01–03 januari, Wuborn Bay, Grenada. Zondag begint het nieuwe jaar 2017, het jaar van Inísh' thuisvaart. De eerste dagen ervan liggen we nog rustig achter ons betrouwbare 20 kg. Rocna-anker in Woburn Bay, al blaast het af en toe flink door de baai. We moeten wel, want met deze noordooster van 20+ knopen tegenwind naar Carriacou varen is niet leuk. Dus wachten we nog maar even. Tot woensdag. Dinsdag doen we de laatste boodschappen, nemen afscheid van de twee gebroeders die hier de kroeg “Island View” runnen, waar we steeds hebben ge-internet, water gehaald en af en toe een biertje. Voor woensdag beloven de gribfile-weergoden ons oostenwind 15-18 knopen.
04 januari, Wuborn Bay, Grenada – Tyrrel Bay, Carriacou, 40 mijl. En dat is ook precies wat we krijgen, we hoeven er niet eens vijf bij op te tellen! Om zeven uur gaat het anker eruit en nadat we voorzichtig tussen de riffen door gelaveerd hebben, de baai uit, gaan we eerst voor de wind en later hoog aan de wind met meestal het dieseltje erbij op vlak water in de luwte van Grenada naar het noordoosten.
We blijven heel dicht onder de kust. Nadeel: zeer wisselende wind met flinke vlagen maar ook blaktes. Voordeel: vlak water en hoogte houden voor als we straks op open water komen tussen Grenada en Carriacou. Daar zien we een beetje tegenop, we zijn zo gewend geraakt aan ruime wind zeilen. Maar het wordt het makkelijkste en fijnste rak varen van de dag. Met een mooie wind, klein knikje in de schoot, één rif in het grootzeil en genua op derde streepje. Ook de deining valt mee, goed te doen. Inísh snijdt er mooi door. Alleen die aangroei, die is veel erger dan we dachten, Woburn Bay is een echte aangroeibaai, dat scheelt zeker een halve knoop. En we hebben wat stroom tegen. Toch kunnen we 's middags om vier uur het ankertje weer laten vallen in Tyrrel Bay, een uur eerder dan gedacht. Lekker aan boord blijven, we hebben allebei last van onze gewrichten.
05 – 08 januari, Tyrrel Bay, Carriacou. Donderdag blijven we ook aan boord, maar dan snorkel ik op het anker dat er prima bij ligt zes meter onder me. Ik maak een begin met het schoonmaken van het onderwaterschip. Tyrrel Bay is mooi helder, heel geschikt. Alleen worden de golfjes steeds venijniger met het toenemen van de wind, die dit weekend weer met 20+ knopen NO gaat blazen, dus weer ff blijven liggen, volgende week belooft het rustig weer te worden. Vrijdag gaan we naar de wal, met de outboard op de dinghy, want het is te ver, met teveel tegenwind, om te roeien. Het Yamahaatje loopt met de eerste zwengel aan het koord.
Zaterdag doen we boodschappen in “de stad”, we zien we een mooie tweemast stagzeilkits van 54 meter binnenlopen, met een giga Nederlandse driekleur op het hek. Blijkt de Chronos uit Rotterdam, mooi schip, chartert met twintig passagiers, pas gebouwd, 2013 (ff gegoogeld).
Wat een verschil met dat kleine eenmansjachtje dat zonder motor kundig de baai uitzeilt. Zondag wandelen we naar de ZW-punt van het eiland. Daarna ga ik de rest van het onderwaterschip schoonmaken, want morgen vertrekken we.
