4 augustus, Falmouth – Plymouth (Cornwall), 38 mijl. We kunnen rustig ontbijten en daarna de trossen los. Melkmeisje zeilend met 15-20 knopen wind achterop en nauwelijks stroom tegen vliegen we met 6 knopen snelheid naar Plymouth, mooi weer met wolken en zon. En een mooie heuvelachtige kust met bruine kliffen. Rond vier uur droppen we het anker op het Cawsand, in de buitenhaven van Plymouth bij een park, met zicht op de oude stad. Een uurtje later komt de “Sturmschwalbe” daar ook ankeren, een Wibo (N.L. gebouwde stalen knikspant van 8 meter) met een leuk jong Duits stel, die we onderweg voorbijgelopen waren. 's Avonds liggen we met zeven jachten op het kleine ankerplaatsje, maar het is rustig weer, dus geen problemen.
5 augustus, Plymouth – Dartmouth (Devon), 36 mijl. Zelfde procedure al gisteren, alleen ditmaal ankerop, wat nog lastig is, want de ketting blijft tweemaal ergens achter haken. Later horen we dat vanaf deze plek de legers voorafgaand aan D-day zijn vertrokken, dus misschien haakte onze ketting wel achter oud oorlogstuig. De Duitsers zijn al een uurtje weg, maar onderweg naar Start Point, een kaap die we moeten ronden 10 mijl voor Dartmouth, halen we ze weer in. De wind is intussen toegenomen tot 20+ knopen, goed dat we een rif in het grootzeil hebben. Maar evengoed gaan we te hard en komen te vroeg bij Start Point, waar we een dikke knoop stroom tegen krijgen en hoge steile golven met brekertjes achterop. Ff zwete. Alles gaat gelukkig goed en als we Start Point hebben gerond gaan we ineens op vlak water met stroom mee 7 knopen speren naar Dartmouth, waar we voor vieren binnenlopen, genietend van de riviermonding met z'n vele kasteeltjes en forten.
En er is nog plek aan de Town Jetty, al schrikken we ons een rolberoerte van de prijs. Ruim dertig pond per nacht. Nou ja, 't is hier heel mooi en goed beschut en we kunnen lekker zo van boord stappen om het pittoreske stadje te bezoeken en lekker Indiaas eten te halen en morgen de was te doen en te wandelen.
De Duitse jongelui komen ook binnen lopen en zondag hebben we leuk contact met ze. Alsook met onze Engelse buren. En met de havenmeesteres, die in Ierland heeft gefietst en daarvan heeft genoten. Zondagmiddag wandelen we langs de rivier en zien weer veel historie, zowel op als aan het water. Dartmouth is net een groot openluchtmuseum, en erg gezellig. Morgen weer vroeg op, want we gaan 50 mijl verder, naar Portland.
7 augustus, Dartmouth – Lulworth Cove, 56 mijl. Het mooie weer is over. Het is een grijze dag met drizzle. Om zeven uur gaan de trossen los, want we moeten rond 16 uur bij Portland Bill zijn. Dat is een ver in zee stekend schiereiland waar die zee flink tekeer gaat, weer of geen weer, met draaikolken en brekers tot vijf mijl uit de kust, een race noemen ze dat hier. Daar moet je omheen. Maar als het niet stormt kun je ook binnendoor, heel dicht langs de kliffen van de Bill, alleen moet je dat goed timen. In de Reeds Almanac staat aangegeven op welke uren van het tij je dat kunt doen. We hebben er al ervaring mee en het is veel rustiger varen en veel korter in afstand dan die vijf mijl uit de kust houden. Maar om tijdig daar te zijn moet wel het dieseltje erbij, want er is weinig wind. Mooi op tijd komen we aan, samen met een viertal andere jachten die dezelfde keus maken. En het gaat weer prima, zoveel makkelijker dan buitenom.
