Vaarbericht Inísh 2014-02, Johor Bahru - Penang, Maleisië.

Donderdag 16 januari – zaterdag 18 januari, Danga Bay – Port Dickson, 133 mijl. Altijd even wennen, na een tijdje aan de steiger, om de zeilen weer te hijsen. Nog niet meteen het ruime sop op, want we gaan eerst met windje in de rug en stroompje mee de rivier af. Relaxed begin. Dan onder de hoge brug (tussen Singapore en Maleisië) door, doorvaarthoogte 25 m. Wij zijn 16 m. hoog, maar hebben toch altijd weer angst de brug te raken, we zijn vreemde wezens. Daarna oploeven richting de Malakka Straat en onze volgende bestemming: Admiral Cove Marina bij Port Dickson. De Sanny met de Duitser Thomas zeilt voor ons uit. Hij had steeds mooie meisjes als opstapper, maar deze keer is het niet gelukt, dus zeilt hij alleen. Naarmate we verder oploeven gaat de wind ook toenemen tot boven de twintig knopen en Josien kan goed merken dat ze nog niet op volle zeevrouwssterkte is, ziet erg op tegen het ’s nachts doorzeilen. Ik had daar al een beetje rekening mee gehouden en mogelijke ankerplaatsen bekeken. Die vinden we bij “Pulau Pisang” ofwel eilandje banaan, waar we heerlijk in de luwte van een honderd meter hoge heuvel in acht meter met kleibodem ons anker laten vallen. Af en toe rollen we door de golven van de schepen in de shipping lane, maar verder liggen we er goed. Thomas lag er ook al. De volgende dag stopt hij (40 ft. Van der Stad, gaat wat sneller, vertrekt ook vroeger) bij een kaap onder de kust en wij doen dat ook maar, al is de ankerplaats niet echt lekker beschut. Weer gaat alles goed en de zaterdag gaan we

om acht uur ankerop om bij Malakka in de buurt een ankerplek te zoeken. Dan neemt de wind toe tot 20-30 kn. en we krijgen 2 kn. stroom mee vanaf noen, zodat we om half één al bij de beoogde ankerplaats (groepje kleine eilandjes) zijn. En dan is het nog veertig mijl naar de marina. Een snel rekensommetje leert dat we daar met deze snelheid tussen vijf en zes kunnen zijn, dan is het daarna nog twee uur licht. Dus we gaan door, lekker safe en rustig aan de steiger vannacht met deze harde wind. Thomas niet, die gaat ijzerenheinig ankeren om half één. Ten noorden van Malakka neemt de wind langzaam af, de zonneschijn langzaam toe, en het water wordt steeds vlakker, zodat we ’s middags een héérlijke zeiltocht hebben met de hele weg tussen 7 en 8 knopen op de gps.

Daar wordt je vrolijk van. Alleen als we de laatste kaap ronden om de stroomgeul naar de marina in te gaan (nog 4 mijl, het is dan zes uur) gaat de stroom ineens hard tegenstaan, zodat we er nog maar drie vooruit komen, shit, weer die laatste loodjes. Zo wordt het toch nog zeven uur voor we kunnen vastmaken. Maar we zijn blij dat we hier zijn. Rustige luxe marina, mooi weer. Josien kan het nog opbrengen om een pan bami te bereiden, de vogels kwinkeleren in de bomen, het water is helder. Prima zo. Morgen gaan we de boel wel verkennen.

Zondag 19 januari – maandag 20 januari, Admiral Marina, Port Dickson. Zondag aan boord en in de marina gebleven, onderwaterschip schoongemaakt, brood en rozijnen/walnotenbrood gebakken en gegeten. Genieten van de vogels om ons heen, visarenden cirkelen rond, bijeneters vliegen af en aan, allerlei soorten kwinkeleren en fluiten naar hartenlust, maar het mooiste vinden we een ijsvogel die vanaf onze kraanlijn het water overziet om af en toe wat "fruit de mer"te verschalken. En Josien is nog moe van operatie+narcose+10 dagen koorts, dus uitrusten. Veel skypen ook. Maandag gaan we in-en uitklaren (kwartier met de bus naar Port Dickson), want de nieuwe visa card is aangekomen, dus varen we verder. We vullen onze voorraden weer aan en laten ons met een taxi aan boord terugbrengen. Een kwartiertje lopen van de marina is langs de doorgaande weg een rijtje winkeltjes en restaurantjes, waar we weer voor weinig heel lekker tandoori en naan gaan eten.