Ik ben net druk aan het boenen met de bezem onder water, snorkel op, als ik ineens hoor roepen. Het is een andere snorkelaar, een Amerikaanse schipper, die me meldt dat hij vlak voor ons geankerd ligt, omdat z'n schroef niet meer draaien wil. Als ik opkijk naar z'n boot zie ik tot mijn stomme verbazing dat we niet het enige jacht zijn met de naam Inísh, deze Amerikaan z'n boot heet Iníshnee. “Nee”(spreek uit "Nie") is zijn achternaam. En al die Ierse eilanden heten ook Iníshmetietserachter (bijv. Iníshmór). Wij moeten nog tien meter extra ankerketting geven om wat ruimte te maken, en ook onze Duitse achterbuurman, die al veel te dicht achter óns lag.
09 januari, Tyrrel Bay, Carriacou – Clifton, Union Island, 10 mijl. Maandag ga ik eerst uitklaren, dan water en diesel halen (na uitklaren dutyfree), terwijl Josien Inísh vaarklaar maakt. Daarna nog even afscheid van onze naamgenoot, we hopen elkaar weer te zien, en om tien uur ankerop. De wind is nog NO, dus moeten we alles opkruisen naar Union Island, horend bij St. Vincent, dus een ander land. We doen er de dubbele tijd over, zijn we niet meer gewend.
Als we om twee uur aankomen vinden we het eiland onvoldoende de moeite waard om er te blijven (behalve dan dat leuke kleine eilandje) en morgen is de (voorlopig enige) dag met oostenwind, dus gaan we dan door naar Bequia. Dan ook maar niet inklaren hier, we blijven aan boord.
10 januari, Clifton, Union Island – Port Elisabeth, Bequia, 30 mijl. Om zes uur zijn we wakker, het is nog schemerig, ik load een laatste gribfile down (wat een taal hè?) en zie dat we weliswaar een mooi oostenwindje van 4bft kunnen verwachten, maar ook heel veel regen vandaag. Toch maar gaan, nu kan het nog, morgen noordenwind. Net als we het anker lichten om zeven uur begint het 20 knopen te poeieren (zeker een regensquall?). Niet dus. Het blijft zo hard waaien, maar het blijft ook droog en na een uurtje varen we met harde wind, net bezeild, heerlijk in de zon. Weer voorspellen in de Carieb is zeker niet te doen? Wel lastig om een zeiltocht te plannen. Intussen zeilen we heerlijk en snel naar Bequia (het ows-boenen heeft geholpen), totdat we vier mijl voor aankomst nog een stevige bui met eerst geen wind en dan tegenwind krijgen, zodat de laatste mijltjes lang duren. Klein Richards Bay zeg maar. Om 13 uur valt het anker weer, op een rustig en beschut plekje, een beetje uit de grote drukte van superjachten en catamarans aan het strand.
Na het soepel verlopende inklaren verkennen we de waterkant van Port Elisabeth (wat worden die Engelse vorsten toch bovenmatig topografisch bedeeld, overblijfsel van "Britain ruled the waves"). Ziet er gezellig uit hier, geen straf om een paar dagen te blijven. Wel heel toeristisch, helemaal toegespitst op de zeilers. Steeds meer en grotere chartercatamarans. We zien weer twee tallships, voor hen is de Carieb kennelijk ook lucratief. Eéntje (een vijfmaster, onderweg hierheen voer 'ie bijna over ons heen terwijl wij voorrang hadden, we zeilden over bakboord, was nog verontwaardigd toen ik hem opriep) is 's avonds net een vijfvoudige kerstboom, alle masten, stengen, sprieten en ra's in de verlichting. Sommige cats hebben blauwe onderwaterverlichting. Wij moeten nog steeds wennen aan deze decadente wereld.
Donderdag doen we boodschappen in een klein supermarktje, brood halen we bij de warme bakker, groente en fruit van de vegetablemarket. Veel rasta-mannen daar. Ook maken we een begin met het weer wit maken en in de was zetten van Inísh' romp, nog steeds gelig van de Surinamerivier.
11–15 januari, Port Elisabeth, Bequia. We willen eigenlijk snel weer verder, maar opnieuw ligt het weer dwars, of de wind tegen eigenlijk.
