgen gaan we vroeg. Dus dinsdag, na het cruiser net, gaan we meteen de wal op richting de kantoorloods. Maar als we nog even langs La Luna varen, vertelt Etienne dat het immigratiekantoor ergens anders is en de loods alleen wordt gebruikt voor inklaren. Dus wij het immigratiekantoor opzoeken en daarvandaan worden we doorverwezen naar het portoffice, dat zou je aan de haven verwachten, maar is geheel aan de andere kant van het dorp boven op een heuvel. Dan nog naar de douane in de loods. Op het cruisernet hadden we gehoord, dat om 11 uur iemand een verhaal over aankomen (met de boot, niet qua gewicht) in Nieuw Zeeland gaat vertellen, dat pikken we nog even mee. Overigens veel onnutte informatie, maar ook een paar waardevolle inlichtingen. We nemen er (tijdelijk) afscheid van Don & Debby en Denise & Etienne en dan gaat eindelijk om twee uur Inísh los van de mooring en zeilen we op de kale genua met 10-25 knopen wind naar een mooie beschutte ankerplaats waar het mooi snorkelen moet zijn.
De volgende ochtend roept Jan Bart ons op voor de koffie, maar het is helaas één van de af en toe dagen dat ik migraine heb, dus zeggen we af met pijn in’t hart en blijven waar we zijn. ’s Middags klaart de koppijn wat op en gaan we naar het strandje, waar we zowaar een karrespoor ontdekken dat ons naar een dorpje brengt, dat heel idyllisch aan de baai ligt, waar we eerst wilden ankeren. Helaas camera vergeten, we hadden hier niet op gerekend. Josien maakt een heerlijke ovenschotel met aardappels, kool, kaas en corned-beef. ’s Avonds zien we de lichten van een gigantische vissersboot, blijkt later een Chinese tonijnvisser te zijn, die tot grote verontwaardiging van de eilanders hier de toegangsbaai naar Vava’u komt leegvissen, maar aangezien we geen enkel Tonga’s overheidsschip hebben gezien, zijn ze waarschijnlijk vrij machteloos. (later horen we over de marifoon dat er een Amerikaans kustwachtschip is binnengelopen, misschien heeft die er wat aan gedaan).
Donderdag gaan we ankerop (een hele hijs, we moeten het samen doen, want het anker lag op 15 meter) en vinden we een vrije mooring achter het eilandje Lape, alwaar zaterdag een groot eetfeest was voor de cruisers, die er konden doneren voor verbeteringen aan het dorp. Een mooi initiatief van de dorpelingen!
Maar in een halfuurtje zijn we erdoor en keren terug naar Inísh. We voelen ons altijd een beetje gluurder als we zo’n dorpje bezoeken en vragen ons af, of we de privacy niet teveel schenden. Daarom vragen we ook altijd toestemming om er te wandelen, maar ja, dat kun je niet aan iedereen doen. Vrijdag maken we los van de mooring en gaan naar een volgende ankerplaats, van waaruit we naar de Coral Garden kunnen, moet één van de mooiste koraalgebieden zijn, we gaan het zien. De ankerplaats is heel mooi, goed beschut met gouden zandstranden, wuivende palmen en grillige rotsformaties. Er liggen al wat jachten maar er is plek zat, al moet het anker wel weer 16 m. diep. Als we ons geïnstalleerd hebben gooien we de snorkelspullen in de dinghy en gaan naar het strand vanwaar we naar de Coral Garden zouden moeten kunnen lopen. Maar helaas staat er een forse branding op het rif tussen het beloofde (onderwater)land en ons. We zien er vanaf. Als het om vier uur bijna hoogwater is, probeer ik het zwemmend over het rif. Af en toe krijg ik een brekertje in de snorkel, maar het lukt net zonder met de buik over het koraal te schuiven. En dan wordt mijn moeite ook dubbel en dwars beloond, want ik heb nog niet zo’n prachtig, veelkleurig, uitgebreid koraalgebied gezien met zoveel exotische vissen gelardeerd. Natuurlijk ben ik de onderwatercamera weer eens vergeten, maar ik denk ook niet dat deze pracht makkelijk in foto’s is te vangen. Na een uurtje stil genieten waag ik de zwem terug over het rif en vind het spijtig dat Josien dit niet heeft kunnen meemaken.