Dinsdag 21 januari, Port Dickson – Kelang, 45 mijl. Rustige zeiltocht met mooi weer, weinig wind, dus af en toe motortje bij, naar een delta met rivierarmen, in één waarvan de grote industriehaven Kelang is gevestigd, Wij nemen een rustige ‘arm’ met een paar fishfarms waartussen voldoende ruimte is om heel rustig tussen de mangroven geankerd te liggen. Verderop liggen de catamaran Southern Wing en de monohull Watusi, beide Aussies, we maken (nog) geen contact, want de avond valt en morgen om zes uur willen we varen.

Onderweg, in de toegangsgeul naar Kelang hadden we een loods van boord zien gaan bij een containerschip, op volle snelheid, spectaculair.

Woensdag 22 januari, Kelang – Che Lias, 58 mijl. We willen het liefst door naar het mooie eiland Pankor, maar tis te ver voor een dagtocht (80+ mijl) en Josien is nog niet fit genoeg voor een nacht doorzeilen. Op open zee zou ik dat wel alleen kunnen, maar hier barst het echt van de vissers: trawlers, drijvende netten, krabkorven, visstaken, fishfarms, het is er allemaal in groten getale.

Er is een tussenstophaventje, op 60+ mijl, dat proberen we. Maar helaas, te weinig wind om echt gang te maken en die heerlijke mee-stroom laat het ook afweten hier (de Straat wordt breder). Dus halen we het niet. Dan maar ankeren onder de kust, dat ging bij Tohor ook goed en het is rustig weer. We vinden een plekje, mijltje uit de kust (dichterbij is het te ondiep) op rustig water met net aan internet. Prima (denken we). Na een halfuurtje komt er een visser iets vertellen in het Maleis en gebarentaal, we denken dat ie ons vertelt dat we goed moeten opletten voor visnetten. Ja dat weten we en ja dat doen we, selamat en teramakasi. Half uur later andere visser, spreekt een beetje Engels, ramt met z’n bootje tegen Inísh en meldt ons dat we weg moeten want dit is hun vaste visstek. Waarnaartoe dan? Een kilometer naar buiten (waar het al veel minder rustig is) Shit! Maar hij is onverbiddelijk en we gaan dus maar. Hij vaart voor ons uit en wijst op de vierkante centimeter waar ons anker moet vallen. Ik lig dan niet meer rustig, Inísh ook niet, maar we kunnen ook niet meer weg, want overal om ons heen . . . . visnetten. Tegen elven probeer ik toch maar te gaan slapen en zowaar, het lukt. Want om kwart voor twaalf wordt ik ruw gewekt door twee jongens in een ander bootje die een wel heel grote vis in hun net hebben gevangen: Inísh. Blijkbaar zetten ze hun netten dwars op de kust en de stroom uit, honderden meters lang, en het hele spul laten ze met de stroom meedrijven, hun bootje aan één uiteinde van het net. En als je dan niet oplet, en je ziet een ankerlicht én een rood schitterlicht van een zeiljacht over het hoofd, kan het zomaar gebeuren, dat je een jacht vangt, want een goed geankerd jacht drijft niet mee op de stroom. Ze zijn heel vriendelijk en verontschuldigend en maken voorzichtig hun net los van de ankerketting, maar ik ben wel weer ff wakker, en gestrest. Sukkel toch weer in slaap . . . .

Donderdag 23 januari, Che Lias - Pankor, 44 mijl. . . . en vroeg weer op (ochtendschemer van 06:30) om het laatste stuk naar Pankor te varen, waar we zonder verdere moeilijkheden ’s middags om vier uur aankomen.

Een heerlijke mooie officiële ankerplaats met vier meter helder water, een zandbodem en rondom ingesloten tussen eilandjes met wit zandstrand, palmen en granietrotsen. Daaromheen heuvels met regenwoud en een (vanaf de ankerplaats) pittoresk dorpje. Southern Wings en Watusi liggen er al. Heerlijk tot rust komen hier, alleen het veerbootje tussen Pankor en Pankor Laut (=zee) vindt ons kennelijk in de weg liggen en ronkt met een zo groot mogelijke hekgolf ieder half uur zo dicht mogelijk langs ons. Je kunt ook niet alles hebben. De buren nodigen ons uit voor een borrel aan het strand maar we zijn nog te moe en blijven aan boord. Morgen gaan we koffie drinken bij Peter en Sandy.