Dus dwalen we nog wat langs de baai, wandelen naar het fort aan de monding van de baai, we zien een mooie rooie Joshua (je weet wel van Bernhard Moitessier, deze heet "Northern Light"), maken Inísh nog wat witter. Het wordt uiteindelijk maandag voor we echt vertrekken.
Het plan was om in enen naar Martinique te zeilen vanwege de slechte pers over St. Vincent en St. Lucia, maar gezien de windverwachting besluiten we om maandag overdag 60 mijl tot halverwege St. Lucia te zeilen, waar een klein beschut baaitje bij een klein vissersdorpje is om de nacht te kunnen doorbrengen, l'Anse la Raye genaamd, en dan dinsdag overdag de resterende dertig mijl naar Martinique.
16–17 januari, Bequia – l'Anse la Raye, St. Lucia – Marin, Martinique, 92 mijl. Maandag gaat het prima, al is het varen in de de luwte van de eilanden niet echt leuk door de noordelijke golven (tegen) en de wisselende winden. Kost diesel. Het ankeren in het baaitje gaat goed, net voor zonsondergang, we zijn eerst het enige jacht, er liggen alleen open vissersbootjes (piroques) aan moorings. Later komt nog een catamaran in het donker overal langs racen om vlak onder het strand een plekje te kiezen, zeker bekend hier? We rollen wat, maar daar zijn we aan gewend.
We slapen altijd wat minder zo'n eerste nacht op een nieuwe ankerplaats, dus ruim voor zessen bij het eerste hanengekraai zijn wij alweer uit de veren om vroeg te vertrekken naar Martinique, want de wind gaat weer toenemen en krimpen naar noordoost, dus niet bezeild. Als ik op het kleine onschuldige knopje van de handbediening van de ankerlier druk, gebeurt er . . . helemaal niets. “Josie-ien, heb je de hoofdschakelaar wel aan?” “Ja natuurlijk, wat een vraag”. Shit. Dan hebben we echt een probleem, wat kan dat nou weer zijn? Dus gaat deze jongen maar weer eens voor amateur-elektricien spelen. Voltmeter erbij en uiteindelijk blijkt na een uur dat we stroom hebben tot bij de lier, maar hij draait niet. Het kan eigenlijk alleen maar de handbediening zijn, klein kastje met twee knopjes, omlaag en omhoog, spiraalkabel met stekker eraan, het bijbehorende stopcontact zit in de ankerbak. En omdat die stekker zo lastig in dat stopcontact gaat heb ik de handbediening de laatste tijd maar in de ankerbak gelaten, hij is toch waterdicht. Nou, niet dus, blijkt later. Na een uur zoeken en puzzelen steek ik uiteindelijk maar een paperclip in de “up-gaatjes” van het stopcontact: . . . het anker komt omhoog halleluja! En ik krijg een schok (een elektrische). Van 12 volt? Veel amps zeker. Maar goed, ik krijg het anker er helemaal mee omhoog en we kunnen weg, om negen uur in plaats van zes. En dat zullen we weten. Eerst veel deining recht op kop langs de kust van St Lucia en daarna 20-26 knopen wind 20º over stuurboord, dus niet bezeild. Golven van twee meter hoog ook 20º over stuurboord, later ruimer gelukkig. Ploegen en zwoegen wordt het, hoewel we wonder boven wonder toch nog bijna zes knopen lopen gemiddeld, mede dankzij een halfje stroom mee (dus wel stroom tegen wind!). We hadden die dertig mijl in zes uur willen doen, dus aankomen net na de middag, maar door het latere vertrek en omdat we nog twee slagen moeten maken onder de kust van Martinique, waar het overigens wel lekker zeilen is op redelijk vlak water, wordt het 17 uur voor we binnenlopen in de baai en de Marina. We hadden drie meeliggers, die we allemaal achter ons lieten, dus we zijn wel een beetje trots, toch, ook. De marina geeft eerst geen antwoord over de marifoon, daarna hebben ze geen plaats, dan weer wel, en omdat het anker niet werkt is dat wel zo fijn. We krijgen een fijn plekje met vrij uitzicht op de boulevard en de jachtclub. Zo, nu eerst eens een lekker ijskoud biertje. Josien weet toch weer een lekkere maaltijd te produceren, 's avonds alleen nog douchen, borrel erin, muziekje en naar kooi.
