Vaarbericht Inísh 2016-04, Namibië - Sint Helena.

20 maart – 29 maart, Walvisbaai (Namibië) – St. Helena, 1225 mijl. Saol Eile is uiteindelijk zaterdag vertrokken, Yolo ook. Minnie B was vrijdag al weg, het bijgeloof tartend. Wij gaan zondag en binnen een paar dagen hebben we weer regelmatig contact met onze buren en met nog een aantal jachten, al zijn we enkele honderden mijlen van elkaar verwijderd, via de kortegolf (SSB) radio in het South Atlantic Cruisers Net. Iedere dag om acht uur 's morgens en 's avonds even horen of iedereen er nog is (gelukkig wel, je zou toch schrikken, zeg!), wat de positie is, de snelheid, de koers, wind en golven, en “all well on board”. Zodat we al snel allemaal aan het vergelijken zijn en het ook een beetje een race wordt. Wij zullen uiteindelijk Saol Eile bijna voorbijlopen. Vooraf zagen de gribfiles er veelbelovend uit: bijna de hele periode 15-20 knopen wind uit zuid-oost, het is tenslotte passaatgebied hier. Maar al snel moesten we weer even slikken, want Sam, onze weergoeroe van de Kaap, zal ons ook deze tocht via SSB begeleiden met toegesneden windverwachting. En hij voorspelt meteen al 30 knopen voor de tweede dag. Nou ja, we kunnen niet meer terug en op de vorige tochten heeft Inísh zich ook al weer bewezen. Dus slikken en doorgaan. We krijgen die dertig, maar ook ditmaal gedraagt onze dame zich bevallig en neemt al die tot vier meter hoge achteropgolven met speels gemak, hoewel ze heel af en toe ook een ongewenste opdoffer moet incasseren, waar wij even wit van wegtrekken, maar die Inísh goed verdraagt, meestal begeleid door een zoute douche of bak water over dek of in de kuip. Gelukkig zit ik weggedoken onder de buiskap met de “rits-pui-tjes” dichtgeritst, zodat ik het goed droog kan houden de hele tocht. De zeilen worden steeds verder weggereefd, tot we uiteindelijk nog met een viermaal gereefd grootzeil en een puntje genua door de oceaan rollen. En we verbazen ons opnieuw, dat Inísh met zo weinig zeil zo mooi snelheid kan houden. We hadden ons normale daggemiddelde van 100 mijl al naar boven bijgesteld tot 120 mijl (5 knopen), maar bijna iedere dag halen we 144 mijl (6 knopen), zodat we in negen dagen (10 gepland) de oversteek doen. Na twee dagen neemt de wind af tot de beloofde 15-20 knopen en vanaf dan wordt het ook genieten, we zeilen er snel doorheen met die boost achterop. Alleen breekt ons windvaan-hulproer halverwege. En dat was net hersteld door Baden in Simons Town. Op dat apparaat lijkt wel een vloek te rusten. Met veel moeite halen we het afgebroken deel binnenboord (sleepte achter de boot aan een borgtouwtje) en stouwen het in de kuip, wel lastig daar. Gelukkig doet onze elektrische Autohelm-stuurautomaat het na zeventien jaar trouwe dienst, waarvan zes met hard werken, nog steeds voortreffelijk. . .

. . . Daar moeten we dan maar op blijven vertrouwen. Alleen dreigt er nu weer een stroomprobleem, want ons zonnepaneel is prima, maar met zoveel stroomverbruik en veel bewolking onderweg gaat het mogelijk nog lastig worden. Dan de koelkast maar wat vaker uit. Halverwege nemen we nog een solarshower in de kuip, want we gaan stinken, we merken dat het iedere dag warmer wordt. En iedere dag komt tien minuten later de zon op, en iedere dag drie kwartier later de volle en dan afnemende maan, die ons veel licht geeft 's nachts. En we zien weer een ongeëvenaard mooie sterrenhemel zo bijna op de evenaar, Zuiderkruis, Orion, de planeten Jupiter, Venus en Mars, zelfs een stukje Grote Beer.

Ook halverwege passeren we de lengtegraad van Hoorn, zodat we virtueel, spiraalsgewijs, onze aardbol hebben gerond. Alleen hebben we ons eigen kielzog nog niet gekruist, dat kan pas voor de kust van Frans Guyana. We nemen er een drankje op. Iedere dag gaan twee vislijnen achter de boot, voorzien van Brians adviezen, maar die mogen niet baten want we vangen niks, dus eten we blikvoer aangevuld met verse groenten, waar Josien evengoed mee kan toveren. Halverwege bakt ze ook een heerlijk brood. De dag voor aankomst (o ja, das waar ook, het is Pasen), Paasmaandag dus, is glorieus. Veel zon en waar de gribfiles tien knopen wind achterop aangaven, net te weinig om knap te zeilen, krijgen we er (halleluja) 12-15, zodat we weer een mooi daggemiddelde kunnen noteren en heerlijk 6+ knopen zeilen op bijna vlak water. Genieten! De meeste reven zijn er inmiddels uit. De genua meestal uitgeboomd. Door onze nieuwe passaat-inrichting hoef ik niet meer bij de mast vandaan voor de spi-boom, een hele verbetering!