En op de terugweg ontdekken we een leegstaand gebouwtje met een vol regenwaterreservoir (het heeft tenslotte flink geregend) waar we dankbaar 80 liter van aftappen om de tanks bij te vullen. Als het al begint te schemeren zegt Josien opeens: we hadden eigenlijk terug moeten gaan naar de mooring, een betere uitgangspositie voor de tocht van morgen naar Ha’apai, de volgende eilandergroep. Dat is 65 mijl varen, kan net in een dag als je om zes uur vertrekt, maar ankerop gaan van diep water met koraal kan nog wel eens extra tijd vergen. Nou kom op, zeg ik, het kan nog. Wij dus weer met veel moeite het anker naar boven halen (zit gelukkig nergens achter) en op de motor de twee mijl terug naar de moorings van Lape. Maar de avond valt snel in de tropen en als we aankomen is het echt donker. Er ligt een jacht en de schipper geeft aan waar de volgende mooring ongeveer moet liggen. Ik ga zo varen dat we zicht hebben op het water waar nog een klein beetje licht van de avond op is, Josien is getooid met de koplamp en ja hoor, we vinden de volgende mooringboei. Even later komen de buren ook aanscheuren in hun dinghy om te helpen (jofel van die Engelsen!), maar dan hebben we al vastgemaakt. Even goed hartstikke bedankt natuurlijk.
Zondag 14-10-2012, Vava’u – Ha’ano, Tonga, 65 mijl. Zondag gaat om 5:30 uur de wekker, gauw een bak koffie erin en weer los van de mooring, op naar Ha’apai. Als we het grootzeil hebben gehesen (met een rif, het gaat 20 knopen waaien, met wel de hele dag zon) en om de hoek van het eiland komen zien we voor ons een ander jacht ook die kant opgaan: Victory. We hebben even marifooncontact. Ze melden dat ze nog niet naar het hoofdplaatsje Pangai gaan maar naar de meest noordelijke ankerplaats bij het eilandje Ha’ano. Mag officieel niet, maar ja, wij zijn ook al een paar dagen illegaal aan het ankeren, dus misschien is het voor ons ook wel een goed idee. Even later zien we nog twee jachten, catamaran Gypsy Heart en megajacht Superted ons ook achterop komen. Allemaal ruim over de veertig voet, dus klein maar dappere Inísh moet ze ditmaal voor laten gaan. Het waait inderdaad pittig, 14-24 knopen, eerst 60° aan de wind, later iets ruimer. Veel witte koppen op de toenemende deining, veel buiswater. Knoopje stroom mee, zodat we ruim boven de zes per uur doen. Ergens halverwege zie ik achter ons een grote molshoop witte schuim omhoogkomen, weet nog steeds niet wat het was, mogelijk een walvis. En als we bijna bij de nieuwe eilandengroep zijn, zie ik daadwerkelijk een grote ronde walvisrug op 100 meter naast Inísh, helaas maar één keer, zodat Josien weer niet kan meegenieten.
Om half vier draaien we tussen een paar riffen, waar de zee indrukwekkende brekers etaleert, de ankerplaats op, waar naast de al genoemde jachten er nog drie voor anker liggen. Maar ze hebben een mooi plekje voor ons opengelaten.
Maandag 15-10-2012, Ha’ano, Tonga. We hadden het plan om na het ontbijt door te zeilen naar Pangai, het “hoofddorp” van de Ha’apai groep op het eiland Lifuka, maar Jan Bart vraagt ons op de koffie en dat vinden we veel te leuk om te weigeren. En als we om elf uur gezellig zitten te kouten onder het genot van een bakkie, komt Matt van Superted langs in ’n dinghy en stelt voor om ’s middags een wandeling over het eiland te maken en wij worden meegevraagd. Veel te aanlokkelijk om te weigeren en we zijn toch al te laat om legaal in te klaren, dus die dag extra riskeren we ook maar. En we hebben er geen spijt van, want Matt en Jean zijn fijne mensen, hij een Schot van de Clyde en zij een Engelse van Yorkshire en we hebben een mooie wandeling met goede gesprekken. We worden gastvrij ontvangen door de dominee en z’n vrouw, aan wie JB gisteren 20 kg. zwaardvis heeft afgeleverd en van Superted krijgen ze nog twee zakken vol voedsel. Dus als we na een lange wandeling door bos, dorpjes en langs strand weer langs hun huis komen is er een hand gevlochten mat voor ons uitgespreid en worden we verwend met heerlijke broodvruchtchips en in bloem gefrituurde vis, Tonga-fish&chips zeg maar. Daarbij krijgen we allemaal een verse kokosnoot, vol met kokosmelk, goed voor de dorst na een lange wandeling. Onderweg zijn we ook nog (de?) twee vrachtautootjes van het dorp tegengekomen vol met joelende vrouwen die melden dat ze een trotse miss. Tonga in hun midden hebben. Bloem rechts, dus ze is bezet. Ik wordt spontaan omhelsd door één van de dames, weliswaar op een dusdanige leeftijd dat Josien niet jaloers hoeft te worden.