18 januari - 12 februari, Marin, Martinique. Woensdag een drukke dag. Eerst natuurlijk naar de boulangerie voor baguette en croissants, heerlijk. Dan op zoek naar een nieuwe handbediening voor de ankerlier. En laat nou de eerste de beste watersportwinkel precies datzelfde kastje hebben, er staat alleen een ander merk op. Maar als ik 'm aansluit doettie het!! Later haal ik het oude kastje uit elkaar. Er zit een printplaatje in met twee schakelaartjes en één van de koperstripjes is gecorrodeerd en geeft een stroomonderbreking. Ik soldeer er een draadje overheen en ook de oude doet het weer. Nu hebben we een reserve. En we kunnen weer ankeren.
Maar we blijven een paar dagen in de marina, want Josien gaat het inmiddels verroeste anker rood verven, zodat we goed kunnen zien waar en hoe het ligt op de bodem. Later blijkt dat rood geen geschikte kleur is: je moet geel verven, terwijl ik dacht dat in dat gele zand . . .
Ik poets de bakboordromp deels, gaat hier makkelijker op vlak water. We brengen het grootzeil naar North-sails voor herstel van wat mankementjes. Ons reddingsvlot gaat naar het service-station (Plastimo, Frans, dus dat moet hier natuurlijk) voor de driejaarlijkse onderhoudsbeurt. En ik ga naar Jacques, de Raymarine dealer voor herstel van de windset. Hij had via email al aangegeven dat als we garantie kunnen aantonen (kunnen we), hij een nieuwe masttop-unit zal leveren. Prima dus, zou je denken. Maar woensdag is hij de hele dag onvindbaar, z'n secretaresse is er ook mee an, donderdag tref ik hem tussen de middag in z'n kantoortje. Hij begint ermee dat hij 15 uur per dag werkt en dat garantiewerk wel z'n laatste zorg is(??). En als ik dan ook een beetje geïrriteerd raak en hem wijs op onze email-afspraak, zet hij me de zaak uit, want hij heeft lunchpauze van twaalf tot twee. Beetje overwerkt misschien? Hoe dat gaat aflopen?
Le Marin is wel een heerlijke plaats om weer eens je materiële behoeften te bevredigen. Je kunt hier alles krijgen eh kopen, voor de boot, maar ook voor de inwendige mens, grote Franse supermarkten met alle soorten Franse kaas, vlees, wijn en vers (stok)brood. Prijzen zijn redelijk, currency is de €. Je waant je (God ??) in Frankrijk. Taal en vlaggen zijn ook ineens weer Frans overal.
Nog even zeuren over de windset: Vrijdag krijg ik een mailtje van Raymarine Service Dpt. Met groen licht voor de garantie. Ik denk, ik kan wel kwaad blijven op die Jacques, maar daar krijg ik geen werkende windset mee. Dus ik stuur hem een verzoenend mailtje, eigenlijk in de verwachting dat ik niks meer hoor van hem. Maar jawel, zondagavond mailt hij terug dat ik maandag de masttopunit kan brengen en dat hij zal zorgen dattie weer werkt. En dat doettie ook. We moeten wel ruim een uur wachten, maar hij test hem, er blijkt iets fout te zijn, wat hij in vijf minuten repareert, hij smeert er nog wat epoxy op, want hij krijgt iedere maand wel twee of drie van die mankementen meldt hij nu, de verbinding stekker-steel schijnt zwak te zijn (zou hij dat niet vooraf geweten hebben?). Enfin, ik weer de mast in, unit monteren, Josien zet de set aan beneden . . . hij werkt! Joepie! Hopelijk blìjft ie nu ook werken.