De laatste nacht is een lange, met veel zeilwisselingen door schiftende wind, buien, te weinig wind, maar dan, tegen het ochtendgrijzen (het is helaas zwaarbewolkt met af en toe een miezertje) zien we de lichten van het eiland, én die van Saol Eile, schuin voor ons, tot drie mijl hebben we ze ingehaald (was ruim honderd). Maar dan starten ze de motor en op de AIS zien we ze er met ruim vijf knopen vandoor gaan, wij lopen er nog maar drie, met veel zeilgeflap en -geknal door de deining. Dan ook maar het dieseltje erbij, Het is nog maar vijftien mijl en het paard ruikt de stal. We zijn het zat ook. Nog een laatste positie-uitwisseling via het S. A. Net, hierna is van ons groepje alleen Tulata nog maar onderweg, dus bied ik aan om iedere ochtend even haar positie op te nemen, dat wordt op prijs gesteld. Aan de moorings ligt al een tiental schepen, waaronder de ons inmiddels bekende. Via de marifoon krijgen we allerlei adviezen hoe het beste een mooring op te pikken, maar Inísh is klein, dat heeft soms voordelen, bijvoorbeeld dat het dek niet zo ver van het water is, dus met gemak en de pikhaak pakt Josien een mooring-ring op en haal ik er, op de buik aan dek liggend, een lijn doorheen. Dan nog één en klaar is Inísh. We krijgen complimenten voor onze snelle oversteek en kunnen voldaan even uitrusten in de kuip en onze nieuwe omgeving opnemen.

Van hieruit ziet St. Helena er kaal en dor uit, maar we zullen ons nog verbazen. Dan snel aan het werk omdat de ferry ons komt oppikken voor inklaren en een eerste verkenning van Jamestown. De bevolking is een mixture van blank (voornamelijk Brits en Zuid-Afrikaans) en Indiaas, naar ik aanneem ooit als koelies hierheen gebracht. En ze zijn zéér vriendelijk en behulpzaam, constant worden we links en rechts begroet. Het inklaren gaat efficiënt, soepel en vriendelijk, op z'n Brits zou ik zeggen. We hernieuwen de kennismaking met de bemanningen van Minnie B, Yolo en Saol Eile, drinken koffie op een terras met een andere crew en kijken wat er zoal te koop is hier. De meeste kruidenierswaren zijn er wel, maar vers spul is schaars. Een telefoonkaart vergeten we maar, want die is hier onbetaalbaar. Ze hebben hier pas en jaar GSM! Vandaag alleen een satelliet-sms'je naar de kinderen en internet moet een paar dagen wachten tot het internetcafé. Phil van Minnie B komt vragen of we morgen meegaan op een eilandtoertje. Nou graag.

30 maart – 1 april, St. Helena. Dus woensdag weer vroeg op, ontbijten, contact met Tulata, die zeilen lekker. Dan met de watertaxi naar de kant (eigen dinghy's willen ze niet vanwege de aanlanding die soms halsbrekend kan zijn door de swell), waar het op de kade een drukte van belang is, omdat het halve stadje is uitgelopen voor de spullen die met de grote ferry zijn aangevoerd. Tot nu toe gaat alle passagiers- en vrachttransport met een ferry vanuit Kaapstad. Wel logisch, want Kaapstad was lang Engels en is één van de dichtstbijzijnde havens. En net vandaag komt het schip, de “St. Helena” op de rede voor anker. Maar . . . in mei landt hier het eerste vliegtuig, waarover later meer.

Nu eerst naar de bank voor St. Helena ponden (we hadden wat Engelse gekocht in Kaapstad, maar die gingen bijna op aan inklaren en havengeld, ATM's hebben ze hier niet).

Om half tien (het is hier UTC-tijd, dus twee uur vroeger dan Hollandse zomertijd, voor ons de klok ook twee uur terug) komt 80(!)jarige tourguide Robert (moeder van 98 jaar) ons ophalen met z'n aftandse Datsun-bakkie met houten bankjes in de laadbak, van waaruit we onze ogen echt uitkijken, zo mooi en afwisselend is St. Helena. Het doet nog het meest denken aan Réunion.

