Donderdag 15-07-10 t/m maandag 19-07-10, Killybegs. Ook in Killybegs blijven we langer dan we wilden. De radar laat alweer langer op zich wachten dan ons lief is. Bovendien is er regelmatig harde wind uit de richting waar wij heen willen.
Vervolgens nemen ze ons mee naar een vijfsterrenhotel in een prachtig aangepast kasteel van vroegere Ierse koningen, waar wij wat gegeneerd binnenstappen in onze t-shirts en spijkerbroeken, maar waar Ieren van allerlei afkomst zich in diezelfde kleding zeer op hun gemak voelen. We eten er een hamburger –maar wel van heel goede kwaliteit- en drinken er een biertje, en hebben respect voor de Ieren die ook hier gewoon zichzelf zijn, en ook de ander zien staan. Daarna rijden we langs smalle weggetjes door de mooie natuur van Donegal en nemen Aidan en Gertrud nog mee aan boord voor een kop koffie. Net als ze weggaan komt er een Engels jacht binnen dat, naar ze zeggen, door de havenmeester bij ons langszij is verwezen. Maar het is een zware motorsailor van 38 ft. Dus ik weiger en bied aan dat wij bij hen buitenop gaan, hetgeen ze accepteren. Later blijken het aardige mensen, die net terug zijn van Spanje en Canarische eilanden. Interessant!
Vrijdag blijven we veel aan boord want het is pokkenweer, veel wind en regen. Wel gaan we in een internetcafé ons 7e vaarbericht uploaden, want draadloos internet is hier nog een zeldzaamheid. We doen wat boodschappen, Aidan komt nog even langs met raadgevingen maar zonder radar en ’s avonds moeten we opnieuw verkassen, omdat een vissersboot aan de kade moet, waar wij dan weer langszij mogen. Enfin, de Engelsen en wij drijven een klein uurtje tot de vissersboot is afgemeerd, in de veronderstelling dat ze ons wel even helpen, maar niet alle Ieren zijn zo aardig, want ze verdwijnen zonder ons een blijk waardig te keuren. De Engelsen stuntelen vervolgens nog een halfuurtje om bij ze langszij te komen vanwege een hoog vissersboot-dek, waarna wij ook weer kunnen gaan liggen. Zaterdag, nog geen radar, een rustige dag met wat zon, boodschappen en wandelen.
Zondag gaan we met een Ierse lijnbus (die op zondag 1x gaat) naar de stad Donegal, en maandag, net als ik via Dekker Watersport probeer uit te vinden waar onze radar is, staat Aidan op de kant mét grote doos. Wat een opluchting.
We gaan onmiddellijk aan het werk, maar het duurt nog tot twee uur voor ik een ladder heb, en dan regent het tot half vier, we hebben héél véél moeite om de nieuwe kabel door de mastvoet te krijgen, maar eindelijk, om half tien ’s avonds, is de radar geïnstalleerd en druk ik met angst in het hart op de aan-knop. Hij doet het!! Wat een opluchting. Ik bel Aidan en Gertrud met het goede nieuws en om afscheid te nemen, want morgen gaan we eindelijk weer varen!
Dinsdag 20-07-10, Killybegs-Ballyglass, 61 mijl. Om elf uur, nadat Josien boodschappen heeft gedaan en ik de laatste hand aan de radar gelegd, gaan de trossen los. We wensen de Engelse buren met hun “Caprice” goede vaart en danken de havenmannen van Killybegs voor hun goede zorgen. Ze wensen ons ook een goede vaart en we mogen nog eens terug komen. Het is aardig weer met bijna geen wind, daarom motorsailen we aan de wind naar het zuidwesten, richting een piepklein inhammetje op 48 mijl, Porturlin, waar het volgens Aidan goed ankeren is. De ETA (estimated time of arrival) is 19:08, dus Josien maakt onderweg een heerlijke salade, die we varende-weg verorberen. En dat is maar goed ook, want tegen de avond komt er weer eens een “small craft warning”: noord zes tot zeven, zodat we een veilige haven moeten zoeken en Porturlin is open naar het noorden en vrij ondiep. We gaan toch kijken, maar een naar buiten varende visser roept ons op via de marifoon en waarschuwt dat het “very rough” zal worden, adviseert ons door te varen naar Broadhaven. Maar ja, dat is ook open naar het noorden, en er wordt door van Oord (Nederlandse baggeraar) gewerkt aan een gasleiding, dus of wij er onder deze omstandigheden kunnen liggen vraag ik me af. Ik zit al scenario’s te bedenken van een nacht doorvaren, maar we gaan toch kijken.