Zaterdag verlaten we de Marina en zoeken een ankerplekje tussen de honderden andere ankeraars in de baai. We wandelen door het dorpje, het oude centrum is klein maar pittoresk. Vooral kerk en kerkhof, met zicht op de baai, zijn mooi.
Dinsdag gaan we om negen uur volgens afspraak kijken naar het keuren, voor drie jaar weer geschikt maken en inpakken van ons Plastimo reddingsvlot. Het ziet er nog als nieuw uit allemaal, maar als de service-man, een aardige goedlachse jongen, het bijbehorende boekje bekijkt, blijkt het vlot 15 jaar oud en mag het niet meer gekeurd worden. Shit! Ik wist het eigenlijk wel, want een mevrouw van een ander keuringsbedrijf had me dat op basis van de papieren al eens gemeld, maar we kochten het vlot in 2004 (had niet gemogen DWS) dus ik dacht, misschien doen ze het nog tot 2019. Helaas, de keuringsregels zijn streng, hoe betrouwbaar zo'n vlot er ook uitziet. Dus moeten we een nieuw vlot kopen. Nou ja, dan kunnen we er weer 15 jaar tegen, tot mijn 85e, eerste keuring over drie jaar, kost toch ook €600. Ze hebben hier net toevallig een Zodiac Open Sea, 4persoons, in de aanbieding voor €1540. Iets duurder dan in Nederland, maar daar zijn we niet en hier kosten alle andere meer.
Woensdag brengen we de buitenboordmotor naar de reparateur omdat 'ie niet stationair wil lopen wat hier best lastig is met al dat gemanoeuvreer. 's Middags ophalen, dan gaan wij intussen een dagje naar de hoofdstad, Fort de France, met de bus natuurlijk, een taxibusje zoals op de andere eilanden, alleen drie keer zo duur. Achteraf spijt dat we geen auto gehuurd hebben. Voor meer bewegingsvrijheid. Fort de France heeft een gezellig, oud Frans aandoend stadscentrum met een leuk winkelcentrum. De boulevard met stadsstrand en ankerplaats, grenzend aan het oude fort en het stadspark zien er ook allemaal aardig uit. Er ligt een groot cruiseschip natuurlijk en ergens in de commerciële haven ontdekken we de masten van een driemast-bark met Hollandse driekleur. Ik denk de Stad Amsterdam aan de gele striping te zien. Als we om vier uur terugkomen in Le Marin is ons outboardje klaar en loopt weer als een zonnetje. We komen bijna op orde, alleen vertoont de iPhone nu kuren. Op naar de reparateur weer, hopelijk kan 'ie nog hersteld worden. Even geen internet en telefoon aan boord. We hadden een paar dagen naar een ander ankerplaatsje gewild, Saint Anne, waar je lekker kan snorkelen, maar dat dreigt er bij in te schieten.
Wel nemen we de bus naar Sainte Anne (ik moet bij die naam steeds aan de shanty “Santy Anna” denken (hoor de site van Shantymen Kaap Hoorn of YouTube)) en wandelen naar het oude fort Dunquerque aan de kaap van de baai. Leuke wandeling, het fort alleen nog maar een overwoekerd muurrestant.
En zondagavond komen mijn (klein)kinderen Joost, Anna, Sara en Maurits aan in Le Marin, want ze hebben voor drie weken een catamaran geleend van een kennis, de bofferds. Fijn weerzien. Alleen blijkt het niet zeker of ze met de cat mogen varen (taxatieperikelen of zoiets), dat zou jammer zijn, want we hadden net gepland om twee weken samen op te zeilen naar het noorden. We zien wel. Maandag is Anna jarig en dat vieren we op het giga-balkon van die giga-catamaran met koffie en Martiniques gebak. 's Avonds nodigt Joost ons uit voor een verjaardags-etentje in een restaurantje in de Marina. Gezellig!