We bezoeken het graf en laatste huis van Napoleon, die kleine charismatische volksmenner. We zien daar vooral veel mooie schilderijen en tekeningen, en zijn woon omstandigheden

Dan naar het in aanbouw zijnde vliegveld, klaar in mei, waarvan niemand zich kan voorstellen dat Engeland 250 miljoen pond uitgeeft om hier zeventig toeristen (de huidige anaccommodatie) te kunnen heenbrengen. Britse defensiebelangen misschien? Alle materieel voor de bouw en het niet-minerale materiaal moesten worden ingevoerd uit Zuid Afrika. Wel mooie werkgelegenheid hier, al is dat deels tijdelijk.

Wij gaan nog naar de adembenemend mooie oostkant van het eiland met lieflijk groene toppen (de hoogste, Diana's Peak, is bijna duizend meter) en valleien en imposante rotsformaties.

En daar blijkt dat Napoleon niet de enige gevangene van de Britten op St. Helena was, ook een aantal Boeren, krijgsgevangen tijdens de Boerenoorlogen, was hier gehuisvest, wat minder comfortabel. En de residentie van de Gouverneur is er, die heeft een mooi plekkie, waar een paar overjarige schilpadden van meegenieten, de oudste is ruim honderdnegentig, heeft nog bijna Napoleon meegemaakt.

Ook groeit er veel vlas, overgebracht vanuit Nieuw Zeeland. Robert laat zien hoe dat vroeger met de hand werd verwerkt tot linnen en vlastouw. Hij is overigens moeilijk te verstaan want ze spreken hier een geheel eigen Engels dialect, niet na te doen, en hij mompelt ook nog 'es. Vrij veel vee op de hellingen. Dan via een kijkje van bovenaf op Jacob's ladder, verbinding tussen Jamestown laag en -hoog zal ik maar zeggen,

en van grote hoogte op onze nietige zeescheepjes (Inísh helemaal linksboven), terug naar de haven, waar we moeizaam onze email checken, proberen een permit voor Ascension aan te vragen (lukt niet vanwege ontbrekende gegevens en zooo traag internet), we eten er een stukje vis en gaan met de ferry terug naar Inísh na een lange, geslaagde dag op weer een fascinerend eiland. Donderdag gaan we wat later naar de wal, vullen onze water-jerrycans, vragen onze permit aan voor Ascension en doen boodschappen. Ik duik eindelijk weer eens de zee in, heerlijk die watertemperatuur hier en, oo, wat is het water blauw en helder, constateer dat ons onderwaterschip er nog voortreffelijk uitziet. Goeie antifouling die Jotun! Daarna een solarshower in de kuip en de dag is zomaar weer om. Waarschijnlijk gaan we maandag of dinsdag samen met Saol Eile door naar Ascension.

De rest van de week hangen we een beetje rond in Jamestown, want het is erg moeilijk om vervoer over het eiland te krijgen.

Maar hier is het ook wel goed toeven. Er is een wat koloniaal aandoend hotel, het “Consulate”, waar je koffie kunt drinken en met veel moeite een half uurtje internetten. Daar verzamelen de Yachties meestal. Intussen is Jamestown vergeven van de Braziliaanse jongemannen, want er is een oorlogsschip van de overburen binnengelopen, overal hoor je Portugees. Vrijdag-ochtend komt Tuuletar (zoals ze blijkt te heten, naar een Finse Godin) binnenlopen, een Nauticat, zoals Frans Banis had, en Marc en Pat blijken zeer innemende Aussies, zoals we door hun stemmen al hadden verwacht. Ik koop toch nog maar weer een T-shirt, met het opschrift: “Where on earth is St. Helena” en heb er veel bekijks mee. Zondag blijven we lezen en luieren aan boord, want er is echt geen ene moer te doen in het stadje, behalve kerkgang, er zijn er zat hier, kerken en geloven. Maandag brengen we de was naar de Laundry, de gasfles naar het vulstation en we gaan uitklaren, want het is weer mooi weest. Op naar Ascension. Maar waar we in Zuid Afrika vaak niet konden zeilen vanwege teveel wind, nu worden we geconfronteerd met het tegendeel: drie dagen met minder dan 10 knopen achterop: te weinig. Dus wachten we tot vrijdag, dan pikt'ie weer op en kunnen we waarschijnlijk samen met Saol Eile vertrekken, wel zo gezellig. Dus maar weer een wandeling rond de kliffen naar Ruperts Bay, eentje naar de waterval, die droog staat, toch is het er mooi. We maken een afspraak met de National Trust, voor een vogelwandeling naar Diana's Peak en Tuulatar nodigt ons uit voor een borrel. Iedere dag volgen we het, inmiddels tot “Buckaneers Net” omgedoopte cruisers-netje, goed te weten hoe het iedereen vergaat die ons voorgaat.