Ons plan was om bij Portland Harbour te ankeren, een gigantische (ex)militaire baai, deels beschut door aangelegde pieren, deels door een gigantische natuurlijke kiezeldam (Chesil Beach, Ian McEwan heeft er een mooi boek met die titel gesitueerd), ook hier is in W.O. II de Normandische invasievloot verzameld. Maar dan moeten we een stuk uit de richting en zo'n vijf mijl verderop in de goede richting is Lulworth Cove, een bijna cirkelvormige kleine instulping in de krijtrotsen, waar je bij rustig weer (dat is het) en aflandige wind (dat wordt het vanavond) goed kunt ankeren en pittoresk ligt. Spaart ons morgen 9 mijl varen uit. Dus dat doen we. Maar als we aankomen schrikken we toch even, er loopt een flinke swell naar binnen en daar moeten we middenin ankeren, terwijl de locals allemaal lekker beschut aan moorings in het beste hoekje liggen. Tja, zo gaat dat. Gelukkig draait de wind al snel van ZW naar NW, wordt daarmee aflandig en liggen we heerlijk rustig, al blijft het druilerig weer.
8 augustus, Lulworth Cove – Yarmouth (Isle of Wight), 32 mijl. Het is dinsdag, weer een druildag, maar een meelopende wind en veel stroom mee op het tij zorgen ervoor dat we zowel de race bij Alban Head (weer binnendoor) als die van de Needles (westpunt van Wight) in één tij kunnen pakken en al om half twaalf, net op de kentering, aankomen voor het haventje van het mooie plaatsje Yarmouth op het prachtige eiland Wight, waar we een paar dagen willen blijven.
We wandelen door het stadje, doen boodschappen en genieten van de voortreffelijke douches in deze gastvrije haven, die redelijk geprijsd is: ₤18/nacht, wel een ponton zonder stroom of water en we moeten met de dinghy naar de kant. Woensdag blijven we de hele dag aan boord want het waait en regent hard.
Donderdag mooi weer, we wandelen via het dal van de rivier Yar naar de krijtrotsen en het Tennyson-kruis aan de zuidkant van het eiland, altijd weer een mooie wandeling. Terug krijgen we een lift van een vriendelijke man met hond (en auto natuurlijk). In de haven worden dinghy wedstrijden gehouden. Vermakelijk om te zien onder het genot van een ijsje, vooral die waarbij een volwassene geblinddoekt roeit en richting krijgt van z'n kind.
Als we terugkomen aan boord ziet Josien dat er olie lekt uit het staartstuk van de buitenboordmotor. Iemand moet er tegenaan gevaren zijn want er lekt veel olie en dat was eerder absoluut niet zo. Ook de bracket is ingescheurd, verder lijkt de motor oké en ook aan Inísh is niets te zien. Maar wel weer vervelend. Ik meld het bij de havenmeester, die me een formulier laat invullen, waarschijnlijk alleen van nut voor de verzekering.
Vrijdag weer mooi weer, we huren fietsen en rijden over een deel van het eiland waar we niet eerder waren. Wight is ook een prachtig fietseiland, wel heuvelachtig, maar we hebben veel versnellingen. Vanmiddag veel wind, maar morgen gaan we weer varen. . .
12 augustus, Yarmouth – Portsmouth, 18 mijl. . . Over de Solent, op vlak water met een heerlijke stroom van 2 knopen mee, wel opletten voor langsrazende ferries en Hovercrafts. . . .
. . . naar Portsmouth. Waar we al vaker waren, want mijn (Rob's) tante Molly, de Engelse weduwe van mijn moeders broer, woonde er. En die zochten we altijd op als we in de buurt waren. Vorig jaar is ze overleden, dus dit bezoek heeft een droevig tintje, ze was altijd een beetje mijn tweede moeder en Josien had ook een goede klik met haar. We worden opgevrolijkt door ballonnen in de meest fantastische vormen en afmetingen boven de stad.
Deze keer hebben we een afspraak met Brian McCarty, die we kennen als opstapper van Saol Eile (Zd. Afrika – Brazilië). We trekken twee dagen op met hem en zijn vriendin Katrien (Belgisch-Amerikaans-Engels), die ook veel zeilt. Dus genoeg gespreksstof. En weer een goede klik. En we bezoeken weer een paar mooie historische plaatsen: Winchester (Cathedral, City & Castle) . . .
We hebben twee fijne dagen met ze. En het is mooi allemaal, maar we willen weer verder.