Vrijdag 24 januari, Pankor. Vandaag blijven we lekker liggen, want we zijn best moe na het gejakker van de afgelopen dagen en de onrust van de nachten. Hier een heerlijk rustige nacht op een beschutte ankerplaats. ’s Morgens gewekt door de “wake” van de veerboot, na het ontbijt rustig de dinghy opgepompt, eerst de opblaasbodem, dan de tubes en tenslotte het “stabiliteitskussentje” onder de vloer, waardoor het bootje nu veel stabieler is dan voorheen. Dan koffie met pannenkoekjes (soort poffertjes) bij Peter en Sandy op hun eigengebouwde ruimteschip, gigantisch wat een balzaalkajuit op die ruim 50ft cat. Ken en Catherina van de Watusi zijn er ook, dus we zijn weer eens tussen de Aussies en hebben een uitgebreid gesprek over de politiek daar, alle witte Australiërs hebben moeite met de Aborigines, terwijl die er toch veel langer wonen. Maar de witten vinden bijna allemaal, rechts of links, dat de Abo’s het land hebben uitgewoond. In tegenstelling tot de Maori in NZ. Na de koffie verkennen we het dorpje, dat er vanaf het water pittoresk uitziet, maar van binnenuit erg tegenvalt. We eten in een Chinees restoran, maar ook dat valt tegen. ’s Avonds vroeg naar bed want de wekker staat op zes uur.

Zaterdag 25 januari, Pankor – Rimau, Penang 69(!) mijl. De iPhone-wekker staat om zes uur, dus als er een geluid uit het ding komt staat de schipper naast z’n bed, wast de slaap uit de kop en gaat Inísh zeilklaar maken. Josien komt er slaperig achteraan en gaat koffie zetten, ook om wakker te worden. Anker omhoog en varen. Al snel zien we de flikkerlichtjes van de eerste vissers . Shit, je kan zo maar een net in je schroef krijgen, dus motor uit en met het hele kleine beetje wind en stroom met 1,5 knoop het gat uit naar open zee, duurt een stief kwartiertje maar is wel safe (klapschroef dicht dus geen net erin). Verder naar buiten minder netten, meer diepte, dus minder gevaar. Motor weer bij en als ik dan kijk hoe laat het is zie ik de klok op 05:20 staan. Hoe kan dat nou weer? Wat blijkt: Rogier had ons een sms’je op NL-tijd gestuurd, dat bij ons om 04:40 met ringtone binnenkwam, door mij geïnterpreteerd als wekker, dus hadden we vandaag echt een vroegertje. Komt achteraf goed uit, want er is weinig wind en de stroom begint pas tegen de middag mee te lopen, wel een hele knoop daarna. Etienne had een ligplaats in de Straits Quay Marina voor ons aangevraagd aan de havenmeester, de haven is vol, maar de boxen zo ruim dat we wel bij hun langszij kunnen. En ik had zelf ook al gebeld, maar nog geen bevestiging gekregen. Dus zodra we binnen gsm-bereik van Penang zijn bel ik de marina weer en

krijg te horen dat er geen plaats is (kreun), maar als ik La Luna noem, en Etiennes naam, hoor ik: “Oh, your Etiennes friend! Yes, you can come in tomorrow”. Zucht van verlichting en fijn om de jongelui weer te gaan zien. De laatste paar uur kunnen we met een NW seabreeze van 11-13 knopen nog even zalig zeilen op vlak water en om 18:30 laten we ons ankertje vallen in 5 meter water in een mooi baaitje aan de zuidkant van een klein eilandje, Rimau, net ten zuiden van het grote eiland Penang. We eten een door Josien onderweg versgebakken broodje met tonijnsalade en als we daarna genieten van een bak koffie in de kuip in de schemering, zien we op het nabijgelegen strand een groep van wel tien apen verschijnen, die spelen en ruziën met elkaar. Wat een feest! Als even later een vissersbootje daar de kust nadert zijn ze snel weer vertrokken. We hebben een rustige nacht, alleen hoor ik af en toe het anker schuren tegen koraal of rots.