En wat blijkt: aan de pier bij Ballyglass liggen vijf vissersboten in twee rijtjes te schuilen voor het slechte weer en wij kunnen er als zesde mooi bij op het rijtje van twee. Het is bedrijvig van het baggerwerk, maar aan de pier hebben we daar weinig last van. En we liggen mooi vrij van swell en windgolven, hebben een goede nacht hier.
De volgende dag moeten we nog blijven want het giet (van de regen) en poeiert (van de wind). Maar achter ons piertje liggen we als in de haven van Hoorn, al loeit de wind door het want. Af en toe komen de mensen van de gasleiding eens kijken hoe het met ons gaat, nou wel goed dus.
Donderdag 22-07-10, Ballyglass-Iníshbofin, 54 mijl. We gooien de trossen los na het laatste weerbericht van de coastguard, de wind is nu 5 bft en zal nog afnemen. De baggeraars waarschuwen ons nog voor forse deining, maar we zijn wel wat gewend. Inderdaad gaat het nog flink tekeer als we uit de beschutting van de pier en de baai komen en we moeten nog een mijl of 5 hoog aan de wind (noordwest) rond een kaap, Erris Head, waar nog wat extra brekers het ons lastig maken, ik ga er maar zo ruim mogelijk omheen. Daarna voor het lapje naar het zuiden. Eerst hou ik nog een tijdje de wind schuin achterop maar als de swell wat afneemt gaat de fok te loevert en de boom eruit, zodat we met een lekker gangetje van de lange deining afsurfen. Het uitzicht is weer prachtig verzorgd. We zien zo’n beetje alle bergen van het noordwesten van Ierland aan ons voorbijtrekken, eerst die van Achill Island, dan bij Westport de mooie Croagh Patrick, die we veertien jaar geleden nog beklommen hebben (756 meter hoog!), dan de Sheffry Hills van Majo en tenslotte de Twelf Pins (of Benna Beola in het Iers) van Connemara.
Het eiland Iníshbofin, onze bestemming vandaag, ligt tegenover Connemara en is ook erg mooi (zie ons vaarbericht van 2005). We komen rond 19 uur via het nauwe ingangetje in het bijna afgesloten baaitje aan de zuidkant van het eiland, nadat we eerst nog een uurtje nauwkeurig tussen eilandjes, rotsen en ondiepten hebben moeten spoorzoeken. Maar dat ligt ons wel. Er liggen al een paar andere jachten, dat maak je hier niet zo vaak mee. Het weer is inmiddels behoorlijk opgeknapt. Zon en een matig windje, heerlijk. Ook de nacht is daardoor lekker rustig, we liggen met een gerust hart achter ons eigen anker, maar wel zoals altijd: met het ankeralarm aan.
Vrijdag 23-07-10, Iníshbofin-Clifden, 15 mijl. Na het ontbijt zeilen we rustig de haven van Iníshbofin uit en kruisen tussen de eilandjes door naar open zee. Vandaag een klein tochtje, naar Clifden, een stadje in een soort fjord in Connemara. We hebben geld, boodschappen een douche nodig. We zeilen lekker met halve wind en vroeg in de middag pikken we bij de jachtclub een mooring op, waarna we met de dinghy naar de wal roeien en een half uurtje wandelen naar de stad.
Die is inmiddels aardig “verwesterd”, en dan bedoel ik niet West-Ierland, maar de westerse consumptiemaatschappij. Dat valt ons trouwens vaker op hier, dat de oude Ierse sfeer steeds minder wordt en dat Ierland mee opstoot in de vaart der volkeren: jachtig en onpersoonlijk wordt. Veertien jaar geleden zouden we niet een half uur kunnen lopen zonder een paar keer een lift af te moeten slaan (of blij te accepteren natuurlijk) maar dat o.a. is helemaal over.