Dinsdag gaan we snorkelen, maar worden overvallen door een forse bui, hoewel je daar in het water niet zoveel van merkt. Opa is apetrots als hij ziet met hoeveel gemak die kinderen door het water glijden met snorkeltjes op, genietend van de vissen en het koraal. Sara (7) is net een zeemeermin en Maurits (5) snorkelt ook of 'ie 't al jaren doet. En hoe lang ze het volhouden. Echte waterkinderen. Woensdag weer snorkelen, nu wat verder de baai in met mooier koraal en meer vissen.
Donderdag huren we een autootje met z'n allen en rijden door het indrukwekkend mooie binnenland, dat veel weg heeft van Réunion, eerst naar de hoofdstad Fort de France, dan naar de noordkant van het eiland waar de Montagne Pelée, een soms actieve vulkaan, in 1902 de complete bevolking van St. Pierre, het vroegere hoofdstadje, aan de voet ervan, heeft uitgeroeid. Behalve dan één misdadiger die levend uit de gevangenis is gehaald na de lava overstroming. Nu is ie gelukkig rustig (de vulkaan) en wij rijden tot 800 meter hoog, wandelen nog een halfuurtje verder langs de helling omhoog, maar naar de krater is nog twee uur lopen tot 1400 meter, dat duurt te lang (je moet ook weer terug en de auto moet weer naar de verhuurder). Sara en ik zien nog een prachtige kolibrie aan het werk in al die mooie bloemkelken. We lunchen in de bovenverdieping van de openbare markt van St. Pierre met uitzicht op de ankerplaats, balend dat Joost niet mag varen met de cat en dus in Le Marin moet blijven. Terug naar de schepen worden spelletjes gespeeld en liedjes gezongen op de achterbank van het autootje. Een fijne alsook vermoeiende dag. De dagen daarna wordt er gesnorkeld, gewandeld, geluierd en boodschappen gedaan. De kinderen hebben inmiddels besloten om hun laatste Caribische week een huisje te huren op Dominica (één eiland noordelijker). Dan zien we ze daar nog even, dat is wel leuk.
Zondagmiddag wordt een catamaran met motorpech binnengebracht, die natuurlijk weer net bovenwinds van Inísh gaat ankeren. Ver genoeg weg, maar ik heb er geen goed gevoel over als iemand z'n anker dropt, niet ingraaft met de motor en vervolgens ook niets meer kan doen. Af en toe lijkt 'ie ook dichterbij te komen, krabt 'ie nou of niet? Vroeg in de avond lijkt 'ie stabiel te zijn en leggen we ons er maar bij neer, Josien al letterlijk, ik blijf nog even op. Als ik om half elf nog eenmaal de kop uit het luik steek om een laatste check te doen zie ik hem ineens naast ons op tien meter afstand langs drijven. Wij blijven gelukkig vrij van hem, maar hij stevent recht op de achterbuurman af. De eenmans-bemanning slaapt. Ik roep als een gek, Josien komt aan dek en blaast op de toeter, we roepen op kanaal 16, daar geen respons, maar de man van de cat komt aan dek en doet verwoede pogingen om vrij te blijven van de achterbuurman (een Bulgaar met Nederlandse driekleur op de spiegel om jaarlijkse keuring te voorkomen, Europa!). Ik stap in de dinghy en help hem (de cat) vrij te trekken. Even later komen ook Deense buren helpen duwen met hun dinghy en om half twaalf gaat opnieuw z'n anker uit, nu áchter de andere schepen, wat 'ie meteen had moeten doen. Het anker houdt deze keer, want de volgende ochtend op Josiens verjaardag ligt 'ie nog als een huis. Ik ga vers brood en gebak halen, Josien ontvangt lange-afstands-felicitaties, van “de kinderen” heeft ze een mooi boek gekregen . . .