15 augustus, Portsmouth – Brighton, 43 mijl. De . . mouth-es zijn op nu. Met een heerlijk zonnetje en een fijn windje zeilen we uitgeboomd de Solent af, het Kanaal weer in. Langs Selsey Bill waar het gigantisch (mee)stroomt en dan langs een lage Engelse zuidkust richting de krijtrotsen van Brighton, Newhaven en Beachy Head. Maar in de middag neemt de wind steeds meer toe, tot 6bft, waardoor een hoge korte deining ontstaat en het binnenlopen van Brighton aan de lage wal niet echt fijn is. Voordien hebben we het grootzeil al weggehaald, dat was ff te veel van het goede en daarom hoeven we voor het binnenlopen alleen de genua maar weg te draaien en de motor te starten. Alles gaat goed, alleen het afmeren in de marina wil niet echt makkelijk met die harde wind, gewend als wij zijn aan ankeren tegenwoordig. Maar er zijn veel helpende Engelse handen om ons naar de ponton te trekken en even later liggen we prima in de grote lelijke marina van Brighton. Meteen morgen weer verder.
16 augustus, Brighton – Eastbourne, 20 mijl. Naar Eastbourne, ik wilde eigenlijk naar Dover, maar het tij is verkeerd overdag, 's nachts is varen niet aan te raden langs de kust hier vanwege de vele visvlaggetjes en -bootjes, er dreigt weer zwaar weer en de afstand is net iets te groot.
Eastbourne dus. We hebben een heerlijk relaxte zeildag met 7-15 knopen wind, eerst half, dan achterop. We passeren de Greenwich meridiaan, zodat we weer op ons eigen oostelijk halfrond geraken, het altijd weer fotogenieke Beachy Head . . .
. . . waar we net een lekker stroompje mee krijgen, goed getimed dus, en tussen Beachy Head en Eastbourne worden we bijna ingelopen door een andere Victoire 1044, de Vic's@Blue, die een mooie genaker heeft staan. Ik maak er een foto van om aan de crew te geven en later maken we een praatje in de haven. Zij komen van de Kanaaleilanden en zijn ook op weg naar huis (Brabant).
Dan heerlijk warm en luxe douchen en nog even genieten van de bami en avondzonnetje. Morgen zullen we moeten blijven vanwege verwachte 30 knopen wind en veel regen.
Donderdag slecht weer. In de middag klaart het wat op en lopen we een stukje langs het kiezelstrand, dat hier wel tien meter hoog ligt. Menig Nederlands grindhandelaar zou zijn vingers aflikken als 'ie dat op z'n werf had. Als we naar de supermarkt gaan zien hoe gigantisch de suburb rond de marina is uitgebreid de laatste tien jaar. Vrijdag lopen we langs het kiezelstrand richting Eastbourne, want de International Airshow is daar begonnen. Het is inmiddels mooi zonnig weer, al waait het nog hard. De show begint wat slaapverwekkend met een enkel vliegtuigje dat wat rondjes draait, maar later zien we een groep (squadron?) straaljagers die spectaculaire stunts uithaalt, soms in formatie, dan weer uitwaaierend en elkaar bijna frontaal aanvliegend. Je moet maar durven. Ze combineren dat met fraaie rookspiralen in rood, wit en blauw.
19 augustus, Eastbourne – Dover, 42 mijl. Naar Dover eindelijk. Er wordt nog wel veel wind voorspeld, maar het is te doen en het is mooi weer. Om zeven uur eerst diesel tanken, dan door de sluis naar buiten samen met twee andere Hollandse jachten en een Engelse solozeiler. We hebben twee reven in het gootzeil vanwege de windvlagen, maar omdat de wind steeds verder afneemt gaan die eruit na twee uur. We hebben een lekker stroompje mee en passeren al snel kaap Dungenes met kernenergiecentrale, van waar we een aflandige wind krijgen met vlak water en het heerlijk zeilt.
Maar dan komen er wat donkere wolken opzetten en de vlagen nemen toe tot 25 knopen. Het grootzeil moet kleiner en eigenlijk moeten we gijpen (de wind is weer teruggedraaid naar recht achterop), dus halen we het helemaal weg. Op de kale genua is het voor de wind binnenlopen van Dover ook makkelijker. Eerst krijg ik er spijt van, want het wordt weer rustig. Even. Stilte voor de storm. 8 mijl voor Dover begínt het toch te poeieren. Tot 35 knopen (8bft)! Meteen krijgen we een hoge korte verwarde golfslag achterop en moet de genua flink ingerold, want Inísh loopt regelmatig bijna uit haar roer. Zweet in de handjes. En dan ook nog al die in- en uitlopende ferries. En dan Dover Port Control oproepen of we wel binnen mogen lopen. Gelukkig antwoorden ze prompt en mogen we door, pffff, zucht van verlichting, want ik weet niet of we het gered hadden om buiten te blijven wachten met die wind en stroom achterop. Misschien waren we Dover wel voorbij gewaaid en gestroomd. In de buitenhaven worden we opgewacht door een patrol boat, die ons begeleidt naar de marina, waar we vastmaken aan een wachtsteiger, omdat pas om half negen de dokdeur opengaat naar het Wellingtondock, waar we een plaatsje hebben gekozen. We gaan intussen lekker Indiaas eten in de binnenstad, die ons nogal shabby overkomt. Was dat altijd al zo of is het erger geworden? We zien ook een mooie muurschildering van de Brexit. (Later vernemen we dat het is geschilderd door de ons toen nog onbekende Banksy).