Zondag 26 januari, Rimau – Straits Quay Marina, Georgetown, Penang, 16 mijl. Als we om acht uur ankerop willen blijft de ketting haken achter rots of koraal. En het kost een hoop moeite en veel voor- en achteruit op de motor, voordat het anker omhoog komt. Maar dan kunnen we ook, weliswaar tegen wind op de motor, tussen Penang en het vasteland de 16 mijl naar de marina overbruggen.

Of liever onderbruggen, want we moeten onder twee giga hangbruggen door, die het eiland met het vasteland verbinden. We vragen ons af of dat nou wel nodig is: ja dus, want Georgetown, de hoofdstad van Penang blijkt een wereldstad met een flink stuk koloniale geschiedenis. Maar daarover later.

Het wordt toch nog na twaalven als we conform de aanwijzingen van Denise en Etienne zonder problemen de ondiepe haventoegang nemen en de marina indraaien, waar we ze al gauw op de kade ontdekken om onze touwtjes in ontvangst te nemen. En heel rustig vlijt Inísh zich tegen La Luna en moeten de bemanningen eerst eens een uurtje bijkletsen voor ik me ga melden bij het havenkantoor. Daar wordt ik vriendelijk ontvangen door John, een oudere cruiser uit Edinburgh, Schotland, die hier is blijven hangen en nu de manager van dit luxe haventje is. Voor 40 ringgit per nacht mogen we er tenminste vier blijven, waarvan twee in het welkome gezelschap van La Luna’s crew. ’s Middags gaan we onze eerste boodschappen doen bij Tesco (ja erg Engels hier, én 7-24 economie). Daarna met D&E gezellig eten in de shopping mall.

En om acht uur zien we een fantastisch optreden in het havencomplex van een paar Chinese jongens die een drakendans op palen doen. Wat een lichaamsbeheersing en wat een sierlijkheid. Genieten! Daarna nog lekker koffie en een biertje in Inísh’ kuip met de buren, en verder bijpraten, voor we het weten is het half twaalf.

Maandag 27 januari - vrijdag 31 januari, Straits Quay Marina, Georgetown, Penang. We wilden net als in Malakka de “heritage walk” uit de Lonely Planet doen, maar Denise en Etienne gaan ook naar de stad, om twee boeddhistische tempels te bekijken, en . . .

. . . samen is wel zo gezellig, dus gaan we met ze mee.

Eerst tempels. Vooral de eerste (Birmees) is prachtig en voedt "our spiritual spots".

De tweede (Thai) vinden we minder mooi.


Daarna bij een straat-restoran-tje wat eten en drinken, wij zijn helemaal verslingerd aan de ijsthee hier (vers gezet, niet uit blik).

’s Middags gaan we op aanraden van D&E het “Blue Mansion” van de Chinese Rockefeller Cheong Fatt Tze uit de vorige eeuw bekijken en dat is inderdaad erreg mooi!

Een smaakvolle mix van Chinese architectuur, Europese onderdelen en ornamenten en plaatselijke materialen.

We krijgen een kundige én geestige uitleg van de gids, een Chinese dame . . .

. . . en tevens een mooi tijdsbeeld van Penang en kolonialisme in deze regio. Ik was vroeger nogal geneigd om de wereld(geschiedenis) in brokken en landen op te delen, maar op zo’n wereldreis leer je verbanden te zien, onze Indisch-koloniale geschiedenis blijkt heel erg verweven met die van Maleisië en van veel meer landen in de regio, zoals Japan, China, Midden Oosten en waarschijnlijk meer. We raken in gesprek met een Londenaar die tegenwoordig op Orkney woont en hier op bezoek is bij z'n zoon. Hij nodigt ons uit in z'n huis West End in St. Margarets Hope aan de Skapa Flow. Nou als we weer eens in Schotland zijn, heel graag.

Dinsdag zwaaien we eerst La Luna uit, die ons voorgaat naar Langkawi, daarna doen we een daggie rustig: de was, paar klusjes, aanvraag voor toegang tot de Chagos eilandengroep (midden in de Indische Oceaan, knipt de oversteek in tweeën) bij de Engelse regering (anders mag je d’r niet ankeren), boodschappen en uit eten. Je kunt hier echt niet zelf koken voor dat geld. Woensdag weer een echte toeristendag. Eerst willen we met de kabelbaan de Penang Hill (+820 m.) bestijgen, voor klimmen zijn we helaas te krakkemikkig geworden. Maar de bus gaat niet langs de beoogde overstapplaats, we bevinden ons ineens in het oude stadscentrum.