. . . en vanaf tien uur nemen we de bus naar twee dorpjes aan de oostkust van het eiland en hebben er een fijne dag, met mooie vergezichten, ouderwets vissershaventje en modern surfstrand in Vauclin,
pittoreske plekjes, een bijzondere kerk in François, leuke onverwachte contacten (misschien omdat hier minder wit toeristisme is?), besloten met een pizza en een biertje op een terrasje en koffie in de kuip van Inísh.
Helemaal vergeten te melden dat Orpao hier is, een Franse aluminium 40+ voeter met ophaalbare kiel, die in Jacaré naast ons lag. Met Vlaamse Frederique en Frans/Italiaanse Bruno. We hebben een glaasje water bij ze in de kuip gedronken en afgesproken om samen naar Dominica te zeilen. Leuk.
Toen we in de jaren 90 Ierland bezeilden, ontmoetten we daar Aidan, in Killybegs, hij is een verre vriend geworden. Omdat we de laatste jaren niets meer van hem hoorden, maakten we ons wat ongerust over z'n gezondheid. Laten we nou een lange mail van hem krijgen deze week, met veel complimenten over onze “Itinery” (rondreis); go raibh maith agat as sein Aidan. En het gaat gaat hem en Gertrud zijn vrouw goed gelukkig! Er is zelfs een marina in Killybegs tegenwoordig, waar hij nog steeds een (recent vernieuwde) zeilboot heeft.
Over het uitvallen van onze iPhone, het driemaal terug moeten naar de reparateur, die uiteindelijk het ding helemaal leeg gemaakt heeft, nadat ik een verkeerde back-up heb gemaakt, zodat ik zaterdag de hele dag heb ge-re-installeerd, zal ik het maar niet hebben. Wel daardoor twee fijne uitjes met de kleinkinders gemist :-((). Zondag doen we boodschappen, grootzeil aanslaan en schoonschip maken, 's middags heeft opa een heerlijke tijd met de kleinkinderen (terwijl pa en ma de cat schoonmaken): bijbootje varen, wandelen, steigertje springen, schoenen overgooien, pootje baden, lange trap klimmen en leuning glijden én een ijsje natuurlijk. Ik zou het allemaal niet verzonnen hebben, dat kunnen zij wel.
13 februari, Le Marin – St. Pierre, Martinique, 30 mijl. Maandag varen, naar St. Pierre: acht uur ankerop, eerst voor het lapje, dan aan de wisselende wind. Lekker tochtje wel. Als we aankomen is er bijna geen ruimte meer in het ankergebied. We wringen ons tussen het laatste jacht en de vissersbootjes, gaat net, maar als de wind draait . . . gebeurt die nacht gelukkig niet. Omdat we de vorige middag zeewind hebben gehad, durven we Inísh daar de volgende dag niet achter te laten, maar omdat er 's morgens vroeg veel zeilers vertrekken vinden we een mooi plekje naast Orpao (die was er al) vlakbij de stadssteiger.
Samen met Frederique en Bruno gaan we naar de rumfabriek. We hebben er al een aantal gezien in het verleden, maar deze is echt de moeite waard. Heel mooi gelegen tegen de helling van de vulkaan tussen de suikerrietvelden met een mooi aangelegd park, goede info voor bezoekers, een logische rondgang door het bedrijf via een rood pad, zodat je overal langs komt en jezelf aan informatie kunt helpen. Doordacht en kunstzinnig!
We zien ook nog de ruïne van het theater na de uitbarsting van de vulkaan
en de cel van die enige (misdadige) overlevende. En ik ga uitklaren, want morgen zeilen we naar Dominica, Joost is er al heen met gezin op de veerboot.