Zondag blijven we een dagje uitrusten al was het eigenlijk ook wel mooi weer voor de oversteek. Maar we zijn allebei moe en de reuma speelt op. Maandag iets minder mooi weer, volgens de verwachting, maar ook minder wind. We wandelen wat in de zon over de boulevard en bekijken de havenwerkzaamheden, die deels stilliggen, omdat de bewoners van een aangrenzend dorp (Deal) niet willen dat het zand bij hen voor de kust (Goodwin Sands) wordt gebruikt voor de ophogingen hier. Boven alles uit waakt al eeuwen onaangedaan Dover Castle op de White Cliffs. Zondagavond blijkt dat de wind de komende dagen oost is. Net nu we alles behalve tussen oost en noord kunnen gebruiken, en net nu we toch wel erg graag willen afronden, letterlijk en figuurlijk.
21–22 augustus, Dover – IJmuiden, 155 mijl. Als we maandagochtend een laatste gribfile bekijken zien we dat het toch kan. Weliswaar (te) weinig wind, maar wel bezeild. Dus we gaan. Om tien uur trossen los, de brug zwaait open en we varen het dok uit, nagewuifd door de havenmeester. Aardige jongens in Dover. Het begeleidingsbootje begeleidt ons weer langs de havenwerken naar de havenuitgang, haar bemanning zwaait ons uit, de zeilen gaan omhoog en tussen de in- en uitgaande ferry's door richten we de steven naar het noordoosten, richting IJmuiden. Het weer is eerst druilerig, later klaart het steeds meer op tot we tenslotte in de zomer belanden. Het verkeer in de scheepvaartroutes valt mee. Alleen voor de Belgische kust is het een drukte van belang. Veel scheepsbewegingen en een windmolenpark in aanleg met veel werkverkeer er omheen, waarschijnlijk kabelleggers. Eén ervan verandert ineens van richting en komt ogenschijnlijk recht op ons af, midden in de nacht. Uijlenspiegel heet'ie godbetert. Als ik hem oproep blijkt ie ons gezien te hebben en achter ons langs te willen. Vlák achter ons langs. Realiseert zich niet wat voor emoties dat oproept bij de bemanning van een klein jacht. Verder gaat alles goed. We worden vakkundig door de oversteekplaats van de Nieuwe Waterweg geloodst. Inísh verstookt wel veel diesel bij deze laatste oversteek, zo'n 80 liter, omdat er tegenwind dreigt en omdat we dinsdag in de middag willen aankomen.
Dat lukt ook. Om 15:15 NZT loopt Inísh tussen de havenhoofden van IJmuiden naar binnen. Bij de marina staan Marije en Senne al enthousiast te zwaaien (we hadden afgestemd via WhatsApp) en even later maken we onze touwtjes vast in Seaport Marina, waar we eerst eens lekker knuffelen en een sapje drinken op vaderlandse bodem, nou ja, we drijven nog steeds. Gaan gezellig aan het strand eten met de kinderen en 's avonds komt Rogier nog onverwacht koffie drinken. En dan vroeg onder het dekbed, hier in Europa wel weer nodig. Nu nog een paar dagen kleine rakjes maken, want zondagmiddag om drie uur mogen we pas aankomen in Hoorn, dan worden we feestelijk binnen gezongen en gezwaaid door Shantymen Kaap Hoorn, familie en vrienden aan het Houten Hooft.
23–29 augustus, IJmuiden – Amsterdam – Durgerdam – Gouwzee – Hoorn, 45 mijl. Woensdag motoren we op ons gemakje naar Amsterdam door het Noordzeekanaal, waar we in een veel te klein boxje in de Sixhaven worden gedrukt. Ondanks alle vernieuwingen nog steeds dezelfde gezellige sfeer en veel te veel schepen in een veel te kleine ruimte. Alleen het fluitje van de havenmeester horen we niet meer. Er is veel belangstelling voor onze verhalen. Marije en Senne komen weer en we slapen als roosjes in de grote stad. Donderdag eerst oversteken met het pontje, wat slenteren langs de grachten, een ijsje (de allerlekkerste) kopen bij van der Linden op de Zeedijk en ons verbazen over de vele veranderingen rond het Centraal Station. 's Middags motoren we naar het buiten IJ en zoeken een heerlijk idyllisch ankerplekje tegenover Durgerdam. En het blijft maar mooi weer. Tot en met zondag graag.
Na Durgerdam, waar we twee nachten blijven omdat het er zo heerlijk rustig en rustiek is, onder de rook van die Grote Stad, motoren we op ons gemakkie met veel zon en zonder wind langs het Paard van Marken naar de Gouwzee, waar het op veel plaatsen te ondiep is om te ankeren, maar uiteindelijk vinden we een plekje, midden tussen Marken en Monnickendam. Omringd door Fonteinkruid, met stengels van drie tot vier meter lang, de toppen drijvend op de gladde waterspiegel.
Zondag vertrekken we om elf uur voor een tocht van 10,5 mijl naar Hoorn. Veel te vroeg, want dat betekent een snelheid van 2,5 knoop en wat duren die paar uurtjes dan lang, het lijkt wel een oversteek. Uren duren lang, dagen en weken kort. Op de uitgerolde genua halen we die 2,5 knoop zo ongeveer, met vijf knoopjes oostenwind. Uiteindelijk varen we precies om drie uur de haven binnen, via de marifoon hartelijk welkom geheten door de havenmeesteres. De Abel Tasman, een vierkant getuigd charterschip, komt net naar buiten en de opvarenden weten het al, want we worden toegejuichd en -gezwaaid.
En de wethouder staat klaar om ons toe te spreken, en ons een welkomst-plaquette te overhandigen
En de kleinkinderen vliegen ons om de nek als we eenmaal op de steiger zijn.
En na de toespraken en nog meer mooie shanties en heel veel geknuffel en “hé, ben jij er ook?” gaan we nog een aankomstbiertje drinken in het Schippershuis. En we voelen ons even heel trots en omringd door een warme deken.
En dan Inísh naar haar ligplaats varen, (klein)kinderen mee. En dan naar ons vertrouwde huisje in de Melknapsteeg, opruimen en voor het eerst na lange tijd de tv weer aan. Zomergasten. En maandag nog een interview van een streekblad. En dan zo langzamerhand terug naar het landleven. Al hebben we wel weer plannen voor volgende zomer, maar eerst een goede onderhoudsbeurt voor Inísh.
En aan al onze cruiser-vrienden hier en over zee schrijven we:
Ahoy allemaal. Het is zover. Gisteren exact om drie uur liep Inísh na zeven jaar en drie maanden, zonder een krasje maar met een nieuw tuig, de buitenhaven van Hoorn binnen, toegejuicht op het Houten Hooft door familie, vrienden, koorleden en belangstellenden. Dank daarvoor. Het was een warme deken voor ons. Heerlijk om zo thuis te komen. Het koor zong de toppen van de golven. De wethouder en voorzitter van Shantymen Kaap Hoorn hielden sympathieke en gelukkig korte toespraken. En kleinkinderen hingen hartverwarmend om de nek. Van de Gemeente ontvingen we een welkomstplaquette, we mogen dus blijven. Inísh ligt inmiddels weer op haar vertrouwde ligplaats in de Grashaven. En wij proberen ons weer te voegen naar het landleven (maar niet helemaal).
Ahoy you all, Yesterday at exactly 15 hours LT, after seven years and three months, without a scratch but with a new rig, Inísh entered her home port Hoorn. Cheered at by children, grandchildren, family, friends, the Shantymen Kaap Hoorn and spectators. For us a warm blanket! Happy homecoming. The shantymen sang at their best, the alderman gave us a speech and a welcome-plaquette, which assured us to be welcome back. Inísh is in her berth in the old harbour now and crewInísh is trying to be landlubbers again, but not entirely.
Een filmpje over onze aankomst, gemaakt door Erik Kool: http://youtu.be/zCdaGXRFV7E
Onze route: Onze route:
Wij wensen alle lezers een behouden vaart
May fair winds accompany you