Zaterdag 24-07-10, Clifden-Roundstone, 25 mijl. We willen eigenlijk naar Inísh Mór (groot eiland), één van de Arran-eilanden voor Galway Bay, maar het zit potdicht van de mist, en als die optrekt is het te laat. Daarom gaan we naar Roundstone, een mooie baai ongeveer halverwege. Maar eerst moet Slyne Head gerond worden, en al is de wind al een tijdje matig, bij die kaap staat me toch een potje ongeregelde deining, we worden alle kanten opgeslingerd, en dan zou wat meer wind wel fijn zijn voor de broodnodige tegendruk. De sfeer aan boord wordt er helemaal mineur van. Maar enfin, ook die kaap wordt weer gerond en daarna weer met de fok uitgeboomd naar het zuidoosten. Weer spoorzoekertje tussen rotsen en brekers naar onze nieuwe bestemming. Nog even is er lichte paniek als het op de kaart erg ondiep lijkt te zijn op de ankerplaats, maar dat blijkt toch mee te vallen. We pikken een mooring op met voldoende water onder de kiel op de rede van Roundstone, een mooi plaatsje aan de voet van de Twelf Pins. Wel érg toeristisch geworden, geen Ierse sfeer meer hier.
Zondag is het een dag met slechts een paar honderd meter zicht en veel drizzle. We blijven het grootste deel ervan met een boek in een hoek van de kajuit. Later horen we van onze Ierse vrienden van 14 en 5 jaar geleden dat ze geen tijd voor ons hebben, terwijl zìj voor ons één van de redenen waren om via Ierland te zeilen. Daarna is deze dag helemààl verregend.
Maandag 26-07-10, Roundstone-Inísh Mór, 23 mijl. Ook vandaag mist en motregen, maar we willen toch weg en als het ’s middags een klein beetje beter wordt gaan we. Eerst nog even naar het dorp voor boodschappen en zodra de vloed voldoende water op de drempel van de baai heeft gebracht hijsen we de zeilen en scheuren we met bijna zeven knopen tussen de eilandjes en rotsen voor de kust van Connemara door richting ons geliefde eiland. We vertrekken om half drie en om half zeven kunnen we in de baai van Inísh Mór een mooring oppikken (zie je ons liggen, daar rechts?), waarna we lekker aan boord blijven want het waait en regent weer pittig.
Dinsdag 27-07-10, Inísh Mór-Galway, 25 mijl. Vandaag een glorieuze dag. We hebben de situatie rond onze oude vrienden maar geaccepteerd, gaan vroeg uit de veren en maken een prachtige wandeling over het eiland naar het prehistorische Dún Dúchathair (zwarte fort, mogelijk gebouwd door de Picten, een oud-Iers volk).
Het weer is flink opgeknapt, in ieder geval is het droog en het zicht is goed. Daarmee is het uitzicht overweldigend! Noord de toppen van de Twelf Pins. Oost het massief van Black Head, het begin van de Burren, prachtig leisteengebied, en rondom ons het mooie eiland, waar de sfeer nog “eilands” is en vanwege het vroege uur is het nog stil en sereen. Terug bij de haven raden Ierse zeilers ons aan om ook naar het naastgelegen Inísh Maan te gaan, daar kun je tegenwoordig aan een pier liggen. Misschien na Galway, want daar gaan we toch naartoe, al wilden we eerst zo snel mogelijk door naar Bretagne. Maar Josien vertrouwt haar gezondheid nog niet, wil een dermatoloog naar haar haaruitval laten kijken en we hebben allebei een probleempje met ons gebit dus we moeten naar een tandarts. Dan ook maar even genieten van de mooie stad Galway met z’n studentikoze en een beetje Mediterrane sfeer, waar ook het Keltische en de traditionele muziek een plaats hebben. We vertrekken om half één en al snel scheuren we weer zeven knopen met de wind pal achter en de genua uitgeboomd, deels ingerold. Eerst nog vlak water in de luwte van het eiland maar al snel beginnen de golven op te bouwen en Inísh te rollen en te surfen vanaf de golftoppen tot soms acht knopen, heerlijk. Met weer een schitterend uitzicht op de heuvels van de Burren en Black Head en twee boven het water uitspringende witflankdolfijnen. Om vijf uur gaat het dok open in Galway (2 uur voor HW) maar we zijn er al om half vijf zodat we nog een halfuurtje aan een mooring buiten moeten wachten. Vroeger moest je hier in een smerig hoekje van het dok met een aantal jachten tegen elkaar liggen, maar er is nu een heuse marina. Ik had gereserveerd, omdat het soms vol kan zijn en om even over vijf glijden we moeiteloos berth 14 in, waarna we even ontspannen na die opwindende zeiltocht en in de stad Mexicaans gaan eten. Koffie en vaarbericht bijwerken aan boord. Alleen geen internet aan boord, morgen dus pas dit vaarbericht verzenden.