Dat wilden we later bezoeken, maar kan ook eerst. We zien de Townhall, en het oude Engelse fort Corwallis, waarvan alleen de buitenmuur te bezichtigen is.

Dan wandelen we over de Clan Jetty’s, simpele houten vlonders op palen ver de rivier in met Chinese (Clan) huisjes erlangs, beetje Marken op het water, zeg maar. Wel mooi, met veel huistempeltjes en uitingen van het nieuwe jaar (van het Paard) dat de 31e begint. Heel Georgetown staat in het teken ervan.

Dan lopen we nog door wat straatjes met de hier beroemde Street art, de bekendste missen we, maar we zien toch heel aardige muurschilderingen.

En zomaar een foto van mooie bloemen bij een tempel, voorzien van Chinese wenskaartjes. En dan in de bus naar Penang Hill. De bus doet er een uur over omdat het verkeer hier helemaal vast komt te zitten doordat Penangers die elders wonen en werken allemaal thuis komen voor het nieuwjaar en inmiddels ook allemaal genoeg geld hebben verdiend om een (vaak dure) auto te rijden.

Maar eindelijk kunnen we met de funicular naar boven en genieten van het weidse uitzicht over stad, eiland en Malakka Straat.


Het valt ons op dat er veel mensen uit het Midden Oosten zijn, dat zien we aan de paartjes waarvan de man is gekleed in moderne merkkleding en er zelfbewust bijloopt, terwijl zijn vrouw nog net niet in een boerka loopt maar wel geheel bedekt is met zwart, inclusief gezichtssluier. Wat zullen die het warm hebben hier. Zo anders dan de lokale moslima’s, die wel (meestal) een hoofddoekje dragen, maar verder (zo op het oog) vrolijk en sociaal door het leven gaan. Onze vervelendste ervaring was, dat gisteren een kassière weigerde om de ham aan te raken die we op de kassaband hadden gelegd. Terwijl die ham toch in dubbel plastic was verpakt. Ze keek echt vuil naar ons, ‘k had ’t eerst niet eens door. Enfin, op de heuveltop (volgens mij is het een berg, toch? ruim 800 m.?) zijn eet- en drinkgelegenheden, een speeltuin, uil museum, moskee en hindoetempel. Het mooiste vonden we deze kaart, opgeprikt in de tempel:

Nadat we weer zijn afgedaald naar lager sferen gaan we naar hogere, ditmaal spiritueel, want tenslotte brengen we nog een bezoek aan de grootste boeddhistische tempel van Maleisië, de Kek Lok Si Tempel,

. . . met als hoofd-attractie een dertig meter hoog prachtig bronzen beeld van mevrouw Kuan Yin, godin van barmhartig-heid.

Mooie tempel, maar erg commercieel en volop in verbouwing, in het algemeen én ten behoeve van de viering van nieuwjaar, het geheel wordt fors in de (l.e.d.)verlichting gezet. Het spirituele gevoel ontbrak ons derhalve, in tegenstelling tot eergisteren.

Er is ook nog een pagode. Later lopen we de heuvel af richting bushalte en nemen onderweg nog een lemon ice tea tot ons . . . oeff wat is het heet vandaag. Bij de bushalte raken we in gesprek met een Portugees die daar al bijna een uur staat te wachten en al veel bussen aan zich voorbij heeft zien gaan. Datzelfde overkomt ons, maar omdat we zo’n geanimeerd gesprek hebben is dat niet erg. We hebben veel gespreksstof over het Verre Oosten, Portugal, Leiden en Den Haag en fietsen. Uiteindelijk arriveren we tegen zevenen bij het busstation in de stad en vinden daar een . . Indiaas restoran, waar we heerlijk dineren, mèt lemon ice tea en dan tevreden Inísh-waarts gaan. Koffie, koude douche, boek in de tegen muggen afgeschermde kajuit en lekker slapen na alle activiteiten en indrukken. Donderdag een wasje, vaarbericht op de site, water innemen, naar de Tesco voor victualiën, Inísh nazien want morgen willen we richting Langkawi. Maar vannacht eerst nog de (Chinese) jaarwisseling.

En tenslotte nog een foto van (het jaar van) het paard: